Thuis ben je waar de gelukszoekers jou zoeken
De schrijver is in praktijk veelal een soort gigolo; hij verkoopt zichzelf met de gretige wanhoop waarmee, zo vermoed ik, de ambitieuze gigolo te werk gaat. Toch, om mij op te dringen aan klanten, daarvoor vind ik mezelf te oud. Niettemin ben ik tot compromissen bereid. Ik heb geen ideologie, ik heb wel overtuigingen, maar die overtuigingen lijken meer op honger of lust. Ze lijken meer op stemmingen en lichamelijke sensaties dan iets gebaseerd op een logisch doordacht ethisch systeem. De basis van mijn moraal is wankel, maar de basis van elke moraal die weigert dogmatisch te worden is wankel, lijkt me.
Een Nederlandse uitgever was in de stad en gaf op het dakterras van zijn hotel ergens op Park Avenue, niet ver van mijn woning, een feestje. Deze uitgever ken ik vrij goed, al bijna twintig jaar, waarvan de laatste tien jaar betrekkelijk intens en toen hij voorstelde om op dat feestje te verschijnen leek me dat niet iets wat ik zou kunnen of willen weigeren. Ik wil me niet opdringen aan klanten, maar het compromis riep; het compromis is net een sloerie, het blijft lonken.
Het compromis riep. Het compromis is net een sloerie, het blijft lonken
Op een warme woensdagmiddag, de zomer was begonnen in New York – eindelijk, zeiden de mensen, maar ik ken de zomers in New York, als ze eenmaal begonnen zijn kom je voorlopig niet meer van ze af – trok ik naar de cocktailparty zoals een nomade naar de volgende oase trekt.
Hoewel het maar tien minuten lopen was, besloot ik een taxi te nemen. Op zo’n zomerse namiddag loop je makkelijk een blaar op.
Voor de ingang naar het dakterras stond een uitsmijter. Hij vroeg voor wie ik kwam en wilde mijn id zien, maar toen ik aangaf alleen maar creditcards bij me te hebben nam hij daar joviaal genoegen mee. Ook in zijn wereld lonkte het compromis als een afgewerkte en toch nog geile sloerie. Ik bedoel dit niet seksistisch. De man kan ook een sloerie zijn. Ik ken meer mannelijke dan vrouwelijke sloeries, maar dat zegt veel over mijn vrienden.
Op het dakterras stonden wat uitgevers, redacteuren en literair agenten.
De muziek stond hard en naarmate de avond vorderde zou die muziek alleen maar harder worden. Een van de dingen die je leert als gigolo-schrijver is dat je niet moet drinken als je werkt. Ik hield het bij water.
Een Nederlander vroeg wijzend op een groep jonge mensen of dat gelukszoekers waren. Ik denk bij het woord ‘gelukszoeker’ altijd aan de discussie over vreemdelingen, migratie en de Middellandse Zee; er zijn mensen die denken dat al die gelukszoekers verdrinken in de Middellandse Zee omdat ze het geluk zochten.
Maar je hebt natuurlijk ook gelukszoekers van andere aard. Jonge mannen en vrouwen die het geluk zoeken in de vorm van een partner, bij voorkeur een partner met geld.
Ik wist niet zeker of wij op dat dakterras omgeven waren door gelukszoekers. Ze zochten iets, of het het geluk was bleef onduidelijk.
De helft van mijn leven heb ik ernaar gestreefd om het geluk te zíjn, dat wil zeggen de bestemming van de gelukszoeker. ‘Zoek mij,’ riep ik al uit toen niemand naar me luisterde. Niet dat er later naar mij werd geluisterd, maar ik bleef het op mijn cryptische wijze roepen. Hier en daar werd er ook naar mij gezocht. En soms moest ik mij verstoppen, je wilt niet altijd worden gevonden.
Les 1 voor iedereen die het geluk zoekt: het geluk wil net als jij niet altijd worden gevonden.
Gerard Reve dichtte dat hij meende hij net zo naar hard naar God zocht als God naar hem. Ik parafraseer. Er zit veel in, ook God zoekt ons. Ik vermoed dat ook Hij een gelukszoeker is.
Op dat dakterras drong het tot me door, compromisloos en toch niet onaangenaam: thuis ben je waar de gelukszoekers jou zoeken.