Thuis ben je waar het realisme een tikkeltje onbehaaglijk is

Arnon Grunberg
Schrijver

De universiteit in Essen had me uitgenodigd om een lezing te komen houden. Ik zou wat over mijn eigen werk vertellen, wat mij na meer dan twintig jaar als schrijver niet meer zo heel veel moeite kost. Een van de redenen ook waarom ik er sinds een dag of twee over denk om arts te worden. Als literatuur steeds meer hulpverlening wordt, wordt het tijd de hulpverlening serieus aan te pakken. En praten over eigen werk is, zo leert de ervaring, uiteindelijk altijd een vorm van hulpverlening.

De universiteit van Essen vroeg waarover ik zou willen spreken. Ik zei dat ik wel over realisme wilde spreken. Dat leek me goed bij Essen passen en ook bij mijzelf.

Hoewel ik veel door Duitsland had gereisd was ik nog nooit in Essen geweest. Ik arriveerde er dinsdagavond, het Welcome Hotel was voor mij gereserveerd. De naam klonk niet veelbelovend, maar toen ik er eenmaal was, bleek het aan alles te voldoen waaraan een hotel moet voldoen.

In de Bijbel staat dat er eerst het woord was. Maar we leven niet meer in bijbelse tijden, het woord is het nagerecht geworden

Gegeten had ik nog niet, maar aan het Welcome Hotel in Essen zat net als aan het Welcome Hotel in Darmstadt een restaurant vast. Ik kon op zoek gaan naar een goed Italiaans restaurant in Essen, maar het leek me beter in het restaurant van het hotel te blijven. Ik moest nog nadenken over het realisme, dat ik aan de hand van het eerste hoofdstuk van Elizabeth Costello van Coetzee wilde bespreken; een Italiaans restaurant zoeken zou nadenken over realisme in de weg staan.

De serveerster in het restaurant van het hotel was alleraardigst, ja zelfs wat giechelig, maar dat kwam misschien doordat het een mooie zomeravond was en het restaurant niet erg vol zat. Of misschien was ze nog niet zo lang werkzaam als serveerster, er zijn veel redenen om te giechelen.

In mijn kamer dacht ik nog wat na over het realisme. Ik zou de lezing al improviserend houden, nadenken is dan een vereiste. Maar iets na middernacht voelde ik me slaperig worden, het nadenken lukte niet meer. Ik pakte een krant en ging in bed liggen. Waar het denken niet meer lukt, wil het lezen meestal nog wel vlotten. Ook dat is realisme.

De tekst doet een poging de werkelijkheid te imiteren. Het probleem is dan niet de imitatie, maar wat eraan voorafgaat. Dat is wat ik de volgende dag wilde zeggen. Werkelijkheid? Wat aan de tekst voorafgaat. Ja, in de Bijbel staat dat er eerst het woord was, maar we leven niet meer in bijbelse tijden, het woord is het nagerecht.

Een vrouw met wie ik regelmatig sms, vertelde mij dat ze altijd naakt slaapt en ze suggereerde dat ik dat ook moest doen. Daarom trok ik mijn onderbroek uit. Naakt slapen in Essen leek mij eveneens een vorm van realisme. Beter gezegd: een poging het realisme trouw te blijven.

De volgende ochtend zou ik worden opgehaald. De Duitser die ik had verwacht, bleek een Nederlander te zijn. We parkeerden bij een meubelcentrum en liepen vandaar naar de universiteit.

Een professor schonk koffie op zijn kamer en we behandelden de Eerste Wereldoorlog en de Vlaamse literatuur. Er kan veel worden behandeld in de uren voorafgaand aan de lezing.

De lezing zelf slaan we over, om met Coetzee te spreken. Het liep niet uit de hand, dat wil ik wel vermelden, hoewel een man op de eerste rij met zekere gretigheid begon te spreken over mijn rubriek ‘De Seksrabbijn’ in de Volkskrant. Hij had kopieën van de rubriek bij zich en wilde mij die laten zien, maar ik zei: ‘Ik weet wat ik heb geschreven.’ Je kunt het realisme ook overdrijven.

Daarna was nog in heerlijk Italiaans eten voorzien. Essen beviel mij eigenlijk wel, de neerlandici in Essen waren buitengewoon vriendelijk.

Ik eindigde op een plein voor het station. Voor mijn trein was ik wat te vroeg, maar het wachten op dit plein kon geen straf worden genoemd.

Een bedelaar kwam aan mijn tafel zitten. Hij zei: ‘Ik kom niet bedelen, ik rust even uit.’

‘Dat is goed,’ zei ik.

Thuis ben je waar het realisme een tikkeltje onbehaaglijk is.