Waarom wij (niet) gelukkig worden van ranglijstjes
Het World Happiness Report 2015 publiceerde onlangs een ranglijstje van landen: Zwitserland was het gelukkigste land ter wereld, Togo bungelde onderaan en Nederland was een paar plaatsen gezakt ten opzichte van vorig jaar. Ik vroeg me af: wat is eigenlijk het nut van die ranglijstjes? Maken ze ons ook daadwerkelijk gelukkiger?
Ranglijstjes, wie houdt er niet van? Dankzij ranglijstjes wordt de winnaar van het Songfestival bekend, wordt duidelijk wie er onderaan bungelt in de Eredivisie en wie tot de middenmoot van de klas behoort. Niet alleen individuen, ook landen worden met elkaar vergeleken. Zo weten we wat het rijkste, onveiligste of groenste land ter wereld is.
Ook in het kort geleden gepubliceerde World Happiness Report 2015 worden landen op een rijtje gezet. De auteurs hopen met de publicatie geluk op de kaart te zetten als maatstaf voor welzijn. Om deze missie te bereiken worden onder andere landen gesorteerd op hun gemiddelde tevredenheid van de bevolking met hun leven, oftewel: ‘geluk.’ Zwitserland staat op nummer 1 met 7,6 op een schaal van 1 tot 10. Het ongelukkigste land ter wereld – Togo – loopt zo’n vijf punten achter met een gemiddeld geluk van 2,8. En dan nog een baalpuntje voor ons: Nederland is gezakt van de vierde naar de zevende plaats.
De betrouwbaarheid van gemiddeldes
Ze zorgen voor leuke pr, maar de gemiddelden zijn niet altijd veelzeggend. De gelukscijfers zijn – net als veel andere statistieken – gebaseerd op een steekproef onder de bevolking van een land. Omdat het niet realiseerbaar is om alle inwoners naar hun geluk te vragen, worden er willekeurig mensen geselecteerd en gevraagd ‘Hoe tevreden ben je met je leven?’ Die selectie wordt zo gemaakt dat de steekproef een goede afspiegeling geeft van de samenleving.
Het gemiddelde gelukscijfer is dus slechts een schatting van het ‘ware’ gemiddelde. Statistici berekenen daarom een ‘betrouwbaarheidsinterval.’ Er bestaat een heel grote kans – 95 procent is de standaard – dat het gemiddelde geluk inderdaad op dat interval ligt. Hoe groter de steekproef, hoe kleiner het betrouwbaarheidsinterval. Dat betekent dat de schatting preciezer wordt naarmate je meer mensen ondervraagt. Hoe meer mensen je spreekt, hoe beter je beeld van de waarheid immers wordt.
Gelukkig laten de auteurs van het World Happiness Report deze intervallen zien in hun rapport. Ze zijn belangrijk bij het vergelijken van landen. Als de intervallen van twee landen overlappen, kun je bijvoorbeeld niet zeggen dat ze daadwerkelijk verschillen. In de grafiek hieronder zie je dat het maximale niveau van Nederland net overlapt met het interval van Noorwegen, de nummer vier op de lijst. We hadden dus net zo goed toch weer op de vierde plaats kunnen staan.
Maar deze betrouwbaarheidsintervallen zijn niet het enige probleem van de ranglijstjes. Zo verhullen de gemiddelden ook de verdeling van het geluk. Misschien trekt een heel gelukkige minderheid het gemiddelde flink omhoog, terwijl een groot deel van de samenleving ongelukkig is. Wat de vergelijking van landen nog verder compliceert, is dat er culturele verschillen bestaan in het beantwoorden van geluksvragen. Grieken, Spanjaarden en Italianen zijn sneller geneigd een extreem antwoord te geven (‘heel gelukkig’) dan Fransen, Duitsers en Britten.
Wedstrijdje geluk
De auteurs van het rapport zijn zich bewust van de beperkingen van de ranglijstjes. ‘De ranglijstjes trekken de meeste aandacht,’ vertelt John Helliwell ‘maar ik zou het jammer vinden als de interesse voor ons rapport daarbij blijft.’ Zijn co-auteur Richard Layard is het daarmee eens en zegt: ‘Het is veel interessanter om naar groepen landen te kijken: wie doet het wel goed en wie niet?’ Al is de volgorde anders, de top dertien is precies hetzelfde als in het vorige rapport. Deze ‘topgroep’ scoort hoog op gezondheid, rijkdom en sociale voorzieningen. We leren dus wel degelijk iets van de metingen, maar de precieze plek in de ranglijst is minder informatief.
Met een beetje ranglijstfetisjisme is niks mis, als het ons helpt een belangrijk onderwerp op de kaart te zetten. In Denemarken is het ‘Happiness Research Institute’ opgezet. ‘Ik denk niet dat het instituut was opgericht als de ranglijst niet had bestaan en Denemarken niet een van de gelukkigste landen ter wereld was geweest,’ vertelt Helliwell. De organisatie maakt zich sterk voor de rol van geluk bij overheidsbeleid, ook in het buitenland: ‘Het Deense instituut helpt nu Letland - een relatief ongelukkig land - om een gelijksoortige instelling op te zetten.’
Soms wordt de positie echter een doel op zich. De Verenigde Arabische Emiraten willen bijvoorbeeld ‘de gelukkigste worden van alle naties.’ Geluksprofessor Ruut Veenhoven reisde afgelopen maart met koning Willem-Alexander en koningin Máxima naar Denemarken. ‘Nederland kan nog gelukkiger worden dan Denemarken,’ kopte NRC Handelsblad de volgende dag.
Ironisch, omdat juist uit geluksonderzoek blijkt dat het ongelukkig maakt om je te vergelijken met je omgeving. Op die manier leidt geluk aan dezelfde kwalen als het economisch systeem dat het probeert te bestrijden: sturen op getallen van beperkte betekenis, concurreren in plaats van samenwerken en een wedloop om elkaar voor te blijven. Dat wat echt belangrijk is – geluk voor de grootste aantallen – wordt verdrongen door een geluksratrace.
Voorbij de ranglijst
Geluk verdient aandacht als een serieus alternatief voor economische groei. De ranglijstjes trekken die aandacht, maar zijn niet meer dan een leuk marketinginstrument. Op zijn best geven ze een globale schets van het geluk op de wereld. Om geluk een serieuze rol te laten spelen in overheidsbeleid, moet je niet alleen ‘voorbij het bbp’ kijken, maar ook ‘voorbij de ranglijst.’
Dat kun je doen door te kijken welke voorwaarden belangrijk zijn voor een gelukkig leven. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat werkloosheid structureel ongelukkiger maakt. Tegelijkertijd zijn sociale contacten en gezondheid cruciaal voor geluk. Inkomen is belangrijk, maar slechts in beperkte mate. Mensen die al veel geld hebben, worden vaak niet gelukkiger van nóg meer centen.
Zulke informatie kan een overheid vervolgens gebruiken bij beleid. Dat kan op verschillende manieren: de regering kan het geluk van haar inwoners meten en hen informeren over hoe ze gelukkiger kunnen worden. Ook kan ze de juiste omstandigheden creëren, zoals een goede gezondheidszorg of een kortere werkweek. Ze kan burgers bovendien een zetje in de goede richting geven. Dat kan subtiel via een zogenaamde ‘nudge’, of zelfs met dwang via een belasting of boete.
Kortom: zet geluk op nummer één, maar besteed vooral niet te veel aandacht aan die ranglijstjes.