Moet de staat een geluksmachine zijn (of liever een pechdemper)?
Premier Mark Rutte vindt dat de staat geen geluksmachine is. Regeringsleiders als David Cameron en Angela Merkel vinden juist dat geluk meer aandacht moet krijgen in overheidsbeleid. Ik ging op zoek naar het antwoord op de vraag: moet de staat sturen op geluk?
‘Stel je voor: er is een apparaat dat je elke ervaring kan geven die je wilt hebben. Geniale neuropsychologen kunnen je hersenen stimuleren zodat je denkt en voelt dat je een roman schrijft, een nieuwe vriend ontmoet of een interessant boek leest. Ondertussen drijf je in een grote tank, met electroden op je hersenen.’
In deze passage uit 1974 beschrijft filosoof Robert Nozick een ‘geluksmachine.’ ‘Zou je inpluggen?’ vraagt hij de lezer. In wezen is het een retorische vraag: maar weinig mensen zullen de controle over hun leven overgeven aan een apparaat.
Nog een gedachte-experiment. Er is een staat die enkel het geluk van de burger nastreeft. Geluksonderzoekers weten door data hoe je gelukkiger kunt worden: een roman schrijven, een nieuwe vriend ontmoeten of een interessant boek lezen. Ondertussen wordt je geluksniveau regelmatig gemeten.
Zou je inpluggen? Mark Rutte niet: ‘De Staat moet klein en krachtig zijn, geen geluksmachine die mensen hun hele leven uit handen neemt,’ zei hij in 2008. ‘Het geluk zit in de mens, niet in de staat.’ Andere regeringsleiders - zoals David Cameron, Angela Merkel en Nicolas Sarkozy - vinden juist dat geluk meer aandacht moet krijgen in overheidsbeleid. Voormalig Europees Voorzitter Herman Van Rompuy stuurde het World Book of Happiness aan alle wereldleiders en vroeg ze om geluk op hun politieke agenda te zetten.
Er is veel te zeggen voor een belangrijkere rol van geluk in overheidsbeleid. In tegenstelling tot het bruto binnenlands product (bbp), toont het de niet-materiële dimensies van welzijn. Bovendien geeft het belangrijke informatie over hoe burgers hun leven ervaren. Resultaten van geluksonderzoek stellen daarnaast maatschappelijke ontwikkelingen aan de kaak, zoals materialisme, lange werkweken en eenzaamheid.
Maar betekent dat ook dat geluk leidend moet zijn voor overheidsbeleid?
Waarom zou de overheid moeten bijsturen?
In je dagelijks leven doe je constant dingen waar je direct of indirect gelukkig van wordt. Werken doe je voor inkomen, status of toekomstperspectief, maar ook voor je plezier. En vaak doe je dingen die ook andermans geluk raken, zoals zorgen voor je kinderen of collecteren voor een goed doel.
Andere doelen – promotie maken, voldoende slapen, vriendschappen onderhouden – worden gesteld omdat ze leiden tot een gelukkiger leven. Ze zijn instrumenteel. Geluk is daarentegen intrinsiek, een doel op zich.
Om dit doel te bereiken, zijn de juiste omstandigheden van groot belang. De overheid kan hierbij helpen, bijvoorbeeld door voor goede scholen of ziekenhuizen te zorgen. Tegelijkertijd kan ze ervoor zorgen dat ze geluk niet in de weg staat, bijvoorbeeld door bureaucratische procedures te versimpelen. Het faciliteren van geluk leidt overigens niet per se tot meer overheidsbemoeienis: vrijheid is ook een belangrijke voorwaarde.
Mensen nemen vaak beslissingen die niet optimaal zijn voor hun geluk, omdat ze slecht zijn in het voorspellen van hun toekomstige gevoelens. Ze beginnen jong met roken terwijl ze niet beseffen hoe verslavend het zal zijn. Ze kopen een nieuwe auto in de verwachting dat ze er gelukkiger van worden. Maar het effect ebt al snel weg. Ook hier kan de overheid helpen: ze kan burgers informeren of stimuleren zodat ze betere keuzes maken.
Zo wordt geluk niet alleen een doel van privélevens, maar ook van overheidsbeleid. De overheid heeft daar trouwens ook zelf baat bij. Gelukkige mensen zijn productiever, gezonder en socialer. Bovendien zijn gelukkige burgers vaker geneigd om voor de zittende regering te stemmen.
De vijf versnellingen van de geluksmachine
Maar wat betekent dat dan, als geluk een rol speelt in het overheidsbeleid? Om een idee te krijgen van de mogelijkheden: een overzicht van de vijf versnellingen van de geluksmachine. Elke hogere versnelling gaat gepaard met meer overheidsbemoeienis. Welke versnelling je voorkeur geniet, hangt dan ook af van je opvattingen over de rol van de staat.
1. Meten
We schakelen vanuit zijn vrij naar de eerste versnelling. In deze stand meet het statistische bureau het geluk van inwoners. Idealiter gebeurt dit aan de hand van internationale richtlijnen, zodat resultaten met andere landen vergeleken kunnen worden. Wetenschappers kunnen de data gebruiken voor onderzoek naar de oorzaken en gevolgen van geluk.
2. Informeren
Resultaten van geluksonderzoek kunnen mensen helpen om gelukkiger te worden. Vandaar dat we de pook doortikken naar de tweede versnelling: informeren. Hierbij kun je denken aan reclamecampagnes of lesprogramma’s. Een voorbeeld van het laatste is het Penn Resiliency Program, dat ideeën uit de cognitieve gedragstherapie gebruikt om kinderen te leren omgaan met stress en uitdagingen. Volwassenen kunnen baat hebben bij de hulp van een ‘lifecoach,’ die ze helpt om goede beslissingen te nemen. Ruut Veenhoven stelt voor om dit vak te professionaliseren, net zoals de overheid dat ooit met huisartsen heeft gedaan.
3. Faciliteren
Geluk hangt af van de juiste omstandigheden. Geld, werk, gezondheid en sociale contacten zijn met name belangrijk. In de derde versnelling schept de overheid de voorwaarden voor een gelukkig leven. Denk aan het bestrijden van werkloosheid, het openen van sportfaciliteiten en het verbeteren van de (geestelijke) gezondheidszorg.
4. Duwen
Mensen nemen vaak beslissingen waar ze niet gelukkiger of zelfs ongelukkiger van worden. In de vierde versnelling geeft de geluksmachine hen een zetje in de goede richting, een zogenoemde ‘nudge.’ De ‘gelukkige’ optie wordt niet opgedrongen, enkel gemakkelijker gemaakt. In een Amerikaans experiment werd een cafetaria heringericht om scholieren gezonder te laten eten. Het aanbod bleef hetzelfde, maar het saladebuffet werd centraler opgesteld. Als gevolg werd drie tot vier keer zoveel salade verkocht.
5. Dwingen
We gaan plankgas naar de vijfde versnelling: het bestraffen of verbieden van ongewenst gedrag. Een voorbeeld is een belasting op luxegoederen of hoge inkomens. Zo’n maatregel kan de ratrace afremmen waarin mensen constant meer willen verdienen en kopen om elkaar voor te blijven. Ook kan de overheid advertenties bestrijden, die overconsumptie aanmoedigen. In Zweden is het bijvoorbeeld verboden om televisiereclames uit te zenden voor kinderen jonger dan twaalf jaar.
Wat zijn de risico’s van sturen op cijfers?
Sommige geluksonderzoekers willen de geluksmachine op volle toeren laten draaien. Zij stellen een ‘gelukspolitiek’ voor waarin geluk het enige doel is van de beleidsmakers. Er zijn andere doelen – economische groei, veiligheid, gezondheidszorg – maar uiteindelijk dienen die een hoger streven: het geluk van de burger.
Dat is geen nieuw idee. Jeremy Bentham schreef in 1776 al dat men moet streven naar het ‘grootste geluk van de grootste aantallen.’ Hij bedacht een algoritme om geluk uit te rekenen, maar kon het niet uitvoeren omdat geluk niet gemeten kon worden. Dat is nu anders: er zijn steeds meer en steeds betere geluksdata. Voorstanders van gelukspolitiek dichten dan ook een centrale rol toe aan die cijfers. In plaats van voor burgers te bedenken wat goed voor ze is, kunnen politici naar analyses van geluksdata kijken om te zien wat daadwerkelijk gelukkig maakt.
Die dominante positie van data brengt echter ook een groot risico met zich mee. Politici kunnen er namelijk baat bij hebben de cijfers te manipuleren. Dat is in het verleden vaker gebeurd met andere kwantitatieve maatstaven. Zo stelde Griekenland het begrotingstekort rooskleuriger voor en werd zo onterecht tot de Europese Monetaire Unie (EMU) toegelaten. Soms worden definities of methodes veranderd waardoor – al dan niet opzettelijk – landen er beter voor lijken te staan. Omdat het Centraal Bureau voor de Statistiek in januari op een andere rekenmethode overstapte, daalde de werkloosheid in Nederland opeens met 1,5 procent.
Als het niet mogelijk is om cijfers te manipuleren, dan kunnen politici alsnog kiezen welke geluksindicator hen het beste uitkomt. Dat is niet onwaarschijnlijk in het geval van geluk, dat op verschillende manieren wordt gemeten. De organisatie Gallup heeft een index van positieve ervaringen; het World Happiness Report kijkt naar tevredenheid met leven; en de New Economics Foundation komt met de Happy Planet Index, een maatstaf die geluk en duurzaamheid combineert. Zo kan het dat Paraguay, Zwitserland en Costa Rica zich allemaal het ‘gelukkigste land’ ter wereld mogen noemen. Stuk voor stuk geven zulke indicatoren belangrijke informatie, maar het gevaar loert dat politici gaan ‘shoppen.’
Zelfs als niemand de cijfers manipuleert, kan het onwenselijk zijn geluksdata een leidende rol te geven. De reden hiervoor is dat maatstaven onvolledig zijn. In de woorden van Albert Einstein: ‘Niet alles wat gemeten kan worden telt en niet alles wat telt kan gemeten worden.’ Zo missen geluksmaatstaven vaak nog aspecten die met zingeving te maken hebben. Er wordt volop onderzoek gedaan naar betere methodes, maar er zullen altijd dimensies bestaan die ontbreken in de metingen.
Moet geluk het enige doel zijn van de overheid?
Natuurlijk kun je als overheid ook sturen op geluk zonder te sturen op gelukscijfers. Je streeft dan naar geluk in de kwalitatieve zin van het woord. Het is dan net als ‘democratie’ en ‘vrijheid’ een concept dat wordt nagestreefd zonder dat het in getallen wordt gevangen. Het belangrijkste criterium voor beleid wordt dan: draagt het bij aan een gelukkig leven? Resultaten uit geluksonderzoek kúnnen helpen bij het beantwoorden van die vraag, maar er wordt niet blind gestuurd op geluksstatistieken.
Overheden die willen sturen op geluk, moeten rekening houden met gewenning. Mensen passen zich aan sommige omstandigheden aan. Al wordt een slachtoffer van een ongeluk nooit meer zo gelukkig als vroeger, het geluk gaat wel langzamerhand richting het oude niveau. Bij andere omstandigheden, zoals werkloosheid, treedt nauwelijks gewenning op. Betekent dit dat de overheid meer aandacht moet geven aan werklozen dan aan slachtoffers van auto-ongelukken?
Dit leidt tot het grootste bezwaar tegen geluk als enige beleidsdoel: er zijn andere belangrijke intrinsieke doelen. Individuele vrijheid bijvoorbeeld. Want geluk is misschien een doel van velen, maar niet van allen. Geluk moet daarom worden uitgebalanceerd door een ander belangrijk basisprincipe: de vrijheid om te beslissen over je eigen (on)geluk.
Uit onderzoek blijkt dat vrijheid tot meer geluk leidt. Toch is het gevaarlijk om het te degraderen tot een instrument in dienst van een gelukkig leven. Er zijn situaties waarin geluk en vrijheid met elkaar in conflict komen. Kun je bijvoorbeeld iemand dwingen om te stoppen met roken omdat je weet dat hij er uiteindelijk gelukkiger van zal worden?
De pechdemper
Al speelt geluk nauwelijks een rol in de Nederlandse politiek, het gemiddelde geluk is hoog. Dat komt doordat de Nederlandse samenleving wordt gekenmerkt door aspecten die met geluk worden geassocieerd, zoals rijkdom, vrijheid en een goede gezondheidszorg.
De overheid speelde een belangrijke rol bij het realiseren van deze omstandigheden. De geluksmachine stond dus al een tijd te loeien in de derde versnelling. Dat is niet alleen het gevolg van ‘links’ beleid: juist de vrijheid om je leven in te richten zoals je wilt, is essentieel voor je individueel geluk. Mark Ruttes participatiemaatschappij is dus prima te verenigen met het streven naar geluk.
Het is echter belangrijk om verder te kijken dan gemiddelden. Terwijl 87,5 procent van de Nederlanders zich gelukkig noemt, zegt 2,5 procent ongelukkig te zijn. Bijna een half miljoen mensen. Die groep heeft vaak pech gehad: ze zijn ziek geworden of zijn ontslagen na een reorganisatie.
Als de overheid het geluk in Nederland wil verbeteren, kan zij zich beter richten op deze ongelukkige minderheid dan op de gelukkige massa. Ze doet dit door factoren te bestrijden die met ongeluk worden geassocieerd: armoede, werkloosheid, slechte (geestelijke) gezondheid en eenzaamheid. Dit gebeurt met name in de derde versnelling: het creëren van de juiste omstandigheden. Tegelijkertijd kunnen andere versnellingen bijdragen aan de preventie van ongeluk: lesprogramma’s kunnen bijvoorbeeld depressies voorkomen en nudging helpt mensen gezonder te leven.
Het is trouwens ook haalbaarder om ongeluk te bestrijden dan om gelukzaligheid na te streven. Ongeluk hangt vaak samen met maatschappelijke aspecten als werkloosheid en armoede. Het verschil tussen geluk en gelukzaligheid komt daarentegen vooral door individueel gedrag en eigenschappen, zoals een optimistische kijk of een altruïstische instelling. Die liggen vaak buiten het bereik van de overheid.
Wie meer geluk wil in Nederland, zal dus naast de geluksmachine iets anders moeten inpluggen: de ‘pechdemper.’