De Kammerspiele in München, bij monde van Johan Simons, hadden me uitgenodigd een stuk te schrijven. De eerste bespreking over dit stuk vond plaats in december 2010. Ik zag Simons’ bewerking van Hotel Savoy van Joseph Roth, zegde toe een stuk te zullen schrijven, zou enige tijd in München gaan wonen en belandde met een Duitse actrice (Brigitte Hobmeier) en een Nederlandse acteur (Pierre Bokma) op een feest.

Op het feest zag ik het roofdier in actie. Ik geloof dat dat de ware reden is dat men naar feesten gaat, om zelf roofdier te worden of om het roofdier in actie te zien, maar het zou nog tot de herfst van 2013 duren voor ik in München zou gaan wonen. Hoewel ‘wonen’ eigenlijk te veel gezegd is, ‘neerstrijken’ is het betere woord. Ik streek voor twee maanden in München neer. Ik legde contact met gidsen, hoteliers, militairen, kunstenaars, bordeelhouders, imams, historici, politici en wat verdwaalde burgers.

Het waren mooie maanden. Ik woonde in hotel Splendid-Dollmann in kamer 302 en ik ontdekte dat zelfs een eenpersoonskamer thuis kan worden. Daarnaast ik een paar keer het Oktoberfest en bewonderde openbare dronkenschap van zeer nabij.

Op woensdag 29 april ging (Hoppla, wir sterben!) dan eindelijk in première. Van december 2010 naar april 2015; niet alleen de molens van God en de overheid malen langzaam. Het was het laatste stuk dat Simons als intendant bij de Kammerspiele zou ensceneren.

Voorafgaand aan de première zaten wij in het café van de Kammerspiele. Ik at linzensalade met bresaola. Simons wilde hetzelfde en hij zei: ‘Langzaam wordt het acht uur.’

‘Een dialoog is eigenlijk altijd een grap. De tijd van de monoloog is aangebroken’

Misschien is dat de charme van het theater, dat de betrokkenen wachten op de aanvang. Zoals de terdoodveroordeelden wachten op de terechtstelling.

Sommige regisseurs gaan tijdens de première niet in de zaal zitten. Simons doet dat wel en hij zei dat de acteurs dat enorm op prijs stellen.

Ik zat naast hem. Te zeggen dat kijken naar het eigen stuk op een première zoiets is als doodgaan is te veel gezegd, maar het is wel degelijk een vorm van versterven.

Toen het was afgelopen zei hij: ‘Loop achter mij aan.’

Ik liep achter hem aan alsof ik naar de onderwereld liep. Door de coulissen kwamen we op het toneel uit. ‘Ik heb een keer een opera in Parijs geregisseerd,’ zei Simons. ‘Toen riepen drieduizend man boe, maar dat gaat eigenlijk volledig langs je heen.’

Er werd geen boe geroepen, althans niet hoorbaar.

Daarna was er een intiem feest. Met kaarslicht en Belgische wafels.

Ik sprak met een van de actrices, Marie Jung, en haar moeder. En een andere acteur zei: ‘De tijd van de dialoog in het theater is voorbij. Een dialoog is eigenlijk altijd een grap. De tijd van de monoloog is aangebroken.’

Ik nam toch maar een wafel.

Thuis ben je waar de nieuwe tijd is aangebroken, zelfs als dat de tijd is van de monoloog.

Op naar Afghanistan (nu eens zonder leger) De Hotelmens is vier keer in Afghanistan geweest, waarvan de laatste keer met Qader. Samen met hem maakt hij het plan weer te gaan. Niet met het vliegtuig, maar met de auto. En zonder leger. Thuis ben je waar de volgende reis naar Afghanistan wordt voorbereid. Lees hier de vorige column terug