Een vriendin gaat trouwen en hoewel ik nog geen officiële uitnodiging heb ontvangen, vrees ik dat ik niet op het huwelijk zal verschijnen. Wat misschien ook niet zo erg is, want de vriendin zelf gelooft niet dat het huwelijk lang zal duren. Het trouwen zelf schijnt ze belangrijker te vinden dan de duur van de verbintenis, wat een opluchting mag heten, zo’n relativerende opvatting over het eigen huwelijk.

Het laatste huwelijk dat ik bijwoonde, was van mijn Oostenrijkse vriendin Sigrit, die in december 2013 in St. Christoph am Arlberg trouwde. Het was een moeilijke tijd, ik zat in een crisis. Beter gezegd: mijn relatie zat in een crisis. Misschien was ik ook gewoon oververmoeid, maar nog voor het nagerecht werd geserveerd, excuseerde ik mij, zowel bij mijn tafelgenoten als bij de bruid, en ging terug naar mijn hotelkamer. Zittend in het restaurant, naast een dame uit Wenen, met wie ik een moeizaam maar genoeglijk gesprek voerde, had ik mij langzaam zien instorten. Het was alsof ik uit mezelf was getreden en mijn eigen neergang bestudeerde. Er lag al behoorlijk wat sneeuw in St. Christoph am Arlberg, en ik dacht vooral: ik moet straks door die sneeuw terug naar mijn hotel, als ik eenmaal mijn hotelkamer heb bereikt komt alles goed.

‘Ik moet straks door die sneeuw terug naar mijn hotel, als ik eenmaal mijn hotelkamer heb bereikt komt alles goed’

Toch is dat niet de reden dat ik het huwelijk van mijn Duitse vriendin niet zal bijwonen. Ik denk niet dat ik opnieuw zal instorten - eigenlijk kan ik iedereen zo één keer in de vijf jaar een instorting aanraden, vooral als die instorting niet langer dan 24 uur duurt. Overigens verkeer ik in goed gezelschap, want ook de vader van mijn Duitse vriendin zal niet komen opdagen. Hij is tegen het huwelijk. Niet tegen het huwelijk in het algemeen, wel tegen het huwelijk van zijn dochter.

Dergelijke strenge opvattingen houd ik er zelf niet op na. Ik gun iedereen zijn huwelijk en ik ken de bruidegom. Hij lijkt mij een goede kerel; dat hij al twee huwelijken achter de rug heeft en een stuk of vijf kinderen heeft verwekt, pleit alleen maar voor hem.

Vrijdag dineerde ik met zijn aanstaande vrouw in Düsseldorf. Ze maakte een gespannen indruk. Hoe ouder ik word, hoe meer ik besef dat huwelijksfeesten niet het beste in de mens naar boven halen. ‘Ik denk dat ik over een jaar weer gescheiden ben,’ zei ze, ‘maar het belangrijkste is nu: eerst trouwen.’

‘Waarom trouwen als je toch gaat scheiden?’ opperde ik. Niet trouwen bespaart een hoop geld en moeite.

Maar een dergelijke redenering vond ze prozaïsch. ‘Het gaat erom dat je getrouwd bent geweest,’ verklaarde ze.

Ze ging even naar buiten om te roken en toen ze terugkwam zei ze: ‘Ik hoop echt dat u op mijn feest komt. U mag ook iemand meenemen.’ Hoewel we elkaar vrij goed kennen, blijven we ‘u’ tegen elkaar zeggen. Dat vinden we prettig.

Ik moest weer denken aan St. Christoph am Arlberg. Er waren skiërs die met fakkels de berg afskieden om het huwelijksfeest luister bij te zetten, terwijl de gasten buiten in het donker stonden te verkleumen. Het had iets indrukwekkends, maar ook iets licht fascistisch.

Maar dat maakte niets uit. Thuis ben je waar je met de fascisten aan tafel kunt zitten.

Thuis ben je waar de doden spelletjes met je spelen In Amsterdam ontmoet de Hotelmens een vrouw waar hij eerder mee mailde. Ze had opeens weer contact opgenomen. De Hotelmens denkt dat zijn dode moeder vrouwen op hem afstuurt. Wat wil ze met dat spelletje? Lees de column hier terug