Cultuurbarbaren
Afgelopen vrijdag bezocht ik een literaire avond van het toegankelijke soort. Althans, dat dacht ik. De schrijvers kwamen onder opkomstmuziek op en er waren meer mooie meisjes dan grijsaards aanwezig. Toch bleek mijn literaire kennis niet toereikend, ontdekte ik tijdens een interview met een schrijver die als hostess in nachtclubs in Tokio werkte en een roman over haar ervaring had geschreven.
Het ging uiteraard even over de door ons westerlingen zo onderschatte Japanse letteren. De auteur noemde een naam. De interviewer bromde goedkeurend en zei iets als ‘aah, die jonge schrijver die het zo moeilijk wordt gemaakt door oudere generaties toch?’. ‘Ja, die’, zei de schrijver. En tevreden zetten zij het gesprek voort. Ik hoorde de conversatie van zopas over de hoofden van het jonge publiek suizen. Japanse schrijvers die geen Murakami heten, blijven voorlopig wel even onbemind.
Een week eerder liep ik rond op de opening van de Malevich-tentoonstelling in het Stedelijk Museum. De uitnodiging moet door een misverstand in mijn brievenbus zijn beland, want ik wist van Malevich niet meer dan Rus - abstract - zwart vierkant.
Gelukkig bereidden mijn gezelschap en ik me gedegen voor en keken we Joost Zwagermans blitzcollege over Kazimir Malevich bij De Wereld Draait Door terug. Daardoor leerden we dat Malevich in het zwarte vierkant het eindpunt van de abstracte kunst zag en hoe zijn religieuze zoektocht naar abstractie latere meesters inspireerde. Dat gaf ons een referentiekader om de kunstwerken in te plaatsen. Een startpunt, om ons daarna aan onze eigen verbeelding over te geven.
Tijdens de opening kwamen we een leeftijdgenoot tegen die de tentoonstelling voor een dagblad had moeten recenseren. Die klus zat er reeds op en opgewekt leidde hij ons op ons verzoek rond door de witte zalen. Zaal 1. ‘Hier zie je hoe Malevich een boodschappenlijstje afwerkte, hij probeerde alle stijlen die hij tegenkwam uit.’ Zaal 2. Een reproductie van een legendarische tentoonstelling die in 1915 in St. Petersburg plaatsvond. Het beroemde zwarte vierkant hing in de nok. Daaromheen omlijste abstracte strakke figuren. ‘Ik probeer zelf altijd herkenning te zoeken in die figuren,’ zei de kunstcriticus. ‘Kijk, een ruimteschip.’
Ik hou van kenners die hun pretenties opzij zetten en hun kennis gul en toegankelijk met de geïnteresseerde onwetenden delen.
Want ga naar een willekeurig concert in het Concertgebouw en stel je eens voor hoeveel van de aanwezigen over twee decennia nog leeft. Ook operazalen en kunstsociëteiten lopen leeg, wordt me verteld. Waarom? Omdat de behoefte aan schoonheid en vervoering afneemt?
Natuurlijk niet. Het ligt aan gecreëerde ontoegankelijkheid.
Ongeveer een jaar geleden verliet ik gedesillusioneerd de Mike Kelley-tentoonstelling in hetzelfde Stedelijk. Wijlen de kunstenaar was belangrijk, hij had de volledige badkuip tot zijn beschikking, maar door de volledig abstracte museumteksten en het ontbreken van ook maar één handreiking aan Hen Die Nog Niet Ingewijd Zijn, vielen vooral de poep-en-knuffelseks-excessen van Kelley op. De kunstpoortwachters die hierachter zaten, weigerden blijkbaar functioneel door de knieën te gaan.
Stel je voor dat ze straks nieuwe bewonderaars moeten verwelkomen!
Toen ik vijftien was, propte ik het nieuwe album van Robbie Williams in mijn cd-wisselaar. De popster had een big band-album met jazz-invloeden gemaakt en critici spraken er schande van. Bezoedeling van een rijke traditie! Na het grijsdraaien van Swing When You’re Winning, kocht ik een cd van Nina Simone, toen van Duke Ellington, toen van Chet Baker. En zo verder. Door Robbie Williams leerde ik jazz interpreteren en waarderen, en met mij ongetwijfeld miljoenen anderen, terwijl de jazz-elite met dedain Williams evangeliewerk afkraakte.
In de kantoren waar de onbegrijpelijke museumteksten zijn geschreven, kijkt men waarschijnlijk ook neer op de toegankelijke kunstcolleges van Zwagerman. Terwijl misschien ergens in Nederland in een huiskamer een meisje bedwelmd raakt door Malevichs werk, met haar ouders naar Amsterdam reist, voor altijd verliefd raakt op de Russische avantgarde en ooit uitgroeit tot de nieuwe directeur van het Stedelijk.
Ik heb te doen met cultuurbarbaren die hun zelfvertrouwen ontlenen aan de gedachte dat zij wel weten wie die ‘véél te weinig gelezen’ Japanner is, en de vijfhonderd andere aanwezigen niet. Ik bewonder hen die de hoge cultuur kunnen bevatten, door de knieën gaan en hun kennis intelligent en toegankelijk overbrengen op hen die ware schoonheid willen ontdekken.