Dit is de ultieme afslankcursus voor het Dikke Ik
In een tijd van apps, robots en Easy Alles vraag ik me deze zomer af: welke dingen zijn de moeite waard juist doordat ze moeite kosten? Vandaag de remedie bij uitstek voor het individualisme anno nu: vrijwilligerswerk.
Met de jaren ben ik steeds allergischer geworden voor directieven. Zelfs een recent cadeau, een handboekje van de stoïcijnse filosoof Epictetus, met goedbedoelde richtlijnen als ‘Zeg nimmer van iets: ‘Ik heb het verloren,’ maar zeg: ‘Ik heb het teruggegeven’,’ kan me uit mijn humeur brengen.
De gebiedende wijs is te vaak onderdeel van een vervelend, programmatisch verhaal over levensbevestigend leven, van types die net iets te wit, net iets te dun en net iets te fanatiek zijn.
Aanraden als omgekeerd klagen: het zal wel kloppen wat de ander zegt, maar de toon stoort.
Toch: enkele jaren geleden zat ik er even heel erg doorheen. Ik had niets te zeggen over mijn leven. Het was alsof de wereld de pagina’s waarop ik voorkwam had gebruikt om haar reet mee af te vegen. Mijn relatie was net uit, mijn werk ging slecht, ik had veel last van mijn aangeboren hartafwijking en ik woonde alleen, op een woonboot. Dat klinkt romantischer dan het was. Het water was grijs, de lucht was grijs. Mijn gedachten waren grijs. Dus kocht ik een boek met wat handreikingen om je beter te voelen: de psycholoog, hartmeditatie, visolie, hardlopen, vrijwilligerswerk. Ik besloot alles te proberen.
De psycholoog heb ik nog. De vispillen ook. En ze helpen allebei, denk ik. Maar wat misschien wel het meeste hielp, was vrijwilligerswerk. Dat weten meer mensen: afgelopen jaar deed volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek 49 procent van de Nederlanders vrijwillig iets voor een ander.
De achterkant van project-Ik
Er is de laatste jaren een wereldwijde trend – van Sydney tot Los Angeles – in opkomst die sterk is gericht op het ‘zelf’. Yoga, gezond eten, Instagram: het draait veelal om het eigen lichaam, om de persoonlijke groei, om het tonen (en vooruit: het ontwikkelen) van het ‘zelf’.
Sinds enkele weken woon ik in New York. De stad is een prachtig dieplood voor de westerse cultuur: kleding, muziek, lifestyle, trends, alles wat in het Westen speelt is hier te zien.
De meeste gesprekken beginnen hier met een ‘pitch’ van drie minuten over het eigen leven. ‘Verdiensten,’ van school, studie tot arbeidservaring, worden als speldjes op de borst gestoken. Ik, ik, ik – prik, prik, prik.
Onderzoek onder jongvolwassenen wees uit dat 83 procent van de mensen tussen 18 en 35 zich vaak eenzaam voelt
Maar er zit ook een achterkant aan dit project-Ik. Een onderzoek in Groot-Brittannië onder jongvolwassenen wees uit dat 83 procent van de mensen tussen 18 en 35 zich vaak eenzaam voelt; een veel hoger percentage dan onder ouderen. Bijna één derde van de mensen zegt dat ze het nu lastiger vinden vrienden te maken dan tien jaar geleden. Nog een derde zegt wel dat ze liever meer vrienden zouden hebben.
De achterkant van jong-zijn, kortom, is eenzaamheid. En de achterkant van eenzaamheid is, zoals een Amerikaans onderzoek onder meer dan drie miljoen mensen uitwees, dat het risico op een vroegtijdige dood met 30 procent stijgt.
Een affectieve band met een ander blijkt voor iedereen een basale, biologische behoefte. Wie veel alleen werkt en alleen woont, of wie iemand verliest door overlijden of een scheiding, mist die band vaak.
Vrijwilliger intern vervoer
Voordat ik op de woonboot ging wonen, woonde ik een tijdje in de buurt van een revalidatiecentrum. Ik fietste daar vaak langs en dacht: ik moet daar een keer naar binnen, om wat van mijn geluk te delen.
Maar het moest dus eerst zo zijn dat ik zelf wat ongeluk tegenkwam tot ik er binnenliep om mijn eigen eenzaamheid wat te verlichten.
Na een intakegesprek koos ik voor de minst populaire post: vrijwilliger intern vervoer (de meeste vrijwilligers gaan liever zwemmen). Ik mocht patiënten van en naar hun therapie brengen. Dat waren mensen met niet-aangeboren hersenschade, die bijvoorbeeld een hersenbloeding hadden gehad, en nu hun lijf weer onder controle probeerden te krijgen, of mensen die een amputatie hadden ondergaan, door een ongeluk, of als gevolg van suikerziekte of kanker.
Wat ik ging doen
We hebben ons lichaam maar gedeeltelijk in de hand. Onze gemoedstoestand eveneens. Maar onze meningen, daar kunnen we vaak iets aan doen. Ik schortte mijn mening over de holle frasen van positivo’s op en stelde me open voor de dingen waarvan ik dacht dat ze vervelend zijn - in dit geval: vrijwilligerswerk.
Elke dinsdagmiddag, van één uur ’s middags tot zes uur ’s avonds, liep ik door een revalidatiecentrum en bracht ik mensen in een rolstoel naar hun therapie. Ik weet nog enkele kamernummers, zie het schema met de tijdstippen, de achternamen en de therapievorm nog voor me. Ik vroeg voornamen, vroeg naar het leven vóór het revalidatiecentrum, praatte over het gewenste leven erna. Leerde dat mensen kunnen buigen, breken zelfs, en dat velen op de plek waar ze breken helen en sterker worden dan voorheen, zoals een bot ook het sterkst is daar waar het ooit gebroken was.
Ik zal niet alleen maar suiker over de werkelijkheid strooien. Soms zag ik het ook gewoon fout gaan: dan moest er een tweede amputatie worden uitgevoerd, nog hoger op het been, of werd iemand steeds slechter, niet beter.
Mijn werk was intussen vrij simpel: iedereen van en naar hun ergotherapie, fysiotherapie of logopedie brengen. Soms was dat lastig, als er om drie uur zes mensen bij hun therapie moesten zijn.
Zeker als je weet dat een wandeling van de woon- naar de behandelvleugel wel tien minuten kon duren. Maar het was altijd haalbaar. Ik voelde me nodig, ik zag de resultaten op de korte termijn – patiënten waren op tijd voor therapie en hadden daar veel aan – en de langere termijn: handen gingen beter werken, rolstoelen konden zelf worden bediend of op een gegeven moment zelfs achtergelaten, behandelaars gingen mij herkennen en begroeten.
Hoe dat voelde
En dat voelde zinnig. Zonder dat geld een rol speelde, zonder dat er hoe dan ook iets anders dan het werk een rol speelde: vrijwilligerswerk is in essentie een doel op zich, je doet het omdat je het werk belangrijk vindt, niet omdat je de dingen die je er eventueel mee bereikt, geld of aanzien, belangrijk vindt. En het feit dát je het belangrijk vindt, maakt dat je er zelf ook positieve gevolgen van ervaart.
Altruïsme blijkt een van de meest doeltreffende manieren te zijn om een depressieve gemoedstoestand om te buigen
Schrijver Jaap Robben noemde in een interview de lakmoesproef voor de boeken die hij schrijft: ‘Ook als ik nul verkoop, wil ik het boek dan nog schrijven?’ Als het antwoord ‘ja’ is, dan komt het boek er. ‘Ook als ik er niets aan verdien, wil ik het werk dan nog doen?’ is de vraag voor veel vrijwilligerswerk. Bij mij was het antwoord ja. Ik meldde me elke dinsdagmiddag met veel plezier.
Waarom nog meer? Even niet met mezelf bezig zijn, luchtte op. En dat mes snijdt aan twee kanten: altruïsme blijkt een van de meest doeltreffende manieren te zijn om een depressieve gemoedstoestand om te buigen. Want ik voelde me betrokken bij een gemeenschap, toen ik de resultaten van mijn werk in die gemeenschap terugzag.
Wat de wetenschap zegt
Volgens een onderzoek dat in de American Journal of Cardiology verscheen, ligt bij gelijke gezondheidsomstandigheden de levensverwachting van arme, oudere mensen die zich vrijwillig voor andere mensen inzetten hoger dan bij mensen die dat niet doen.
Ook Science, een van de toonaangevendste wetenschappelijke tijdschriften ter wereld, deed onderzoek naar de effecten van vrijwilligerswerk. Deze studie wees uit dat vrijwilligerswerk een van de beste garanties is voor een langer leven. Fijn om zo bevestigd te krijgen: het plezier van de affectieve banden met anderen en het gevoel bij een maatschappelijke groep te horen en nuttig te zijn, zijn goed voor het brein en dus voor het lichaam en dus voor de levensverwachting.
Bijna elke studie over geluk laat het zien: mensen die diepe emotionele banden met anderen hebben en die betrokken zijn bij hun gemeenschap, zijn vaak gelukkiger dan mensen die weinig emotionele banden hebben en niet betrokken zijn bij hun gemeenschap.
Betrokken zijn bij een gemeenschap betekent jezelf en je tijd in dienst stellen van iets dat niet direct een materiële vergoeding tot gevolg heeft. (Ik heb in al mijn tijd als vrijwilliger niet eens om een reisvergoeding gevraagd, ik kwam met de fiets.)
Veel vrijwilligerswerk brengt ons dicht bij anderen, maakt ons vrolijker en dankbaar.
Al die onderzoeken en percentages over ouder worden impliceren dat oud worden het hoogste goed is. Ik denk dat je gevoel van welzijn dat is en dat, wil je oud worden fijn vinden, je gevoel van welzijn groot moet zijn. Dat geluk is vaak te vinden in anderen helpen. Niet alleen door iets tegen hen te zeggen, maar ook door iets voor ze te doen en betekenen.
Ik heb weinig spullen meegenomen naar New York, maar een van de dingen die ik meenam, is een oud schema van een middag in het revalidatiecentrum. Soms kijk ik er naar en weet ik weer dat ik onderdeel ben van een groter geheel.
Dit verhaal is de aftrap van een serie verhalen waarin ik op zoek ga naar dat wat het leven de moeite waard maakt. Hierna volgen onder meer piano spelen en sekstherapie. Andere suggesties blijven welkom.