Hoe duurzaamheid een duurzame samenleving in de weg staat (en wat eraan te doen)

Jelmer Mommers
Correspondent Democratie & Klimaat
‘Laguna’ uit de serie ‘Consumerism’. Beeld: Lizette Schaap (voor De Correspondent)

Het hedendaagse energiesysteem moet op de schop als we gevaarlijke klimaatverandering willen voorkomen. Maar hoe ziet een alternatief systeem eruit en hoe komen we daar? Hoogleraar Derk Loorbach onderzoekt de omwenteling van maatschappelijke systemen. Dit zijn zijn belangrijkste inzichten.

Mensen die van de ernst van het klimaatprobleem overtuigd zijn, doen vaak verregaande uitspraken. Ze zeggen: om ‘onszelf te redden’ moeten we ‘alles anders gaan doen,’ want ‘zo kan het niet langer.’ Ze vinden dat de samenleving ingrijpend moet veranderen. Sommigen zeggen dat ‘het kapitalisme’ of ‘het systeem’ moet ‘wijken’ voor een ‘nieuwe economie.’

Dan zeggen ze bijvoorbeeld: als we ‘onhoudbare klimaatverandering willen voorkomen’ moeten we ‘het energiesysteem helemaal omgooien.’ Ze hebben het over ‘een omslag,’ een ‘transitie,’ een simpel inzicht:

Hoe ziet zo’n duurzame samenleving eruit?

Het klinkt groots – en vaag. Wat betekenen deze uitspraken concreet? Hoe gaat een samenleving van het ene tijdperk naar het andere?

Dat onderzoekt Derk Loorbach. Hij is hoogleraar sociaaleconomische transities en directeur van The Dutch Research Institute For Transitions (DRIFT) van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Loorbach is een van de grondleggers van de nog jonge ‘transitiewetenschap’ die het begrip van wil vergroten.

Hij werkt nauw samen met Jan Rotmans, het relatief bekende gezicht van de transitiewetenschap in Nederland. Rotmans stond aan de basis van twee uitzendingen van VPRO’s Tegenlicht, waarin hij schetste en waarin hij verslag deed van zijn eigen zoektocht naar

Loorbach is net als Rotmans van mening dat de wetenschap geen passieve toeschouwer moet zijn in de huidige ‘verandering van tijdperk.’ DRIFT wil transities niet alleen begrijpen, maar ook uitzoeken hoe ze kunnen worden versneld en beheerst, zodat we tempo maken, maar geen chaos.

Toen ik Loorbach sprak naar aanleiding van vroeg ik hem naar zijn ideeën over de transitie naar een duurzame samenleving. Dit zijn de zes centrale ideeën die in ons gesprek naar voren kwamen, de inzichten die je kunnen helpen bij het begrijpen van de omwenteling naar ‘een nieuw systeem.’

1. Het fossiele systeem heeft zijn grenzen bereikt (maar we weten niet precies hoe het alternatief eruitziet)

In ons dagelijks leven lijkt de mogelijkheid tot consumptie en groei eindeloos. Maar schijn bedriegt. ‘Er is een historische wetmatigheid in de ontwikkeling van maatschappelijke systemen,’ zegt Loorbach. ‘Als je terugkijkt, zie je dat ze zich over langere periodes ontwikkelen rond een bepaalde structuur, rond een manier van denken, die uiteindelijk vastloopt.’

De westerse manier van leven heeft al verschillende grenzen bereikt en gepasseerd. Economische groei en de groei van de wereldbevolking hebben gezorgd voor verschillende serieuze ecologische crises. We hebben te maken met klimaatverandering, het versneld uitsterven van soorten, verzuring van de oceanen, toenemende schaarste aan drinkwater, enzovoort. Het idee van eindeloze groei waarop onze economie gestoeld is, lijkt zijn beste tijd te hebben gehad.

Het idee van eindeloze groei lijkt zijn beste tijd te hebben gehad

Loorbach: ‘We leven nu volgens een lineair model: we gebruiken goedkope grondstoffen en die verspillen we aan het einde. We moeten toe naar een samenleving die veel meer gesloten en in balans is.’

Hoe zo’n samenleving er precies uitziet? Dat is niet te zeggen. ‘Je kunt geen blauwdruk geven van het eindresultaat, omdat je niet weet welke innovaties en technologieën er nog komen. En het idee van een blauwdruk past juist bij de samenleving van na de industriële revolutie, waar centrale planning en controle zo belangrijk zijn.’ Voor de toekomst verwacht Loorbach meer van experimentatie en sociale innovatie door netwerken van burgers.

Je kunt merken dat er een fundamentele verschuiving aan de gang is doordat gevestigde spelers zich publiekelijk beginnen te oriënteren op een nieuw tijdperk. Neem Saoedi-Arabië, een koninkrijk dat rijk en machtig is geworden van de olie. De Saoedische olieminister kondigt de laatste tijd publiekelijk aan dat het einde van het olietijdperk nabij is en dat zijn land in de toekomst geld wil verdienen met zonne-energie.

De Saoedische olieminister kondigt de laatste tijd publiekelijk aan dat het einde van het olietijdperk nabij is

Uiteindelijk zullen we allemaal merken dat er een omslag aan zit te komen, zegt Loorbach. De situatie die we nu verlaten, noemt hij een ‘dynamisch evenwicht’ waarin burgers, bedrijven én overheden gezamenlijk afhankelijk waren van fossiele energie. Loorbach: ‘Wij noemen dat een “regime”: een stelsel dat heel goed op elkaar ingespeeld is, dat gemeenschappelijke ideeën heeft over hoe je dingen aanpakt en dat daardoor heel goed werkt. Het fossiele regime belichaamt de dominante manier van denken, werken en organiseren. We zijn er allemaal onderdeel van, maar we hebben er ook invloed op.’

‘In de maatschappelijke omgeving zie je nu allerlei ontwikkelingen – technologisch, demografisch, klimatologisch – die relatief autonoom zijn en die ervoor zorgen dat de spanning binnen het bestaande regime oploopt. Bij energie zie je bijvoorbeeld dat het steeds moeilijker wordt om fossiele brandstoffen te winnen, terwijl de alternatieven steeds goedkoper worden. Het gevolg noemen wij regimedestabilisatie. Steeds meer partijen binnen zo’n regime beginnen zich te oriënteren op een nieuwe toekomst. Daarmee ondermijnen ze zelf het evenwicht dat tot voor kort bestond.’

‘Tropicana’, uit de serie ‘Consumerism’. Beeld: Lizette Schaap

2. Innovatie draagt niet altijd bij aan verandering (integendeel)

Een van de fascinerende vraagstukken in de transitiewetenschap is inertie. Hoe komt het dat gevestigde regimes zo lang in het zadel blijven, ook als ze overduidelijk ecologische en sociale grenzen zijn gepasseerd? ‘In het systeem zit een zelfverdedigingsmechanisme ingebakken. Dat noem ik, een beetje provocerend, het innovatiebeleid. Dat zie je in al onze onderzoeksgebieden terug. We hebben “de manier waarop het werkt,” de bestaande manier. En dan wordt daarnaast een soort speelruimte gecreëerd waar leuke ideetjes uitgetest worden. Een soort bezigheidstherapie voor veranderaars.’

Loorbach illustreert het met een voorbeeld uit de jeugdzorg. ‘In Amersfoort kreeg een groep professionals een jaar lang carte blanche om probleemgezinnen aan te pakken. Ze kozen voor een heel praktische, persoonlijke benadering waarbij ze continu en intensief betrokken waren bij de probleemgezinnen, in plaats van individuele problemen onder te brengen bij verschillende professionals van verschillende organisaties. Na een jaar kon je zien dat hun methode aantoonbaar succesvol was.’

‘Ik was aanwezig bij de feestelijke afsluiting van deze pilot. Daar waren gezinnen aanwezig, de hulpverleners, de directeur van de instelling. En toen gebeurde er iets heel schrijnends: de professionals werden uitvoerig geprezen voor hun verdiensten, ze kregen een bloemetje en daarna zei de directeur: “Tot maandag op kantoor.” Een van die hulpverleners realiseerde zich ineens: Dit was het, nu moet ik terug het systeem in.’

Wat hier “innovatie” heet, is heel erg gericht op instandhouding van bestaande systemen

Het is iets wat Loorbach vaker ziet gebeuren in zijn onderzoek bij bedrijven en overheden. Innovatieve benaderingen worden wel uitgetest, maar – afgezien van – niet structureel doorgevoerd omdat ze te ver af staan van ‘de manier waarop we dingen nu eenmaal doen.’

Je ziet het ook terug bij een bedrijf als Shell, zegt Loorbach. Dat heeft in het verleden veel geïnvesteerd in zonne- en windenergie, maar is daar ook weer mee gestopt omdat het meer geld kon verdienen met fossiele energie. Wat Shell ‘innovatie’ noemt, is in feite een versterking van de fossiele infrastructuur. ‘Zie die Shell gebouwd heeft om gasvelden in moeilijk toegankelijke kustgebieden leeg te kunnen trekken en dan weer door te varen. Dat is een enorm innovatieve operatie, net als boren onder de Noordpool of in de diepzee. Maar wat hier “innovatie” heet, is heel erg gericht op verbetering, en dus instandhouding van bestaande systemen.’

3. Duurzaamheid is onderdeel van het probleem geworden (want minder slecht is het nieuwe goed)

De nadruk op innovatie leidt tot een breder probleem: de inflatie van het begrip ‘duurzaamheid’. Bedrijven en overheden die een stap in de goede richting zetten, presenteren zich maar al te graag als ‘duurzaam’. Maar vaak is die vermeende duurzaamheid niet meer dan een toevoeging op het bestaande. Een bedrijf introduceert bijvoorbeeld een lijn van ‘verantwoorde’ producten, maar die komen er naast alle onverantwoorde producten. Minder slecht lijkt het nieuwe goed.

Hoe komt dat? Het heeft volgens Loorbach veel te maken met een bepaalde manier van denken, waarin we individuele problemen identificeren, isoleren, kwantificeren en oplossen. We kijken dan niet meer naar het systeem dat het probleem veroorzaakt heeft.

Een goed voorbeeld is afvalverwerking. In de afgelopen decennia is Nederland bijzonder succesvol geworden in het zo goed mogelijk verwerken van afval. Er is veel geïnvesteerd in het terugwinnen van waardevolle stoffen. Alleen wat echt niet gerecycled kan worden, wordt verbrand en levert energie op. Dan noemen we dan ‘duurzame energie,’ want we doen tenminste nog iets nuttigs met het afval.

Toch is het volgens Loorbach geen fundamentele oplossing. ‘Vanuit mijn perspectief is het een voorbeeld van investeren in een systeem dat afhankelijk is van het in stand houden van het probleem.’ Als je echt van koers zou willen veranderen moet je het afvalprobleem bij de wortel aanpakken, zegt Loorbach: minder afval produceren.

Er zijn Nederlandse gemeentes die daar veel succes mee hebben geboekt. Tegelijkertijd zijn er nu gemeentes en bedrijven voor wie afval een waardevolle grondstof is geworden. ‘Door bestaande systemen te optimaliseren wordt de mogelijkheid om echt van koers te veranderen steeds kleiner,’ zegt Loorbach. ‘Dat is een historische wetmatigheid. Tegelijkertijd neemt door die inertie de kwetsbaarheid van een gevestigd systeem toe.’

4. Er komen méér crisismomenten (en die kunnen we gebruiken)

‘Een echte transitie gaat gepaard met weerstand, instabiliteit, onzekerheden. Vanuit ons perspectief kan dat eigenlijk per definitie geen geleidelijk proces zijn. Het is een wetmatigheid dat spanning die zich opbouwt in een bepaald regime, zich uiteindelijk ontlaadt. De momenten waarop dat gebeurt noemen wij “transitiepunten.” Dat zijn gebeurtenissen die worden ervaren als een crisis of calamiteit, momenten die de onzekerheid vergroten maar tegelijkertijd ruimte creëren voor verandering.’

Het smelten van de kernreactor in Fukushima was zo’n transitiepunt. In Duitsland werd het incident gelijk aangegrepen om een in gang te zetten. Dat is ook te verklaren door het feit dat er in Duitsland al lange tijd een anti-kernenergiebeweging is en dat er al veel duurzame energie wordt opgewekt. In Nederland gebeurde het tegenovergestelde: hier zei de minister dat zoiets nooit in Nederland zou kunnen gebeuren – Je ziet dat eenzelfde crisis kan worden aangegrepen om verandering door te drukken of om alles bij het oude te laten – afhankelijk van de maatschappelijke context.

Eén aardbeving kan genoeg zijn om het te laten ontbranden

We gaan meer momenten zien waarin het systeem ineens in beweging kan komen, zegt Loorbach. ‘Neem de aardbevingen in Groningen, daar komt alles goed samen. Je ziet daar de onvermijdelijkheid van verandering, want het gas raakt op. Je ziet letterlijk dat het landschap aan het destabiliseren is als gevolg van de winning. Daarnaast heb je een sociaaleconomische en culturele dynamiek in de regio, waar al langer het gevoel heerst: ‘Wij zijn een wingewest.’ Het is een krimpregio, er is te weinig werk, dat zijn structurele ontwikkelingen die de druk doen oplopen. Eén aardbeving kan genoeg zijn om het te laten ontbranden.’ Een voorbeeld van zo’n uitbarsting was het protest in januari 2014 van boze burgers die

‘Wat je meestal ziet, gebeurde vervolgens ook in Groningen: het regime probeert de crisis te bezweren. Dus zodra het protest echt hevig wordt, komen er gesprekken over compensatie, gaat de gaswinning een beetje omlaag, en wordt er een overlegtafel ingesteld. Daarna gaat het steeds meer over details. De tegenstanders van de gaswinning worden in een soort fuik getrokken waarin ze oplossingen moeten formuleren binnen het bestaande systeem. Het gaat dan al heel snel over details in de marge van het echte probleem: wie meet de schade, wie bepaalt hoeveel daarvan toe te rekenen is aan de aardbevingen?’

Het probleem van zo’n aanpak is dat de structurele ontevredenheid over bijvoorbeeld krimp en werkloosheid niet wordt weggenomen, en de oorzaken daarvan ook niet. Daarom zijn nieuwe protesten onvermijdelijk, denkt Loorbach. Tegelijkertijd is Groningen een goede voedingsbodem voor structurele verandering. Er zijn al initiatieven die zowel de afhankelijkheid van gas als de werkeloosheid aanpakken, bijvoorbeeld Daar zou op termijn een flink aantal banen in de bouw uit kunnen voortkomen, en in Loorbachs stoutste droom zelfs een nieuwe industrie die de rest van gebouwd Nederland energieneutraal gaat maken. ‘Met zulke initiatieven kun je ineens veel verder gaan dan het repareren van de scheuren van het bestaande systeem.’

‘Sweet Sensation’, uit de serie ‘Consumerism’. Beeld: Lizette Schaap

5. Mensen die het probleem zien en kleine stappen zetten zijn cruciaal (als ze een goed verhaal hebben)

‘Het begint altijd met mensen die anticiperen op het vastlopen van het systeem. Mensen die met een ander verhaal beginnen, die problemen in een vroeg stadium weten te benoemen, die beginnen te experimenteren. Mensen die de grotere dynamiek intuïtief of analytisch aanvoelen en die zien dat bepaalde dingen beter georganiseerd kunnen worden. Bijvoorbeeld mensen die zich zorgen maken over een probleem, of mensen die denken dat ze geld kunnen verdienen als ze iets efficiënter organiseren. Er is altijd een mix van achtergronden en motivaties.’

‘Ook hier zien we een wetmatigheid: de spanningsopbouw binnen een regime vertaalt zich in proactieve interventies van mensen.’ Neem mensen die besluiten hun huis energieneutraal te maken zodat ze niet langer afhankelijk zijn van aardgas. Het aantal mensen dat dat doet is nog marginaal, maar Loorbach heeft hoge verwachtingen van dit soort ‘transformatieve’ initiatieven, mits regimepartijen op een gegeven moment meedoen. ‘Een echte transitie zal pas plaatsvinden als mensen binnen gevestigde organisaties op een nieuwe manier gaan werken, als zij het nieuwe verhaal van de koplopers gaan herkennen en zich gaan verbinden met hun initiatieven.

Het resultaat kan een ingrijpend ander ‘systeem’ dan het hedendaagse zijn, waarin innovatieve initiatieven of werkwijzen ‘van buiten’ niet meer marginaal zijn, maar structureel onderdeel zijn geworden van

Loorbach denkt dat er structurele oorzaken zijn die ervoor zorgen dat steeds meer mensen ‘een ander systeem’ zullen willen. ‘De moderne samenleving is gemondialiseerd en ontworteld en kan daarom bijna consequentieloos vervuilen en uitbuiten. Een deel van de tegenbeweging is daarmee te verklaren: mensen willen het zelf doen, ze willen weg van anonieme bureaucratieën, ze gaan werken aan lokale democratie, een eigen munt, energie- of zorgcoöperaties. Ze worden steeds autonomer en het wordt steeds makkelijker om zelf te organiseren. Of we nou naar burgers kijken, of naar communities of clusters van bedrijven: we zien dat de uitwisseling van kennis steeds gemakkelijker gaat.

Wij coördineren met DRIFT dat kijkt naar transformatieve sociale innovatie. Het interessante is dat er echt mondiale netwerken zijn ontstaan rond lokale munten, rond duurzame energie en rond andere vormen van lokaal en maatschappelijk initiatief. Zo ontstaan er als reactie op de economische crisis overal lokale munten, ethische banken,

Het gemeenschappelijke kenmerk van deze initiatieven is dat ze centrale controle ondermijnen. Ze worden ondersteund door tamelijk autonome processen, zoals nieuwe mogelijkheden op het web of prijsontwikkelingen van nieuwe technologie.

6. We hebben een ministerie van Afbraak nodig (want de bottom-upbeweging kan het niet alleen)

Toch zou het volgens Loorbach onverstandig zijn om alleen de bottom-upbeweging verantwoordelijk te maken voor de transitie. ‘Ik moet er niet aan denken dat mensen alles zelf gaan organiseren. Daar zit ik echt niet op te wachten, als persoon niet, maar ik denk ook dat het totaal inefficiënt is. Als iedereen in de buurt van de gemeenschapstuin moet leven… Nee, dat is het niet.’

Er zitten allerlei voordelen in het lokaal produceren van energie of voedsel. ‘Maar uiteindelijk moet er ook van bovenaf gezegd worden: dit is de kant die we opgaan.’

De overheid speelt nu een dubieuze rol, zegt Loorbach. In de eerste plaats is ze zelf onderdeel van het ‘oude regime.’ Het rijk ontleent zijn legitimiteit aan zijn historische track record voor het centraal oplossen van grote problemen. Maar inmiddels heeft de staat een belang gekregen in instandhouding van zaken waar we eigenlijk vanaf moeten. Zoals fossiele energie, waar de overheid veel belastinginkomsten uithaalt.

Het gevolg is wat Loorbach ‘schizofreen’ beleid noemt. Zo gaf het ministerie van EZ in 2006 de vergunning weg voor de bouw van vijf grote nieuwe kolencentrales. Tegelijkertijd werd geëxperimenteerd met een ‘energietransitieprogramma.’ Dat bleef marginaal en werd uiteindelijk weer stopgezet. Drie van de vijf kolencentrales werden gebouwd.

De overheid moet zich afvragen hoe ze ruimte kan maken voor nieuwe praktijken, zegt Loorbach. Hoe kunnen dat nieuwe structuren worden? ‘Het probleem is dat je dat niet kan ontwerpen. Je kunt niet je weg naar een nieuw systeem reorganiseren, wat de overheid gewend is te doen.’ Het rijk moet gewenste ontwikkelingen juist los durven laten. ‘Dat is ingewikkeld, want het impliceert dat er minder controle en toezicht mogelijk is, dat je minder duidelijk effecten kunt meten. Het betekent dus dat indicatoren en doelen anders geformuleerd moeten worden: de overheid moet succes niet afmeten aan efficiency en kwantitatieve maatstaven zoals het BNP, maar aan en de beoogde maatschappelijke impact.’

De overheid moet tot slot veel systematischer gaan kijken naar afbouw van oude regimes, stelt Loorbach. ‘De bedrijven en de burgers die veel te verliezen hebben bij de huidige transitie moeten gecompenseerd worden. Om dat proces zo eerlijk mogelijk te laten verlopen zou je een tijdelijk ministerie van Afbraak kunnen oprichten, dat het proces coördineert en uiteindelijk ook zichzelf opheft. Dat zou pas echt bijdragen aan de transitie.’

De komende tijd voer ik gesprekken met mensen die werkzaam zijn in de olie- en gasindustrie, om erachter te komen hoe zij aankijken tegen de omslag die volgens Loorbach op handen is. Wie werkzaam is in de fossiele industrie en – al dan niet op achtergrondbasis – mee wil praten: jelmer@decorrespondent.nl.

Lees ook: