Wie bepaalt hoe de wereld er in 2030 uitziet? Ngo’s?
In de Verenigde Naties wordt al drie jaar gewerkt aan een nieuwe lijst ontwikkelingsdoelen. Die doelen bepalen hoe de wereld eruitziet in 2030. Maar hoe doe je dat, met de hele wereld onderhandelen over zoiets belangrijks? En wie willen daar allemaal invloed op uitoefenen? Vandaag stellen we jullie voor aan de derde lobbygroep: de non-gouvernementele organisaties.
Je wordt op straat aangesproken: of je een paar euro per maand overhebt voor arme wezen in Bangladesh. Of je wilt meehelpen onze oceanen schoner te maken. Of je een handtekening wilt zetten tegen vrouwenbesnijdenis.
In al deze gevallen word je aangesproken door een non-gouvernementele organisatie (ngo). Het zijn clubs die zich – onafhankelijk van de overheid, en zonder winstoogmerk – inzetten voor een maatschappelijk belang, zoals ontwikkelingssamenwerking, milieu, of mensenrechten. Ze kunnen betaald worden door burgers, door overheden, bedrijven of stichtingen. Hoe meer burgers zich bij een ngo aansluiten (en hoe meer geld zij ophalen), des te serieuzer de politiek hun stem moet nemen.
Ngo’s willen dus niet alleen de aandacht van jou, de betrokken burger. Ze lobbyen ook in Den Haag, in Brussel, bij de provincie en bij grote bedrijven om aandacht voor een onderwerp te krijgen.
En: bij de Verenigde Naties in New York, waar op dit moment door alle landen ter wereld wordt onderhandeld over nieuwe ontwikkelingsdoelen. Doelen die ervoor moeten zorgen dat de wereld in 2030 een ‘betere’ plaats is. En doelen die mede bepalen waar overheden de komende vijftien jaar hun geld aan uitgeven – inclusief welke ngo’s hun subsidiestromen ontvangen.
Elke ngo wil dus maar al te graag het eigen paradepaardje (of dat nu kindersterfte, ontbossing of eerlijke lonen is), terugzien op de lijst nieuwe doelen. Maar het zijn VN-lidstaten die uiteindelijk de knopen doorhakken. Hoe proberen ngo’s hun onderwerpen bij die overheden op de agenda te krijgen? Het antwoord op die vraag zegt veel over wat erbij komt kijken om met de hele wereld afspraken te maken over een betere toekomst.
De Major Groups
Lobbygroepen moeten bij de Verenigde Naties geaccrediteerd worden om mee te praten over de nieuwe ontwikkelingsdoelen. Dat was voorheen niet zo. Voor een grote ngo als het Wereldnatuurfonds was het toen vrij makkelijk om spreektijd bij de VN aan te vragen. Maar voor een kleine ngo die zich inzet voor het bestrijden van hiv in Senegal, was dat al een stuk lastiger. Daarom werd in 1992 het systeem van de Major Groups opgezet. Dit zijn negen geaccrediteerde lobbygroepen waar grote én kleine organisaties zich bij aan kunnen sluiten. Sindsdien kun je als ngo alleen via een Major Group - in samenspraak met alle andere ngo’s - je stem laten horen.
Er is een Major Group rondom vrouwenrechten, rondom rechten van inheemse groepen, rondom kinderrechten. Maar er zijn ook Major Groups voor andere groepen die invloed hebben op de ontwikkeling van de wereld: zo is er een Major Group voor vakbonden, eentje voor bedrijven en eentje voor de wetenschap. In de onderhandelingen over de nieuwe doelen krijgen deze Major Groups spreektijd.
Omdat er niet voor elk onderwerp waar ngo’s zich mee bezighouden een Major Group kan bestaan, is er ook een Major Group voor ngo’s in het algemeen. Leida Rijnhout is de co-organisator. Het is haar taak om aan de onderhandeltafel over de nieuwe doelen één gezamenlijk ngo-standpunt te presenteren. Op haar maillijst staan een paar duizend aangesloten ngo’s. Hoe denkt ze overeenstemming te kunnen bereiken?
‘Het is natuurlijk onmogelijk om alle ngo’s te vertegenwoordigen,’ zegt de Nederlandse Rijnhout. ‘Je hebt veel ngo’s die zich inzetten voor LGBT-rechten, maar er zijn ook genoeg ngo’s, vaak met een christelijke insteek, die daar grif op tegen zijn.’ Alle ngo’s mogen hun standpunt over het onderwerp dat besproken gaat worden naar Rijnhout opsturen. Daarvan smeedt zij dan een gezamenlijk statement. Soms komen de ngo’s ook samen om aan een standpunt te schrijven - dan zitten ze met een man of twintig in een Google Doc. ‘Als wij daarna het statement rondsturen en zeggen: “Dit is wat we vinden,” dan zeggen alle deelnemende organisaties vaak: soit.’Ze leggen uiteindelijk neer bij wat de meerderheid vindt.
Maar soms zijn de tegenstellingen tussen ngo’s bijna onoverkomelijk. Sascha Gabizon, de organisator van de Major Group voor vrouwenrechten, vertelt: ‘Er is een minderheid van vrouwenorganisaties – waar wel een hoop geld achter zit – die vrouwenrechten framen als “familierechten.” Vrouwen moeten vooral achter het aanrecht om de familie te beschermen – te veel vrijheid leidt tot perverse seksualiteit. Dat is moeilijk voor ons, want ook díé organisaties noemen zich vrouwenorganisaties.’
Een doel voor gelijkheid
Als er dan eenmaal een gezamenlijk standpunt is bereikt, hoe zorgen ngo’s dan dat het gehoord wordt door de overheden aan de onderhandeltafel? Dat is vooral een kwestie van de lange adem, zo blijkt. Want drie minuten spreektijd is mooi, maar ‘toch vooral symbolisch,’ aldus een ngo-lobbyist. Belangrijker is het praten, netwerken, mailen en nog meer praten in de wandelgangen.
Naiara Costa Chaves is coördinator bij Beyond2015, een andere, niet onder de Major Group vallende lobbygroep, waar veel ngo’s bij zijn aangesloten. ‘Het meest effectief is het als elke ngo in eigen land de overheid onder druk gaat zetten. We zorgen dus voor voorbeeldbrieven, ideeën voor evenementen, et cetera.’
Drie minuten spreektijd is mooi, maar ‘toch vooral symbolisch,’ aldus een ngo-lobbyist
Een voorbeeld. In de voorlopige lijst doelen die nu op tafel ligt is doel tien: ‘Reduceer ongelijkheid tussen en binnen landen.’ Lang niet alle overheden wilden dit doel op de lijst: met name grote en groeiende economieën vonden het terugdringen van armoede genoeg. Maar voor veel ngo’s is economische ongelijkheid nu juist prioriteit. Costa Chaves: ‘We hebben tot in treurnis gehamerd op het belang van doel tien. We vonden vooral dat het een apart doel moest zijn naast armoedebestrijding: ook in rijkere landen is namelijk veel ongelijkheid.’ Door bondgenoten te zoeken bij armere landen, konden ngo’s druk uitoefenen om het doel te behouden.
Nog zo’n ngo-stokpaardje: doel twaalf: duurzame consumptie en productiepatronen (denk aan het terugdringen van voedselverspilling, chemisch afval en het uitstoten van broeikasgassen). Rijnhout: ‘Met name de Verenigde Staten en de BRIC-landen wilden dit doel niet op de lijst. Eerst groeien, dan pas duurzaamheid, redeneren zij. Ik denk dat het grotendeels dankzij onze lobby is dat het desondanks nog op de lijst staat.’
Soms gebruiken overheden de ngo-lobby ook om hun mede-onderhandelaars onder druk te zetten. Rijnhout: ‘Een bevriende overheid wilde bijvoorbeeld meer betrokkenheid van ngo’s in de onderhandelingen over de doelen. Dat willen wij ook. Maar een ander land was daartegen. De bevriende delegatie vraagt ons dan om ngo’s in dat andere land te mobiliseren om hun overheid te overtuigen.’ Bovendien willen de overheden graag informatie van ngo’s hebben, vertelt Rijnhout. ‘Ik heb vaak gelekte documenten en weet dan welke kaarten op de onderhandeltafel liggen. Zo kan ik bevriende delegaties informeren: als je dat wilt bereiken, zit het knelpunt bij land x of y.’
Eet elkaar maar op
Toch had de invloed van ngo’s nog veel groter kunnen zijn, meent Jan-Gustav Strandenæs, die de VN gedurende het onderhandelproces over de nieuwe doelen adviseerde. ‘De kracht van ngo’s is dat getallen spreken. Ze kunnen tegen overheden zeggen: “Wij vertegenwoordigen met een paar duizend ngo’s een paar miljard burgers. En wij hebben een andere mening.” Maar dat werkt alleen als ze goed coördineren.
Hij heeft een punt: de Major Groups, waar duizenden ngo’s bij zijn aangesloten - worden georganiseerd door een handjevol mensen. En zij mogen dan de enigen zijn die officiële spreektijd krijgen tijdens de VN-onderhandelingen, ze zijn zeker niet de enige groepen ngo’s die proberen de onderhandelaars te beïnvloeden. Zo heb je bijvoorbeeld ook nog de eerder genoemde Beyond2015 - een groep van zo’n 1200 ngo’s, academici en vakbonden - en het Climate Action Network, een groep van zo’n 900 milieu-ngo’s. ‘De ngo-gemeenschap heeft een strategische kans laten liggen omdat ze zich niet coherent genoeg hebben opgesteld,’ concludeert Strandenaes. ‘Ik denk dat conservatieve lidstaten achterover leunden en zeiden: Yeah, go on, eat each other up.’
Leida Rijnhout, van de Major Group-ngo’s, geeft toe dat ngo’s elkaar soms beconcurreren. ‘Iedereen wil graag zijn eigen logo zien. Vooral grote ngo’s hebben soms de neiging om boven de wet te gaan staan, die walsen zo over de kleine ngo’s heen en zijn weinig bereid met elkaar tot concensus te komen.’
Maar ze hebben nog even, de ngo’s. Want als de lijst doelen in september definitief is, breekt een periode van nog meer lobbywerk aan. Het nieuwe doel: overheden verantwoordelijk houden voor het uitvoeren van de doelen. Rijnhout: ‘We zullen zeggen: dit hebben jullie internationaal afgesproken, ga het maar doen. De doelen worden onze nieuwe Bijbel.’