Vijf ideeën voor de toekomst van onze hulp aan Afrika
Onlangs erfde ik een goed doel van mijn oudtante (97). Ik bezoek een van de hulpprojecten in Kenia, en zie dat het geld van haar stichting nog weinig goed doet. Wat moet ik met het goede doel anno 2015? Vijf opties voor de toekomst op een rij.
Op de laatste dag van mijn verblijf in Kenia, sta ik vroeg op. De douche in het klooster waar ik overnacht, werkt niet meer, dus was ik me met water uit een emmer. Met mijn ingepakte tas loop ik langs de kerk en het ziekenhuis naar het zusterverblijf. Mijn laatste ontbijt.
‘Je gaat net op tijd weg,’ zegt een van de Keniaanse zusters en ze wijst naar de tuin. Het regenseizoen is vannacht begonnen en er hoeft maar één stortbui te vallen, of de hobbelige zandweg van en naar dit verlaten oord is onbegaanbaar.
Mijn Nijmeegse oudtante zette in de jaren zestig een goededoelenstichting op. Daarmee ondersteunde ze financieel dit Keniaanse ziekenhuisje. Vanuit haar geloof in christelijke naastenliefde, droeg ze zo op tal van plekken in Afrika aan tal van medische projecten bij. Ze is nu 97 jaar oud en vroeg mij voorzitter te worden. Ik erfde een goed doel.
In Nederland, maar ook in andere westerse landen, lijkt er sprake van een groeiende afkeer van hulp. Na een halve eeuw ontwikkelingssamenwerking – de Nederlandse overheid begon daar vlak na de Tweede Wereldoorlog mee - zijn we de balans aan het opmaken. Hebben onze inspanningen nu werkelijk tot verbeteringen geleid?
Die vraag speelden in het klein ook bij mij. Wat heeft de hulp van mijn oudtante precies voor impact gehad? Heeft het de wereld beter gemaakt? Met die vragen besloot ik af te reizen naar Kipkelion, Kenia, om met eigen ogen te zien hoe het ziekenhuisje erbij lag. Na een lange rit door de bergen, kwam ik aan bij een keurig verzorgd ziekenhuisje. Maar één ding klopte er niet: er was niemand. Nergens een patiënt te bekennen. Hoe dit zo is gekomen, beschrijf ik in deel één van dit tweeluik.
De vraag is: hoe nu verder? Kop in het zand steken en blijven doneren? Het hele project stopzetten of reorganiseren? Ik sprak met experts, kreeg allerhande tips van Correspondentlezers en zo kwam ik tot een lijst met opties voor de toekomst.
1. Trek de stekker eruit
Waarom, kun je je afvragen, zou je een leegstaand ziekenhuisje nieuw leven inblazen? Moet je niet gewoon concluderen dat het vroeger gewerkt heeft - toen Nederlandse monniken en zusters er de scepter zwaaiden - en nu niet meer?
De Zambiaanse econome Dambisa Moyo betoogt dat het Westen moet stoppen elk jaar miljarden naar Afrika te sturen. Het eenrichtingsverkeer zou Afrikanen passief maken. Het alternatief? Handel.
Een verfrissend idee, maar er wringt ook iets. Want stel dat de zusters van het ziekenhuis besluiten om hun tientallen hectaren land te verkopen aan landbouwbedrijven en zo op handel over te gaan. Zou dat een verbetering betekenen voor de bewoners rondom het ziekenhuis?
Er zal ongetwijfeld stroom aangelegd worden, iets waar de bewoners al jaren op zitten te wachten. Er zal een betere toegangsweg komen en dus meer mensen en meer bedrijvigheid.
Maar als je afgaat op het salaris van de Keniaanse rozenplukkers, een business die hier veel voorkomt, zou er niet veel veranderen. Het minimumloon in de agrarische sector is 1,50 euro per dag. Om een gezin te onderhouden, heb je hier minimaal 80 euro per maand nodig.
Er is nog een reden dat het geen goed idee is de stekker eruit te trekken. Het is een halve dag lopen naar het volgende ziekenhuis. In de acht dagen dat ik daar was, werd er ’s nachts een klein meisje met longontsteking binnen gebracht en een jongen wiens maag leeggepompt moest worden omdat hij niet meer wilde leven. Zijn buurjongens droegen hem op hun schouders naar binnen. Als ze een halve dag had moeten lopen, had hij het niet gered.
2. Zoek een nieuwe ‘Sister Tonnie’
In de bloeitijd van het ziekenhuisje stond de Nederlandse Ton aan het roer. ‘Sister Tonnie’ was de drijvende kracht: ze leidde omwonenden op tot verpleegkundigen en onderhield contact met mijn oudtante. Ze stond bekend als de barmhartige zuster waar je altijd terecht kon, ook als je geen geld had. Met het vertrek van Ton is de ‘spirit’ verdwenen, zeggen omwonenden die aanwezig waren op de bijeenkomst die ik tijdens mijn verblijf organiseerde. We willen een nieuwe ‘Sister Tonnie’, zei een aantal mensen. Het liefst iemand ‘from Holland’ omdat die ‘zo lief’ zijn.
Na de verkiezingen in 2007 ontstond in Kenia een bloedige strijd tussen verschillende stammen. In alle hevigheid braken er rondom het hospitaal gevechten uit. Dat het ziekenhuisje nu door Keniaanse zusters van ‘een bepaalde stam’ wordt gerund, levert spanning op. Een blanke is ‘altijd goed.’ Die discrimineert niet, is de gedachte.
Geen onuitvoerbaar idee, ook. Ik zou een verpleegstersopleiding in Nederland kunnen benaderen en ze met het ziekenhuisje in contact kunnen brengen. Zij zouden ieder jaar verpleegsters in opleiding kunnen sturen, want er is geen geld vanuit het ziekenhuisje om ze te betalen. Maar hoe ‘duurzaam’ is die oplossing? Stel je voor dat er paar jaar achter elkaar geen stagiaires zijn die het ziekenhuisje bezoeken: stort de boel dan weer in?
En houd je dan niet juist die verhouding van gever en ontvanger in stand? Het beeld van Afrika als hulpbehoevend continent is iets waar jonge Afrikanen zich steeds minder in herkennen.
3. Maak van het ziekenhuisje een toeristisch centrum
Naast het ziekenhuis staat een guesthouse. Het werd ooit door de monniken gebouwd, voor de Nederlandse gasten. Het leverde werkgelegenheid op; er moest immers gekookt, gewassen en gegidst worden. Bovendien hielpen medisch opgeleide gasten mee in het ziekenhuisje tijdens hun verblijf.
Vanuit die gedachte zou je het ziekenhuisje ook kunnen transformeren tot een centrum waar Nederlandse gasten vakantie kunnen vieren én vrijwilligerswerk doen.
Dit concept, waarin de weldoener in feite een consument wordt, is vooral in stabiele landen zoals Kenia, Zuid-Afrika en Botswana populair. Er wordt veel geld mee verdiend, omdat mensen bereid zijn duizenden euro’s voor zo’n vakantie neer te leggen. Daarmee ontstaan er ook minder fraaie praktijken. Onlangs werd in Ghana de directrice van een weeshuis ontmaskerd: ze gaf de kinderen geen eten en snauwden ze toe dat ze wel zielig moesten doen als de toeristen kwamen.
4. Geef Kenianen een ziektekostenverzekering
In Kenia heb je een nationale ziektekostenverzekering, die 160 shilling per maand kost, omgerekend 1,60 euro. Iedereen heeft recht op zorg en kan kosteloos worden doorverwezen en vervoerd naar een groter ziekenhuis, mocht dat nodig zijn.
Kon het ziekenhuisje zich niet aansluiten bij dit model? Dat vroeg Chief Soi, de hoogste lokale politicus in de regio me. Het zou nooit lukken om de mensen aan te leren iedere maand een bedrag over te maken, zei een maatschappelijk werker. Maar daar had een stamhoofd wel een oplossing voor: het bedrag voor de ziektekostenverzekering voor iedereen in oktober innen, net na de oogst. De zusters zouden er dan voor moeten zorgen dat het geld maandelijks aan de verzekering overgemaakt zou worden.
Maar wie gaat dit uitvoeren? Wie gaat de aanvraag indienen bij de overheid? Wie gaat ervoor zorgen dat het ziekenhuisje aan de voorwaarden van de verzekeraar voldoet? Wie gaat de bewoners ervan overtuigen dat ze zich zouden moeten aansluiten?
Chief Soi vindt dat ik dat moet doen. De zusters ook, want ‘blanken kunnen goed organiseren.’ Ik vind juist dat ik, als buitenstaander, dat soort zaken niet moet regelen. Kom maar met een plan, heb ik tegen ze gezegd. Dan kunnen we daarna verder praten. Maar behalve een christelijke paaskaart van de zusters, heb ik tot op heden niets ontvangen of gehoord.
5. Laat het ziekenhuis op eigen benen staan
Na mijn verblijf in het ziekenhuis, besloot ik in Nairobi met leeftijdsgenoten over dit dilemma te praten. Wat zouden zij doen? Investeren in plaats van naastenliefde, vonden de meesten. Maar hoe zou dat er dan uitzien? De 22-jarige Kenneth Chomba heeft van die vraag zijn werk gemaakt. Hij adviseert en begeleidt westerse ngo’s in wat hij ‘transitiefases’ noemt. Hij analyseert de ngo, gaat langs bij de projecten die ondersteund worden en maakt dan een plan van aanpak.
Volgens Chomba zou het voor het ziekenhuisje het beste zijn om financieel op eigen benen te staan. Zelfredzaam en onafhankelijk, zónder overheidsbemoeienis, zodat corrupte praktijken omzeild worden. Dat dat kan, heb ik tijdens mijn reis gezien toen ik een bezoek bracht aan een ander ziekenhuis in dezelfde regio. Zonder overheidsbemoeienis of hulp, runt verpleger Paul het Falyet Medical Centre. Door voor behandelingen te laten betalen en door de verkoop van medicatie verdient hij zijn geld. Paul heeft er al zijn kinderen van naar de universiteit kunnen sturen.
Maar als ik voor de prijslijst van het Faylet Ziekenhuis sta, realiseer ik me dat je met dit model ook mensen uitsluit. Een ibuprofenpil kost 10 cent. Maar een pil om een bacteriële infectie te bestrijden kost 1 euro. Een bevalling is betaalbaar, maar een aids-behandeling zal voor de meeste mensen te duur zijn.
Wat ga ik doen?
Ik ben nu een paar weken thuis. En het lukt me maar niet om te kiezen. Mijn oudtante had haar christelijke geloof. Maar wat heb ik?
Als een ultieme laatste poging, blader ik een aantal rapporten door met advies en richtlijnen hoe je dit soort projecten kan evalueren. De conclusie is natuurlijk snel gemaakt: ik moet op zoek naar projecten met meer impact. Maar als ik dan aan dat meisje met die longontsteking denk, of de bak met kots van die jongen wiens maag leeggepompt werd, dan vergeet ik die targets of efficiëntie. Dan zie ik dat er iemand is gered.
Voor mijn oudtante was ieder mensenleven evenveel waard. Zij gelooft dat ze als christen de opdracht heeft om medemensen in mindere omstandigheden te helpen. Met haar vertrek is dat geloof weggevallen. Dat gaat ook niet meer terugkomen, daarvoor moet iets nieuws in de plaats komen. Wat dat is, weet ik nog niet. En of ik het ooit zal weten is nog maar de vraag. Maar dat weerhoudt me er niet van ernaar te blijven zoeken.
Dit verhaal werd geschreven met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.