Waarom jongens op school slechter presteren (en hoe je dat tegengaat)
Jongens doen het in het onderwijs slechter dan meisjes. Daarmee wordt waardevol talent verspeeld. Op de Openbare Regionale Scholengemeenschap ‘Lek en Linge’ in Culemborg proberen ze jongens beter uit de verf te laten komen door meer oog te hebben voor typisch jongensgedrag. Hoe doen ze dat?
Hoe kom je aan die cijfers? Dat vroegen ambtenaren op het ministerie van Onderwijs in 2009 aan Lauk Woltring, oprichter van het platform ‘Jongens in Balans’ en medeoprichter van het ‘Expertisecentrum Jongenstalent’ (inmiddels gefuseerd). Woltring had ze net geconfronteerd met het feit dat jongens het in het onderwijs een stuk slechter doen dan meisjes.
Dat ze de cijfers niet kenden, was gek. Ze waren afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en al eerder door het ministerie zelf gebruikt. Alleen had het ministerie ze toen trots naar buiten gebracht als bewijs van het eigen succesvolle emancipatiebeleid: meisjes deden het op allerlei terreinen beter dan jongens. Dat het omgekeerde ook waar was, daar hadden ze niet bij stilgestaan.
De prestatieverschillen tussen jongens en meisjes
Inmiddels zijn we ruim vijf jaar verder. Uit de laatste cijfers van het CBS blijkt dat jongens halverwege de middelbare school vaker dan meisjes op een lager dan eerder geadviseerd schoolniveau terechtkomen (24 procent van de jongens versus 15 procent van de meisjes). Ook blijken meisjes vaker dan jongens op een hoger schoolniveau uit te komen dan de basisschool hen had geadviseerd (iets meer dan 30 procent van de meisjes ‘stijgt.’ Voor de jongens is dat percentage iets meer dan 20 procent).
Jongens horen vaker dan meisjes tot de slechtst presterende groep
Op internationaal niveau speelt hetzelfde. Jongens horen vaker dan meisjes tot de slechtst presterende groep. Meisjes blinken minder uit in bèta-vakken, maar doen het gemiddeld genomen op alle vakken iets beter. De trend zie je terug op het hbo en de universiteit - 55 procent van de studenten is nu vrouw.
De prestatieverschillen tussen jongens en meisjes zijn in Nederland niet spectaculair groot en blijven vrij constant. Toch is Lauk Woltring er niet gerust op. Het probleem speelt al vijftien jaar. Er zijn dus al vijftien schoolgeneraties afgeleverd waarbij de jongens minder goed uit de verf zijn gekomen. ‘Mensen zien de cumulatieve cijfers niet. De ijsberg komt steeds verder boven water. De maatschappij is veranderd. Diploma’s zijn belangrijker geworden. Vroeger konden jongens via slingerweggetjes omhoog komen. Maar die grillige weggetjes [via stages, na veel keren blijven zitten, stapelen van diploma’s, ME] zijn steeds onbegaanbaarder. Als deze jongens zonder diploma vastlopen, vergroot je de kans dat ze zich gaan afzetten tegen de maatschappij, zo blijkt uit onderzoek. Meisjes raken in zo’n situatie eerder gedeprimeerd. Los daarvan: ik vind het vooral heel erg zonde dat talenten van jongens minder de kans krijgen om zich op een positieve manier te ontwikkelen.’
Huiswerkles voor de jongens
Joost van Rijn, directeur van de Openbare Regionale Scholengemeenschap ‘Lek en Linge’ in Culemborg, is dat met Woltring eens. Scholen worden gestimuleerd hun leerlingen zo snel mogelijk door de school heen te jagen. De financiële prikkels zijn zó dat je een kind met een havo-advies, beter kan laten afstromen naar het vmbo-t dan het een jaar te laten overdoen.
Dit beleid treft jongens harder dan meisjes. Een mogelijke reden is dat het brein van de gemiddelde jongen zich anders ontwikkelt. Het breinonderdeel dat mensen in staat stelt te plannen, weloverwogen keuzes te maken en de consequenties van hun handelen in te schatten, kan bij jongens soms meer dan twee jaar achterlopen op dat van meisjes. Dat verschil lopen ze later weer in, maar kán ervoor zorgen dat ze niet kunnen meekomen in de eerste jaren van de middelbare school. Jaren waarin veel meer zelfstandigheid wordt verwacht dan op de basisschool.
Om dit ‘afstromen’ tegen te gaan, zijn ze bij het Lek en Linge gaan experimenteren met een tweede brugklas, ook wel de uitstelklas genoemd. Kinderen die vanwege hun matige prestaties in het eerste jaar dreigen af te glijden naar een lager schooltype (bijna allemaal jongens) krijgen hier nog een tweede kans om te bewijzen dat ze het schoolniveau dat hen op de basisschool was geadviseerd, toch wel aankunnen. Daarnaast krijgen de kinderen die in het eerste jaar veel béter presteerden dan verwacht (bijna allemaal meisjes), de kans om te bewijzen dat zij misschien wel een hoger onderwijsniveau aankunnen. De afstromers, ofwel de jongens, moeten in dit jaar verplicht huiswerkles volgen en worden intensief geholpen bij het plannen en organiseren van hun huiswerk.
Een ideale wereld zonder school (en planten)
Thos (14), zit dit jaar in die verlengde brugklas (havo-vwo). ‘Mijn zus is dommer dan ik maar leert harder, zegt hij. ‘Op de basisschool hoefde ik niks te doen. Hier moet je opeens wél heel veel doen.’ Thos heeft een hekel aan school. Hij vindt het saai, weinig vakken spreken hem aan. ‘Ja, gym vind ik leuk. En soms biologie. Maar niet als het over planten gaat.’
Zou een ideale wereld schoolloos zijn? vraag ik Thos en zijn buurman. ‘Kijk, vroeger leefde je om te overleven,’ zegt Thos. ‘Dan ging je jagen. Dat was je doel. Nu leef je voor een baan waarmee je geld kunt verdienen. Je moet per se slim zijn en naar school gaan om te overleven.’
Ik werk op een fruitteeltbedrijf. Dan kom je er wel achter dat je iets moet leren
Volgens Thos’ buurman Nick (14) is er in de ideale wereld zeker geen school. ‘Je kunt toch gewoon tegen iemand zeggen ‘kijk, dat noemen we nou een lantaarnpaal – leef ermee!’ Daar heb je geen school voor nodig.’
Sjoerd (14), is het hier niet mee eens. ‘Ik werk op een fruitteeltbedrijf. Dan kom je er wel achter dat je iets moet leren.’
‘Ach man je bent gewoon een plukkertje,’ sneert een jongen een paar banken verderop.
Sjoerd kijkt hem aan en zegt rustig: ‘Ik geef leiding aan negenenzestig Polen.’
Hij legt uit dat hij veel moet rekenen en Engels spreken. Dan is school echt wel handig. Toch is hij het niet helemaal oneens met Nick en Thos: ‘Als je niet weet wat je wilt worden, dan is het echt zwaar klote, die school.’
Meer fysiek aanwezig
En daarmee benoemt hij een ander kenmerk van veel jongens. Jongens hebben, vaker dan meisjes, niet alleen moeite met plannen, ze leren ook het liefst door iets eerst te dóen en pas daarna de bijbehorende informatie op te zoeken. Dus eerst proberen die Ikeakast zelf in elkaar te zetten en pas als je erachter komt dat je de verkeerde schroeven hebt overgehouden, de handleiding erbij pakken. Meisjes zijn eerder geneigd de handleiding te gebruiken. Ze vertrouwen het systeem meer.
Dat sterkere wantrouwen van jongens en die neiging om meteen te gaan handelen, zou te maken kunnen hebben met het feit dat ze veel meer testosteron hebben dan meisjes, zo valt te lezen in het informatieboekje voor scholen: Jongens.. aan de slag! dat in 2012 werd geschreven door het onderwijsadviesbureau APS, in samenwerking met het Expertisecentrum Jongensgedrag. Testosteron maakt jongens doorgaans beweeglijker, strijdlustiger, competitiever, impulsiever en meer fysiek aanwezig.
Pas je lesstof aan jongens aan
Jongens krijgen door dit gedrag meer negatieve aandacht dan meisjes, zegt Joost van Rijn van het Lek en Linge. Ten onrechte vindt hij: je kunt beweeglijk of competitief gedrag ‘druk’ of ‘lastig’ noemen, maar je zou het ook als ‘ondernemend’ kunnen zien. Neem Thos, die vertelt dat hij op de basisschool zeep op de wc-vloer spoot om daar een potje te gaan schaatsen. Irritant, maar ook leuk bedacht.
Als je dat jongensgedrag meer ruimte geeft, trek je jongens makkelijker uit een negatieve spiraal
Door bepaald gedrag niet alleen als negatief te bestempelen, kweek je een andere ‘mindset’ bij jongens, stelt Van Rijn. En die mindset is weer van invloed op hun prestaties, zegt hij, verwijzend naar onderzoek van professor Lydia Krabbendam. ‘Als je dat jongensgedrag meer ruimte geeft, trek je jongens makkelijker uit een negatieve spiraal.’
Michiel Dissel, docent Biologie op het Lek en Linge en expert als het gaat om jongensgedrag, geeft onmiddellijk toe dat dit makkelijker klinkt dan het is. Het gedrag van sommige jongens roept ook vaak ergernis op. Maar die ergernis kun je redelijk vaak voorkomen. Dissel daagt jongens bijvoorbeeld uit om een hardloopwedstrijdje met hem te doen als ze het in zijn les gaan hebben over het bewegingsstelsel. Hij komt daarmee tegemoet aan hun drang om te bewegen én aan hun hang naar competitie. Bij Engels laat de docent de kinderen brieven schrijven met een supportersclub in Engeland. Dat appelleert weer aan die voorkeur van jongens voor de ‘trial and error’-manier van leren. Soms werkt het ook om de jongens tegen de meisjes te laten ‘strijden.’ Risico is wel dat als de meisjes echt veel beter zijn, de jongens volledig afhaken. ‘Het moet wel een haalbare strijd voor ze zijn,’ zegt Dissel. Nadelen van een dergelijke aanpak zijn er niet. Ook meisjes blijken ervan te profiteren, zo blijkt uit onderzoek van het Kohnstamminstituut.
Leer ze jongen zijn
‘Jongens vinden het fijn als een docent wat vrijer met de lesstof omspringt,’ zegt directeur Joost van Rijn. Wat dat betreft zit de tijd niet mee, vindt hij. De lesmethoden van nu zijn veel strakker omlijnd dan vroeger – er zijn veel meer werkboeken die doorgewerkt moeten worden. Daar komt bij dat er, net als in het basisonderwijs, minder mannen voor de klas staan. Dat is jammer, want vaak sluiten de humor en omgangsvormen van mannen net iets beter aan bij de jongens – al zijn er ook zeker vrouwen die hier goed in zijn. Je kunt niet stellen dat alle schoolproblemen van jongens toe te schrijven zijn aan de feminisering van het onderwijs.
‘Er is geen panklare oplossing voor ‘het jongensprobleem,’ zegt Van Rijn. Het zijn allemaal kleine beetjes die helpen. Waar het vooral om draait, is jongens wat positiever benaderen. Hij benadrukt dat het belangrijk is om jongens steeds een nieuwe kans te geven. Blijf ze niet achtervolgen met iets stoms wat ze hebben gedaan in het verleden. Zeg niet zuchtend dat ze ‘wéér een onvoldoende’ hebben (Van Rijn: ‘ze stralen het misschien niet uit, maar ze zijn echt niet blij met hun onderpresteren’) maar ga op zoek naar het moment dat ze wel goed bezig waren. Laat merken dat je ze geen vervelende jongens vindt en dat je echt om ze geeft. Jongens werken namelijk, meer dan meisjes, extra hard voor een docent die ze oprecht enthousiast en aardig – ‘vrolijk’ in de woorden van Nick - vinden.’
Lauk Woltring vat het bondig samen: jongens leren in het huidige onderwijs te vaak dat ze een ‘niet-meisje’ zijn. Ze moeten leren dat ze ook gewoon jongen mogen zijn met alle talenten die daar bij horen.
Dit verhaal is geschreven door Marilse Eerkens.
4-6-2015: Dit artikel meldde op basis van het APS-rapport ‘Jongens... aan de slag’ dat het brein van jongens in rust minder doorbloed is dan dat van meisjes. Hierdoor zouden ze in een saaie les sneller in slaap vallen. Wegens gebrek aan bewijs is deze passage geschrapt.