Wie bepaalt hoe de wereld er in 2030 uitziet? Bedrijven?

Maite Vermeulen
Correspondent Migratie
Illustratie: Tjarko van der Pol (voor De Correspondent)

In de Verenigde Naties wordt al drie jaar gewerkt aan een nieuwe lijst ontwikkelingsdoelen. Die doelen bepalen hoe de wereld eruitziet in 2030. Maar hoe doe je dat, met de hele wereld onderhandelen over zoiets belangrijks? En wie willen daar allemaal invloed op uitoefenen? Vandaag stellen we jullie voor aan de laatste lobbygroep: de bedrijven.

Pampers vaccineert Indonesische baby’s. Philips bouwt hypermoderne klinieken op het Keniaanse platteland. Sanex plaatst waterpompen in Gambia.

Ontwikkelingswerk is al lang niet meer een zaak van overheden en non-gouvernementele organisaties alleen. Met teruglopende ontwikkelingsbudgetten van overheden zijn bedrijven hard nodig om de ontwikkeling van lage-inkomenslanden te financieren. Niet voor niets heeft Nederland sinds 2012 een minister voor Buitenlandse Handel én Ontwikkelingssamenwerking.

Op dit moment onderhandelen de lidstaten van de Verenigde Naties over nieuwe ontwikkelingsdoelen. Die doelen zullen bepalen hoe de wereld van 2030 eruitziet. En veel meer dan vroeger hebben bedrijven invloed op die Immers: wie betaalt, bepaalt.

Maar hoe ziet een betere wereld er volgens bedrijven uit? En hoe lobbyt ‘het bedrijfsleven’ bij de lidstaten van de VN, die aan de onderhandeltafel in New York uiteindelijk de knopen doorhakken? Een kijkje in deze lobby toont ons hoe je met de hele wereld afspraken kunt maken over een betere toekomst.

Eigenbelang

Wat is ‘het bedrijfsleven?’ zal je je wellicht afvragen. Of je spreekt over Shell, KPMG of de bakker op de hoek, is nogal een verschil. De lobby van bedrijven tijdens de onderhandelingen bij de Verenigde Naties valt dan ook uiteen in twee delen: een traditioneel deel - met als grootste vertegenwoordiger de - en een progressief deel - met als voorman Paul Polman van Unilever.

De eerste groep lobbyt vooral voor minder restricties op de productiegroei van bedrijven. Kijk naar de rode tekst in vanaf pagina vier. Dit zijn de aantekeningen van de Business and Industry in een voorlopige versie van de nieuwe ontwikkelingsdoelen.

De rode draad in hun suggesties: ontwikkeling is prima, maar niet ten koste van de winst. Daarom is de Major Group bijvoorbeeld tegen een doel om speculatie op voedselprijzen aan te pakken. De grote betekenis zit ‘m vaak in kleine woorden. Zo wordt ‘vreedzame samenlevingen’ vervangen door ‘stabiele samenlevingen’ - een dictatuur is dus ook prima, als je er maar zaken mee kan doen. Een doel dat voorstelt om de inkomens van kleine boeren te verhogen, wordt omgevormd tot een doel dat voorstelt de duurzaamheid van de inkomens van kleine boeren te verhogen - een stabiel maar laag inkomen is dan ook acceptabel. En een doel dat voorstelt een wereldwijde richtlijn op te stellen die multinationals verplicht om sociaal en duurzaam te ondernemen, wordt geschrapt.

Ontwikkeling is prima, maar niet ten koste van de winst

‘Het is heel moeilijk te zeggen of de doelen er anders uit hadden gezien zonder onze input,’ zegt Thomas Jacob. Hij is adviseur bij de Major Group Business and Industry. ‘Ik kan geen doel aanwijzen waarop wij met zekerheid het verschil hebben gemaakt. Maar overheden stonden er eigenlijk altijd voor open met ons te praten.’

Inderdaad zien we in de voorlopige doelenlijst weinig terug van de harde suggesties. Veel meer invloed lijkt die andere, progressievere groep bedrijven gehad te hebben - veelal bedrijven uit - die serieus bezig is met maatschappelijk verantwoord ondernemen. Anouk de Goede, de rechterhand van ceo Paul Polman van Unilever, vertelt: ‘Ontwikkeling en winst maken zijn voor ons geen tegenpolen.’

Neem doel zes op de voorlopige lijst doelen: betere water- en sanitatievoorzieningen. Uiteraard belangrijk voor de ontwikkeling van een land, want zonder goede sanitatie en hygiëne geen gezond leven. Maar het was ook een grote prioriteit voor Unilever. Immers: hoe beter de sanitatievoorzieningen in een land, des te meer mensen zeep gebruiken, des te beter voor de portemonnee van Unilever.

Maar Polman lobbyt ook namens bedrijven die geen zeep maken. De Goede: ‘Wij hebben een systeem opgezet om zoveel mogelijk bedrijven te consulteren. Op tien verschillende hebben we de innovatiefste bedrijven benaderd. Al die ceo’s hebben we gevraagd: hoe kan jullie onderwerp het beste terugkomen in de nieuwe ontwikkelingsdoelen? Dat is Paul Polman vervolgens bij de VN gaan bepleiten.’

Een van de prioriteiten werd bijvoorbeeld duurzame landbouw. Niet alleen omdat bedrijven een duurzame wereld willen, ook omdat er meer winst te maken valt. Adrian de Groot Ruiz is initiatiefnemer van het dat Nederlandse bedrijven kunnen ondertekenen om zich aan de doelen te verbinden. Hij noemt een voorbeeld: ‘Bloemen worden vaak geteeld in Afrika en per vliegtuig naar Europa gebracht. Dat is een hoge CO2-belasting, maar het is ook duur voor boerenbedrijven. Per schip is het veel milieuvriendelijker én goedkoper. Alleen moet de temperatuur constant blijven, dus de reis is economisch gezien risicovoller. Veel boeren zullen dat dus niet doen. Tenzij er beleid zou komen - gebaseerd op de doelen - om dergelijke risico’s te financieren.’

Chic dineren

Maar hoe krijgt deze groep bedrijven hun boodschap onder de aandacht van de onderhandelende lidstaten in New York? Natuurlijk door Paul Polman op zoveel mogelijk plekken te laten spreken tot lidstaten van de VN. Of door ontmoetingen tussen hem en de VN-ambassadeurs van landen te organiseren. Intern wordt dat het ‘gebruiken van senior leiders om anderen te beïnvloeden’ genoemd.

Maar ook de organisatie van een chic diner behoort tot de mogelijkheden. Dat doet Unilever sinds de onderhandelingen zijn begonnen elk jaar in september. ‘We nodigen alle belangrijke opiniemakers uit,’ vertelt De Goede van Unilever. ‘Ieder jaar hebben we een ander thema. Bijvoorbeeld: waarom bedrijven niet vergeten moeten worden bij het opstellen van de doelen bijvoorbeeld. Of: hoe we klimaat en ontwikkeling aan elkaar kunnen verbinden. Dit jaar gaat het over hoe je het aantal bedrijven dat echt bezig is met maatschappelijk verantwoord ondernemen, kunt vergroten.’

Op gezette tijden brengen bedrijven bovendien statements naar buiten, om de discussie in de VN te beïnvloeden. Zo kwam een groep van negentien multinationals - waaronder Philips, AkzoNobel, DSM en KPMG - vorig jaar met een waarin ze de VN onder andere opriepen de doelen simpel en meetbaar te maken. ‘Goals with no clear delivery plan,’ schreven de bedrijven, ‘are worse than no Goals at all.’

De lijntjes tussen deze bedrijven en de Nederlandse vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties zijn De Groot Ruiz: ‘De opmerkingen van een bedrijf kunnen de Verenigde Naties gewoon naast zich neerleggen, maar naar een lidstaat moet altijd geluisterd worden.’

De usual suspects

In hoeverre vertegenwoordigt deze lobby nu echt ‘het bedrijfsleven?’ Wat heeft de bakker, de autogarage of de boekwinkel op de hoek voor boodschap aan deze duurzame doelen?

Illustraties: Tjarko van der Pol

Alle betrokkenen geven toe dat de lobby rondom de doelen vooralsnog op de schouders van een klein groepje multinationals - of zelfs op de schouders van Paul Polman - rust. Sommigen spreken van de ‘koplopers,’ ‘gangmakers,’ ‘toonaangevende,’ ‘ambitieuze’ of zelfs ‘verlichte’ bedrijven. Anderen gebruiken termen die iets minder positief klinken: ‘the usual suspects,’ ‘incrowd,’ ‘weinig echo’ en ‘veel gelijkgestemden die met elkaar in rondjes draaien.’

De overgrote meerderheid van bedrijven kan het gestolen worden wat er aan de onderhandeltafel in New York besproken wordt. Naast de lobby van overheden moeten de usual suspects - de Paul Polmans van deze wereld - dus ook hun eigen collega’s belobbyen. ‘De heersende moraal is nu nog: return on equity, korte termijn, kwartaalcijfers,’ zegt Willem Lageweg van bedrijvennetwerk MVO Nederland. ‘Maar voor deze vraagstukken is een langere adem nodig. En dat heeft de meerderheid van de bedrijven nog niet.’

Je moet het niet alleen hebben over een betere wereld, maar over business cases

Om die meerderheid toch mee te krijgen, is het volgens Lageweg cruciaal om de juiste taal te spreken. ‘Je moet af van het VN-ontwikkelingsjargon. Je moet het niet alleen hebben over een betere wereld, maar over business cases. Als je bedrijven mee wilt krijgen met dit soort doelen, moet je aantonen dat die doelen gaan leiden tot nieuwe markten, lagere productiekosten, stabielere inkoop van grondstoffen en halffabrikaten. Dán krijg je bedrijven mee.’

‘Wat het in de communicatie naar collega’s erg lastig maakt,’ zegt De Groot Ruiz van het Post 2015 Charter, ‘is dat de doelen er nog niet zijn. Als ze in september helemaal uitonderhandeld zijn, zal het een stuk makkelijker worden om bedrijven erop aan te spreken.’

Bovendien merkt De Groot Ruiz dat bedrijven, als ze duurzaam willen ondernemen, al snel voor het terugdringen van hun klimaatvoetafdruk gaan. ‘Klimaat is wat neutraler dan ontwikkeling,’ zegt hij. ‘Dat klinkt misschien vreemd, maar het is iets wat je goed kunt meten en daardoor goed kunt communiceren naar je klanten. Eerlijke lonen in je hele productieketen is bijvoorbeeld veel lastiger. Sommige bedrijven doen daar echt hun best voor, maar ze vinden het eng om te communiceren: als er dan maar één werknemer te weinig verdient en dat komt uit, kan zoiets opblazen in je gezicht.’

Volgens Lageweg van MVO Nederland is het niet alleen een taak voor bedrijven om hun collega’s over te halen, maar ook voor de VN zelf. ‘Bedrijven zijn nu eenmaal nodig om die nieuwe ontwikkelingsdoelen te financieren. Als de VN doelen bedenken en dan tegen bedrijven zeggen, betaal maar, doet niemand mee. Ban Ki-moon moet echt om de tafel met bedrijven, iets doen met hun inzichten.’

Maar of de Verenigde Naties daar echt voor openstaan? Anoek de Goede van Unilever: ‘We moeten steeds opnieuw uitleggen dat we niet de boeman zijn.’