Als je om arbeiders vraagt, krijg je mensen
Correspondent Rutger Bregman schreef vorige week een pleidooi voor open grenzen. Naar mijn mening accepteert hij te gemakkelijk een ‘tweederangs burgerschap’ voor immigranten.
‘Grenzen veroorzaken, zonder enige twijfel, de grootste discriminatie uit de hele wereldgeschiedenis,’ stelt Rutger Bregman in het artikel ‘Waarom we alle grenzen moeten openzetten’. Aan die uitspraak is weinig overdreven. De toevallige omstandigheid van je geboorteplaats bepaalt grotendeels of je kunt genieten van een betekenisvol leven met alle mogelijkheden, of opgesloten zit in een karige situatie met weinig hoop op vooruitgang. Iedereen die daar even bij stilstaat, kan niet anders dan concluderen dat dit stuitend onrechtvaardig is.
Toch onderbouwt Bregman zijn pleidooi om alle grenzen open te zetten nauwelijks met idealistische argumenten. Voornamelijk stipt hij onderzoeken aan die aantonen dat een grenzeloze wereld groot economisch voordeel oplevert, let wel, voor iedereen. In een wereld met open grenzen krijgen kansarmen de mogelijkheid de armoede in hun thuisland terug te dringen, terwijl ze de staatskas van de ontvangende staten spekken, banen creëren en inkomens doen stijgen. De biljoenen liggen voor het oprapen, als we onze oogkleppen maar zouden afzetten! Met andere woorden, er zijn weinig morele argumenten nodig om de voordelen van het opheffen van grenzen in te zien. Het enige dat we moeten begrijpen is: iedereen wordt er beter van. De welvaart in de wereld neemt toe, en arbeidsmigranten krijgen de kans meer geld te verdienen dan ze ooit zouden kunnen vergaren in een wereld mét grenzen. ‘Slechts een paar weken werk in Nederland levert een inwoner van Bangladesh al meer op dan een leven lang microkrediet,’ legt Bregman uit. Geen gezeik, iedereen rijk.
Tweederangs burgerschap
Toch loopt het pleidooi van Bregman spaak. Onomwonden accepteert hij namelijk de positie van ‘tweederangs burgerschap’ waarin arbeidsmigranten terecht zullen komen. Het argument is dat zolang migranten beter af zijn dan thuis, het geen probleem is hen sociale rechten, permanent verblijfsrecht en stemrecht te ontnemen. Alle partijen stemmen immers in met dit soort ‘arbeidscontracten’. Het is een winwin-situatie: de migrant krijgt geld, wij goedkope arbeid. Wat kan daar mis mee zijn?
Het probleem is dat Nederland – net als vele andere welvarende landen – een liberale democratie is en structureel tweederangsburgerschap indruist tegen de moraliteit van dit politieke systeem. Migratievraagstukken zijn voor democratische landen dan ook een stuk ingewikkelder geworden sinds de opkomst van het mensenrechtendiscours. In 1884 stelden de Engelsen nog: ‘De vreemdeling is vrij aan te meren bij onze kust, en vrij te sterven van de honger onder onze onbarmhartige luchten.’ Ofwel, migranten konden kiezen om te verhuizen, maar Engeland had als ontvangende staat geen enkele verplichting ten opzichte van hen.
Tegenwoordig hebben democratieën afstand gedaan van deze onverschilligheid tegenover migranten op hun grondgebeid. Maar welk politiek beleid moeten we dan kiezen, als we de grenzen openzetten? Deze vraag voert terug naar de normatieve fundamenten van de bestuursvorm van de democratie. Het woord “democratie” stamt af van de Griekse woorden demos (volk) en krateo (heersen) en betekent ‘volksheerschappij’. Binnen een democratie ligt het eigendom van de staat bij het volk, en niet bij een monarch of een klein groepje mensen. De vraag is nu: vanaf welk moment, na hun arriveren, moeten arbeidsmigranten beschouwd worden als onderdeel van ‘het volk’ en hebben zij recht op politieke en sociale burgerrechten? Dat is niet zwart-wit, maar zeker is dat de innerlijke logica van een democratie uiteindelijk ‘inclusief’ is. Immers, als een select gezelschap blijvend mag besluiten over wie er wel of niet bij de demos hoort, wordt de basis van de democratie - de volkssoevereiniteit - ondermijnd.
Om deze reden moet de democratie begrepen worden als een politiek systeem waarin ‘alle personen die permanent onder invloed van bepaalde wetgeving leven, de mogelijkheid moeten hebben om bij te dragen aan de vorming van deze wetgeving.’ Deze inclusieve redenering is door de geschiedenis heen door vele groepen gebruikt. Onder andere slaven en vrouwen eisten mogelijkheden tot politieke participatie, omdat zij de facto burgers waren van de maatschappij, maar werden uitgesloten van gelijke rechten op moreel arbitraire gronden. Anders gezegd, een democratie heeft niet volledig de vrijheid haar eigen demos te kiezen, want de werkelijkheid definieert deze demos grotendeels.
Een democratie is inclusief
Ze mogen wel de staatskas vullen, maar politiek niets inbrengen of verwachten
Als we deze redenering toepassen op migratie na het opheffen van grenzen, wordt duidelijk dat het blijvend politiek uitsluiten van arbeidsmigranten leidt tot een onrechtvaardig democratisch tekort. En dit onrecht wordt alleen maar grimmiger als we de onderzoeken die Bregman aanhaalt nog eens bekijken: migranten betalen flink belasting, maken weinig gebruik van sociale zekerheden, werken hard en accepteren banen waar wij onze neus voor ophalen. Kortom, ze mogen wel de staatskas vullen, maar politiek niets inbrengen of verwachten. En dat enkel omdat ze toevallig in een ander land geboren zijn en moesten migreren voor hun baan. Grootschalige discriminatie ligt opnieuw op de loer, als we op deze manier onze grenzen openstellen.
De dilemma’s die gepaard gaan met (arbeids-)migratie naar liberale democratieën zijn dus complexer dan Bregman doet voorkomen. In een grenzeloze wereld moeten migranten kansen geboden worden op naturalisatie en gelijk burgerschap in het land waar ze neerstrijken, zeker als ze blijven (de grenzen zijn immers open). Ondanks het huidige politieke discours in Nederland, zijn burgerrechten namelijk geen privileges die eventueel aan sommigen worden gegund, maar rechten die individuen toekomen op grond van hun aanwezigheid in de samenleving, menselijke waardigheid en inbreng aan het maatschappelijk leven.
Als we besluiten dat anders te zien, krijgt uitbuiting vrij baan. Dat hebben we gezien in het Europa van de negentiende eeuw, en zien we nog steeds in landen die weinig boodschap hebben aan democratische of liberale principes. De omstandigheden waaronder Nepalese gastarbeiders in Qatar moeten werken zijn niets anders dan onmenselijk: gedreven door armoede, accepteren ze levensgevaarlijke banen die nauwelijks betalen. Al jaren verrichten ze vrijwel onafgebroken slopende arbeid (lees: voetbalstadions bouwen) in de brandende zon, zonder water.
Laten we niet vergeten dat vandaag de dag miljarden mensen zouden “kiezen” voor een mensonterend bestaan zonder rechten
Het argument van Bregman dat tweederangs burgerschap acceptabel is als de migrant daar zelf voor kiest, houdt dan ook geen stand. Laten we niet vergeten dat vandaag de dag miljarden mensen zouden “kiezen” voor een mensonterend bestaan zonder rechten, in ruil voor een miniem salaris in een welvarend land. De vraag is dus niet alleen welke maatschappelijke positie (arme) migranten zouden accepteren – dat is een bodemloze put van diepzwarte ellende - maar ook welke positie voor hen democratisch acceptabel is.
Dus wat nu? We kunnen niet de economische vruchten plukken van een grenzeloze wereld, zonder oog te hebben voor de politieke, sociale en morele consequenties. Want zoals de Zwitserse schrijver Max Frisch in 1966 al opmerkte: als je om arbeiders vraagt, krijg je mensen. Zo konden landen als Duitsland en Nederland uiteindelijk niet anders dan de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders die in de jaren zestig arriveerden burgerschap aanbieden, toen bleek dat ze niet terugkeerden.
Open grenzen leiden dus hoogstwaarschijnlijk tot een toename van medeburgers. Mocht dat als een probleem worden gezien (hoeft niet), dan is een alternatief om meer grootschalige gastarbeidersprogramma’s te organiseren met duidelijke tijdslimieten. In Canada wordt daarvan veel gebruik gemaakt binnen de agrarische sector; gastarbeiders krijgen dan voor maximaal acht maanden een baan om bijvoorbeeld appels te plukken. Let wel, dit is totaal iets anders dan het openstellen van de grenzen. De gastarbeiders zijn slechts tijdelijk welkom indien ze een moeilijk te vervullen baan accepteren. Maar echt migreren mogen ze niet, en ze worden teruggestuurd voordat ze politieke rechten ontwikkelen.
Een goed idee? Ook dit is een dilemma, want met dit soort programma’s blijven de discriminatoire landsgrenzen in stand. Aan de andere kant krijgen migranten de kans om wat geld te verdienen voor zichzelf en hun kinderen. Bovendien kunnen rijke landen hun arbeidskracht goed gebruiken. Hoe het ook zij, een ding is zeker: om een grenzeloze wereld rechtvaardig te verwezenlijken moeten véél meer vraagstukken worden uitgedacht dan Bregman lijkt te overzien.