Hoe een terrorist door de mazen van het sleepnet glipte
De arrestatie van de Amerikaanse terrorist David Coleman Headley, betrokken bij de aanslagen in Bombay in 2008, wordt door politici vaak gebruikt om de noodzaak van massasurveillance aan te tonen. Maar uit nieuwe informatie blijkt zijn bloedstollende verhaal eerder symbool te staan voor het falen van de inlichtingendiensten zelf.
Op dinsdag 10 mei 2011 houdt Mark Harper, de Britse Immigratie-minister, een gloedvol pleidooi in het Lagerhuis. Het onderwerp is de langdurige opslag van de boekingsgegevens van passagiers die Groot-Brittannië in- en uitreizen. Volgens Harper is deze massale opslag van persoonsgegevens noodzakelijk.
Dan valt de naam David Headley.
Deze Amerikaan was betrokken bij de aanslagen in Bombay op 26 november 2008, waarbij 166 mensen de dood vonden. In 2009 werd hij gearresteerd op verdenking van het beramen van een nieuwe aanslag, dit keer op het kantoor van de Deense krant Jyllands-Posten, dat de beruchte Mohammedcartoons publiceerde. De FBI had hem gevonden door passagiersgegevens uit te pluizen. Twee jaar geleden werd hij tot 35 jaar gevangenisstraf veroordeeld.
In de zomer van 2013 komt Headley weer in het nieuws. Een aantal hooggeplaatste Amerikaanse veiligheidsfunctionarissen vertelt parlement en pers dat de grootschalige surveillanceprogramma’s van de National Security Agency belangrijk zijn geweest om Headley te pakken te krijgen.
De keuze om Headley als posterboy van succesvolle massasurveillance te gebruiken, is opmerkelijk. Uit diepgravend onderzoek van ProPublica en Frontline blijkt namelijk het tegendeel. Headley kon, onder de neus van minstens vijf inlichtingendiensten, jarenlang zijn gang gaan.
Het toont wat mij betreft niet zozeer het falen van de inlichtingendiensten aan - daarvoor is deze zaak te ingewikkeld. Het biedt vooral inzicht in het gespin en opportunisme dat politici en veiligheidsbazen aan de dag leggen om vergaande massasurveillance te legitimeren: een onderwerp waar ik binnenkort nog uitgebreid op terugkom in een aantal verhalen over digitaal grenstoezicht.
Maar eerst, wie is deze David Headley?
Van drugsdealer naar moslimradicaal
David Coleman Headley wordt in 1960 geboren in Washington DC als Daood Sayed Gilani. Zijn vader is Pakistaans, zijn moeder Amerikaans. Het gezin verhuist later naar Islamabad, maar zijn moeder keert terug naar de Verenigde Staten en laat haar zoon achter. Op zeventienjarige leeftijd reist Headley zijn moeder achterna en belandt in Philadelphia. Al snel raakt hij aan de drugs en verhandelt hij heroïne. In 1988 wordt hij met twee kilo drugs op het vliegveld gepakt. Ter plekke besluit hij zijn handlangers te verraden en informant te worden voor de Amerikaanse Drugs Enforcement Agency (DEA).
De dag na nine eleven wordt hij door zijn DEA-begeleiders gebeld met de vraag of hij in New York en Pakistan inlichtingen wil verzamelen over mogelijke terroristen. Wat de agenten dan niet weten, is dat Headley al is geradicaliseerd. De FBI krijgt daar wel bericht van, maar doet daar in de hectische maanden na nine eleven niets mee.
De dag na nine eleven wordt hij gebeld of hij in New York en Pakistan inlichtingen wil verzamelen. Wat de agenten niet weten, is dat Headley al is geradicaliseerd
Dat pakt niet goed uit. Kort na de aanslagen op de Twin Towers legt hij contact met de terroristische organisatie Lashkar-e-Taiba, die met steun van de Pakistaanse inlichtingendienst ISI aanslagen pleegt op Indiase doelen. Volgens de DEA werd het contact met Gilani eind 2002 verbroken. Headley heeft altijd volgehouden dat het contact nog enkele jaren heeft geduurd.
In 2005 keert hij terug naar New York en krijgt daar ruzie met zijn Canadese vrouw (Headley heeft ook nog een vrouw in Pakistan). Zij stapt naar de FBI en spreekt minstens drie keer over Headley’s verblijf in Pakistaanse trainingskampen en zijn betrokkenheid bij Lashkar. De dienst doet niets met deze informatie.
In de jaren erna groeit bij de terroristische organisatie het plan om een aanslag te plegen in Bombay. Headley kan vanwege zijn dubbele nationaliteit vrij door India reizen. In twintig maanden tijd bezoekt hij vijf keer de metropool en scout hij doelwitten. Hij doet dit zo effectief, dat het oorspronkelijke plan (één doelwit aangevallen door twee terroristen) wordt uitgebreid (vijf doelwitten en tien terroristen). Headley filmt alle doelwitten en verblijft met zijn nieuwe, Marokkaanse vrouw een paar nachten in het Taj Mahal Hotel.
De inlichtingendiensten krijgen lucht van een aanslag
Verschillende inlichtingendiensten beginnen nu door te krijgen dat er iets gaande is. De NSA zou informatie hebben, de CIA hoort iets over een geplande aanval op zee en de Indiase dienst pakt wat ruis op. De bruikbaarste informatie is in handen van de Engelse inlichtingendienst GCHQ. Die onderschept al het communicatieverkeer van een van de topmannen van Lashkar. Tijdens zijn reizen in Bombay mailt en belt Headley vaak met hem. Maar hij wordt niet ontmaskerd. Ook niet als zijn nieuwe Marokkaanse vrouw naar het Amerikaanse consulaat in Islamabad stapt en daar meldt dat haar man voorbereidingen treft voor een aanslag. Na drie gesprekken worden de beschuldigingen terzijde geschoven.
Op 26 november 2008 komen tien man in een bootje in een sloppenwijk aan wal. De plek is uitgekozen door Headley. De groep breekt op en ieder gaat naar zijn uitgekozen doelwit. Wat volgt is een dodelijke tocht die 166 mensen het leven zal kosten en de relatie tussen Pakistan en India verder op scherp zal zetten.
De Frontline-uitzending van deze week onthult een bijzonder feit. Terwijl de terroristen dood en verderf zaaien, luistert de Engelse inlichtingendienst GCHQ live mee in de controlekamer van Lashkar. Daar zit de top bijeen met tv’s en laptops om de acties te volgen en te coördineren. De GCHQ kan gesprekken opnemen en al het communicatieverkeer onderscheppen. Later bleek de GCHQ nog veel meer informatie te hebben, ook al vooraf. Onbekend is en blijft of de dienst die informatie daadwerkelijk heeft geanalyseerd.
Ondanks dat zoveel inlichtingendiensten informatie hebben, blijft Headley volledig buiten beeld. Hij pendelt nog een paar keer tussen Pakistan en de Verenigde Staten en heeft de smaak te pakken. Hij wil het kantoor van Jyllands-Posten aanvallen. Lashkar wil even geen extra aandacht op zich vestigen, dus Headley zoekt contact met Al-Qaeda. Die wil wel en spoort hem aan in contact te treden met twee ‘slapers’ in Engeland.
Domme fout
En hier maakt Headley een fout. Hij belt hen. De twee mannen zijn bekend bij de Engelse veiligheidsdienst en het telefoontje wordt onderschept. De dienst meldt aan de FBI dat ene David plannen heeft voor een aanslag. De FBI heeft al snel de bron van het telefoontje gevonden: een telefooncel in het noorden van Chicago, vlakbij het huis van Headley. Omdat de FBI weet dat hij naar Engeland zal vliegen, doorzoeken ze de passagiersgegevens. Al snel komt Headley daaruit rollen.
Vanaf dat moment wordt er een grote surveillance-actie opgezet. Als hij later weer wil gaan vliegen, wordt Headley op het vliegveld van Chicago gearresteerd. Hij bekent meteen zijn terroristische plannen. Ook bekent hij zijn rol in de aanslagen in Bombay - een rol waarvan de FBI nog helemaal niet van op de hoogte is. Een onverwachte meevaller.
En dat is precies de les die uit dit bizarre verhaal kan worden getrokken. Ja een surveillanceprogramma, in dit geval de passagiersgegevens, heeft geholpen om David Headley te identificeren. Maar al die massale surveillancesystemen hebben Bombay niet kunnen voorkomen. Als politici zo nodig dit soort systemen willen uitrollen, moeten ze met een beter verhaal komen.