Help mee onderzoek doen naar de risicoprofilering van jongeren
In 2010 is een gigantisch meld- en communicatiesysteem opgetuigd dat gericht is op jongeren. In contact gekomen met de politie? Staat erin. Leerproblemen? Staat erin. Ik vroeg me af: wat zijn de gevaren van deze risicoprofilering?
Grote rampen willen we als samenleving het liefst voorkomen. Een terroristische aanslag die levens eist, een grote fraudezaak die miljoenen kost, een psychotische ouder die zijn kind om het leven brengt: het risico op zo’n gebeurtenis bannen we – zeker als het aan de overheid ligt – het liefst zoveel mogelijk uit.
En dus worden van de Belastingdienst tot aan de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding gegevens verzameld die op zo’n risico kunnen wijzen. Aan de hand van risicoprofielen kunnen vervolgens mensen worden opgespoord die in de toekomst mogelijk een gevaar vormen – voor zichzelf dan wel voor de maatschappij.
Samen met Dimitri Tokmetzis en Maurits Martijn begon ik dit jaar een onderzoek naar dergelijke risicoprofilering. Zo schreef Maurits al eerder over fraudebestrijding en terrorisme en publiceert Dimitri vandaag een stuk over het aantal gegevens dat van je wordt opgevraagd als je de grens richting de Verenigde Staten oversteekt.
Ik besloot me onder andere te richten op risicoprofilering bij kinderen. Al snel stuitte ik op een ICT-systeem waarin risico’s bij kinderen – in de breedste zin van het woord – geregistreerd kunnen worden om toekomstig gevaar te voorkomen. Dat was de Verwijsindex Risicojongeren (VIR).
Wanneer een hulpverlener – van schoolarts tot jeugdpsychiater tot de politie – zich zorgen maakt over een kind, is hij wettelijk verplicht een melding te doen in dit systeem. Als een andere hulpverlener dit ook doet, ontstaat een match. Vervolgens kunnen de hulpverleners samen bepalen welke hulp het kind precies nodig heeft.
Werkt de Verwijsindex Risicojongeren?
Twee grote familiedrama’s vormen de aanleiding voor de invoering van die Verwijsindex Risicojongeren. In 2004 en 2006 werden twee jonge meisjes om het leven gebracht door een ouder - de zaken staan bekend onder de namen Savanna en het Maasmeisje. Uit de onderzoeken naar de moorden bleek dat de jeugdzorginstanties waar de meisjes onder toezicht stonden, te weinig hadden samengewerkt om de drama’s te kunnen voorkomen.
VIR heeft twee doelen: het voorkomen van toekomstige familiedrama’s en betere samenwerking tussen jeugdhulpverleners
Daarom werd in 2007 een landelijke verwijsindex geïnitieerd door de toenmalig minister van Jeugd en Gezin André Rouvoet (ChristenUnie). Deze index werd opgezet als een landelijk meld- en contactsysteem voor hulpverleners en had twee doelen: het voorkomen van toekomstige familiedrama’s en betere samenwerking tussen jeugdhulpverleners. De bedoeling was dat iedere regio zelf een risicosignaleringssysteem zou opzetten – sommige regio’s waren daar toentertijd al mee bezig, anderen moesten vanaf nul beginnen. In 2009 moest iedere regio zijn eigen verwijsindex aansluiten op de landelijke verwijsindex, waarna het in 2010 in de jeugdzorg wettelijk verplicht werd de landelijke Verwijsindex Risicojongeren te gebruiken.
Maar bijna vijf jaar na de invoering is nog steeds niet duidelijk of risicoprofilering in de jeugdzorg überhaupt werkt. Wetenschappelijk onderzoek en gesprekken met jeugdhulpverleners wijzen er tot nu toe op dat de VIR vol tegenstrijdigheden zit: ze leidt in plaats van tot betere samenwerking eerder tot wantrouwen tussen en frustratie bij hulpverleners, en levert nadelen op voor zowel ouders als kinderen als de hulpverleners zelf.
Wat is een risico?
Die nadelen kunnen onder andere liggen aan de gefragmenteerde invoering van de VIR: omdat iedere regio haar eigen verwijsindex heeft opgetuigd, gelden overal verschillende afspraken. Wanneer doe je precies een melding, en wat moeten hulpverleners doen als ze een match krijgen in het systeem?
Daar komt nog bij dat nergens officieel is vastgelegd wat precies als risico gezien moet worden. Een kind kan in de VIR vermeld worden als het bij de politie terecht is gekomen wegens mishandeling thuis, maar ook al als het obesitas heeft, de Nederlandse taal niet goed spreekt of vaak van school verandert wegens verhuizingen. Met andere woorden: situaties die door de ene hulpverlener als risico worden ingeschat, hoeven dat voor de ander helemaal niet te zijn.
Heeft een hulpverlener het beter voor met je kind?
En er kleven meer bezwaren aan de Verwijsindex Risicojongeren. Doordat het systeem is ingericht op de drama’s rond Savanna en het Maasmeisje, impliceert een melding in de VIR automatisch een verdachtmaking van de ouders. Door een melding te doen in de verwijsindex, geef je als hulpverlener indirect aan dat je verwacht dat de ouders niet met de problemen van hun kind kunnen omgaan.
Doordat het systeem is ingericht op de drama’s rond Savanna en het Maasmeisje, impliceert een melding automatisch een verdachtmaking van de ouders
Denk aan een kind met leerproblemen dat door de jeugdpsycholoog in de VIR wordt gezet: hiermee geeft de hulpverlener aan dat het kind in de nabije toekomst risico loopt, maar geeft hij indirect ook aan dat de ouders van het kind niet in staat zullen zijn om het kind verder te helpen. Moet je dan als hulpverlener een melding maken - ook als je weet dat de ouders er, net als jij, alles aan doen om de situatie van het kind zo snel mogelijk weer op de rails te krijgen?
En dan is er nog het gevaar van stigmatisering van het kind. Meldingen in de VIR blijven daar – voor zover nu bekend is – staan totdat iemand 23 jaar is. Dus stel dat het kind uit het vorige voorbeeld na enkele behandelingen met zijn leerprobleem kan omgaan en geen risico meer loopt. Wat als datzelfde kind vervolgens op dertienjarige leeftijd in contact komt met de politie, bijvoorbeeld door winkeldiefstal?
De politie is dan verplicht om het kind te melden in de VIR. Daar zal de agent een match krijgen met de hulpverleners die het kind hebben geholpen met zijn leerproblemen. Moet de politie dan om de tafel gaan zitten om de winkeldiefstal te bespreken met die hulpverleners, die het kind misschien al vijf jaar niet meer gezien hebben? En is dat dan geen schending van de privacy van het kind?
Help mensen vinden die met de VIR te maken hebben
Wat ik tot nu toe ben tegengekomen over de Verwijsindex Risicojongeren klinkt problematisch. Maar feit blijft dat er weinig bekend is over de VIR: beleidsevaluaties ontbreken en de website over het systeem is offline gehaald. Bovendien is het lastig om betrokkenen te spreken: als hulpverlener melden dat je de verwijsindex niet gebruikt, is geen optie – dat is toegeven dat je in je dagelijks werk de wet overtreedt. Het systeem draait bovendien om precaire situaties die vaak onder het medisch beroepsgeheim vallen.
Zijn de kinderen die in de verwijsindex gemeld worden daarmee geholpen?
Zo blijft het onduidelijk of risicoprofilering in de jeugdzorg wel echt werkt: zijn de kinderen die in de verwijsindex gemeld worden daarmee geholpen? Kunnen familiedrama’s met de hulp van de verwijsindex worden voorkomen? En wat zijn de gevolgen voor de ouders wier kind in de VIR wordt gemeld? Waarom gebruiken hulpverleners de VIR wel of juist niet? Een antwoord op de vraag of een ICT-systeem dat aan risicoprofilering bij kinderen doet een zegen of een juist vloek is voor de jeugdzorg – of iets daar tussenin – heb ik nog niet kunnen vinden.
Daarom schakel ik graag de hulp in van onze leden. Al vaker hebben jullie bewezen dat uit jullie eigen ervaringen en expertise de beste verhalen voort kunnen komen. Ik zoek mensen die in aanraking zijn gekomen met de Verwijsindex Risicojongeren, of dat in het verleden zijn geweest - of dat nou als beleidsmaker of hulpverlener in de jeugdzorg was, als onderwerp van een melding of als ouder van een kind dat bij een jeugdzorginstantie loopt.
Wil je iets kwijt over de VIR? Stuur me dan een mailtje op anne@decorrespondent.nl. Anonimiteit wordt gegarandeerd, maar mocht je ook in het contact met De Correspondent anoniem willen blijven, dan kun je ons benaderen via het klokkenluidersplatform Publeaks.