‘Meester, dat doet u anders nooit!’ (want de Onderwijsinspectie is op bezoek)
Iedere school wordt eens in de vier jaar bezocht door de Onderwijsinspectie. Uit een enquête van de Algemene Onderwijsbond blijkt dat veel scholen zich op die dag voorbereiden, en dat docenten ervaren dat het bezoek extra administratieve lasten met zich meebrengt. Onlangs bezocht de inspectie mijn school. Hoe verloopt zo’n dag? Een verhaal vanuit de school.
Van de 25 leerlingen in H3C zijn er vandaag maar acht op komen dagen. Twee van hen zitten in de vensterbank. Eén leerling heeft zich verstopt onder mijn bureau. De overige vier doen ochtendgymnastiek op hun tafeltjes. Waar de rest is, weten ze niet. Iemand oppert dat ze er vandaag ‘gewoon ff geen zin in hadden.’ Een tweede leerling stelt voor de missende leerlingen te gaan zoeken, waarop de kinderen zonder op mijn reactie te wachten m’n lokaal uit stuiven. De onderwijsinspecteur, achter in de klas, maakt een aantekening.
Na de tweede snooze word ik wakker. Vandaag komt de Onderwijsinspectie langs.
(Ik zou niet met deze droom geopend hebben – wat een cliché om daar mee te beginnen, en dan ‘wakker te schrikken’ – als dit niet daadwerkelijk is wat ik droomde de nacht voorafgaand aan het bezoek van de Onderwijsinspectie aan mijn school.)
Wat inspecteert zo’n inspectie eigenlijk?
Eenmaal op school vertelt een collega eenzelfde verhaal: ‘Niemand had zijn spullen mee en ik had geen idee waar we waren in het boek. Homerus, iets met Homerus, dat was alles wat ik wist.’
Het bezoek van vandaag is het zogeheten ‘vierjaarsbezoek:’ elke vier jaar brengt de inspectie elke school een bezoek om te kijken of de kwaliteit op orde is. Dat is een ander type bezoek dan het kwaliteitsonderzoek dat de inspectie kan uitvoeren wanneer er signalen zijn dat er iets mis is op een school. Vallen de resultaten bijvoorbeeld tegen, zijn de financiën niet op orde of komen er signalen van ouders dat er iets mis is op de school, dan kan de inspectie al eerder op de stoep staan.
Zowel bij het vierjarenbezoek als bij een kwaliteitsonderzoek wordt een school beoordeeld op zijn opbrengsten, wordt gekeken of de onderwijstijd behaald wordt, bezoeken de inspecteurs lessen en beoordelen zij de zorg voor leerlingen en voor de kwaliteit van het onderwijs. Een school die aan de eisen voldoet krijgt een ‘basisarrangement,’ een school die tekortschiet kan het predicaat ‘zwak’ of ‘zeer zwak’ krijgen.
Een ongewone spanning voor het bezoek van vandaag
Dat zal mijn school vandaag niet gebeuren. De examenresultaten zijn prima en met de doorstroomcijfers is niets mis. Toch heerst er een ongewone spanning in de gangen en lokalen.
Collega: ‘Zijn ze bij jou al langs geweest?’
De kans is aanwezig dat een inspecteur je les binnenstapt om die te beoordelen. Tussen 9 en 12 bezoeken de inspecteurs at random lessen, heeft het personeel te horen gekregen. Van iedere schim die langs m’n lokaal loopt, probeer ik in te schatten of het een inspecteur kan zijn.
Collega: ‘Ik schrok me rot toen ik de deurklink omlaag hoorde gaan. Bleek een leerling te zijn die even naar de wc was.’
Onze angstgegners van vandaag heten Francien van der Meer en Paul Prior (63). Gezamenlijk goed voor 38 jaar aan werkervaring voor de inspectie. Jaarlijks zien ze beiden zo’n 500 lessen. Hij is eerstegraads bevoegd docent economie, zij eerstegraads bevoegd docent maatschappijleer en geschiedenis. Zij de good cop, hij de bad cop. Ze spreken vandaag met de schoolleiding en het College van Bestuur, met leerlingen, docenten, de zorgcoördinator en met secties die te kampen hebben met tegenvallende resultaten. Aan het eind van de dag spreken ze hun oordeel uit.
Controle is logisch, maar hoeveel papierwerk is daarvoor nodig?
‘Onderwijs lijdt onder druk Inspectie,’ kopte de Volkskrant eerder dit jaar. De basis van het artikel is een enquête die de Algemene Onderwijsbond (AOb) hield onder circa 3.500 leden, schoolleiders en docenten, 38 procent van hen werkzaam in het voortgezet onderwijs.
Een opvallende uitkomst van de enquête is dat driekwart (77 procent) van de ondervraagden aangeeft het bezoek van de inspectie als een verhoging van de administratieve werklast te zien. Ook collega Paulien Oortman (56), docent klassieke talen en coördinator kwaliteitszorg, kreeg met die last te maken.
Voorafgaand aan het bezoek stuurde zij de inspectie op verzoek vijfentwintig beleidsstukken ter inzage. Ze vraagt zich wel eens af hoe zinvol het is om al die documenten op te stellen. Zo herinnert ze zich het beleidsstuk ‘Leerlingen opleiden tot burgerschap,’ een ideetje van het ministerie omdat er ‘ook nog iets met burgerschap gedaan moest worden.’ In een dag zoog ze een prachtig beleidsplan uit haar duim dat grif gekopieerd werd door andere scholen. ‘Daar heb ik een zeker plezier in, maar het is wel weer tien uur werk waar ik drie fantastische lessen in had kunnen maken. Dat noem ik druk. Je moet ongelooflijk veel papieren leveren.’
Toch is dat de inspectie moeilijk kwalijk te nemen. Er zijn nu eenmaal wettelijke eisen waar scholen, ook administratief, aan moeten voldoen. De inspectie controleert slechts of er aan die eisen is voldaan. Wie iets aan de administratieve lasten wil doen, moet in Den Haag zijn.
Volgens inspecteur Prior zelf bezorgt zijn bezoek de scholen geen extra werk: ‘Als een school gewoon z’n zaakjes op orde heeft, merkt deze eigenlijk niet zoveel van ons. Als docenten ineens gaan voorbereiden omdat de inspectie komt, dan vraag ik me af wat ze doen als wij niet komen. Er zijn weleens scholen die ineens allerlei documenten beginnen op te stellen.’
Van der Meer knikt. ‘Ja, vanaf het moment dat de brief over het bezoek binnenkomt. Deze bezoeken zijn ervoor om te kijken in hoeverre dat wat allemaal opgeschreven wordt ook in de praktijk terugkomt.’
Toneelstukjes opvoeren als de inspecteur de klas in komt
Maar is de praktijk op de dag van het inspectiebezoek wel de praktijk van alledag? Uit de enquête van de AOb blijkt dat scholen het bezoek van de inspectie in toenemende mate voorbereiden. 40 procent van de scholen in het voortgezet onderwijs geeft aan het bezoek ‘heel intensief’ voor te bereiden, 39 procent ‘een beetje’ en 22 procent zegt niets anders te doen dan normaal.
Ook mijn school heeft het bezoek voorbereid. Tijdens de laatste studiedag zijn docenten gebriefd over het bezoek en is hun verteld wat er verwacht wordt. Docenten hebben de afgelopen weken elkaars lessen bezocht om van elkaar te leren. De docenten met wie de inspecteurs een gesprek hebben, hebben een week daarvoor de koppen al bij elkaar gestoken.
Een deel van de docenten bereidt zijn les beter voor op de dag van het inspectiebezoek. Uit de enquête van de AOb blijkt dat 7 procent van de docenten in het voortgezet onderwijs zich heel intensief voorbereidt op het bezoek, en 29 procent ‘een beetje.’ 64 procent geeft aan gewoon hetzelfde te doen als altijd.
Collega: ‘Ik heb zelfs de beamer gebruikt vandaag!’
Op het bord staat mijn lesplan, met ‘reflectie’ als laatste onderdeel van de les. ‘Meneer, dat doet u anders nooit’
Ik heb m’n les ook beter voorbereid dan anders. In die les moeten leerlingen doen alsof zij de speechschrijver zijn van Obama, die het volk een boek aan moet raden, en heb ik net iets meer aandacht voor verschillen tussen leerlingen dan gebruikelijk. Twee Obama’s zitten voor in de klas om hun speechschrijvers te beoordelen. Op het bord staat mijn lesplan, met ‘reflectie’ als laatste onderdeel van de les.
Leerling: ‘Meneer, dat doet u anders nooit.’
Van der Meer gelooft dat zij na al die jaren wel door die toneelstukjes heen prikt. Ze voert niet alleen gesprekken en bezoekt lessen, maar loopt ook de hele dag vrij door school. In de gangen hoort ze leerlingen fluisteren ‘daar is de inspectie’ of ‘daar heb je haar weer.’ Snel genoeg heeft ze door of het bezoek is voorbereid. Prior laat in gesprekken met docenten wel eens een begrip vallen waarvan de rector denkt dat het personeel die moet kennen. ‘De zeven uitdagingen,’ is de term die hij vandaag met het schoolplan in de hand in het gesprek met docenten besluit te toetsen.
We zijn even stil, kijken elkaar aan. De zeven uitdagingen, daar hebben we wel eens een studiedag over gehad. En daarna was er nog een vervolgmiddag waarin we er een of twee moesten kiezen om mee verder te werken. Maar welke waren het ook alweer? Was samenwerken er nu wel of niet een? En iets met sociale vaardigheden? Talentontwikkeling misschien?
Collega: ‘Hiaten. Wij doen met de sectie nu veel meer om hiaten in de kennis van leerlingen weg te werken.’
‘Wij ook.’
‘Ja, wij ook.’
Wie beoordeelt de docent?
Er is niet alleen commentaar op de manier van handelen van de inspectie, kritiek is ook gericht op het bestaan van de Onderwijsinspectie an sich. Docenten Jelmer Evers en René Kneyber pleiten er in de bundel Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! voor de Onderwijsinspectie af te schaffen.
In hun ogen zouden docenten zelf eigenaar moeten zijn van hun eigen kwaliteitsbewaking. Zij zouden zelf kwaliteitsmaatstaven moeten ontwikkelen om elkaar de maat te nemen. Een sectie geschiedenis zou niet door de inspectie beoordeeld moeten worden, maar door collega’s, in de vorm van expertleraren van andere scholen.
Om de beoordeling van docenten van andere scholen zitten docenten niet te springen, blijkt uit de enquête van de AOb. Slechts 35 procent ziet dat in enige mate zitten. Liever worden zij beoordeeld door collega’s van de eigen school (95 procent), schoolleiders (90 procent) of het team waar zij in werken (91 procent).
Zouden leerlingen hun docenten moeten beoordelen, zoals onlangs besproken in de Tweede Kamer
Oortman ziet niets in het idee dat docenten elkaar zouden moeten beoordelen. Zij ziet dat de gedachte dat je de inspectie niet meer nodig hebt wanneer je maar vaak genoeg elkaars lessen bezoekt, in rap tempo terrein aan het winnen is, maar kan zich niet voorstellen dat collega’s elkaar op eenzelfde manier als de inspectie de waarheid durven te zeggen. ‘Je hebt op een school met iedereen een relatie. Het is heel ingewikkeld om mensen keihard af te rekenen. Stel: je gaat bij een collega kijken en je vindt het een matige les. Zou je dat dan zeggen? Je krijgt er een onaangename sfeer door.’
Zouden leerlingen hun docenten dan moeten beoordelen, zoals vorige week in de Tweede Kamer werd besproken? Scholierenorganisatie LAKS ziet die beoordeling door leerlingen graag verankerd in de wetgeving, omdat leerlingen dag in dag uit zien hoe hun docenten lesgeven. Het voorstel heeft de steun van de PvdA en VVD, en ook ik zie er iets in.
Van feedback van mijn leerlingen leer ik het meest, al is het niet altijd prettig commentaar van hen te ontvangen. Onderdeel van het functioneringsgesprek dat ik jaarlijks met mijn leidinggevende heb, is de leerlingenenquête die ik in een klas af heb moeten nemen. Die enquête neem ik steevast af in de klas waar ik de beste band mee heb, na een geslaagde les en zeker niet als ik net een toets heb gegeven. En dan nog doet het even pijn als een leerling aangeeft dat het nabespreken van toetsen niet m’n sterkste punt is, en dat hij bij mij zelden tot nooit zijn huiswerk maakt.
Prior: ‘Docenten beoordelen leerlingen de hele dag door, een heel schooljaar lang. Maar als ze zelf beoordeeld moeten worden…’
Gratis feedback: het doet pijn, maar kom maar op!
De lesbezoeken zijn voorbij, het einde van de lesdag is in zicht. Op de schimmen die langs m’n lokaal lopen hoef ik niet meer te letten en in de lerarenkamer praten collega’s na.
Collega: ‘Zweet ik me twee uur kapot in dat lokaal, komt er niemand!’
Aan het eind van de dag spreken Prior en Van der Meer het College van Bestuur en de schoolleiding. Ook voor de komende vier jaar krijgt de school het basisarrangement toegewezen. Alle indicatoren zijn voldoende, en voor de manier waarop school talent stimuleert wordt een extra indicator toegevoegd die beoordeeld wordt met de maximale score.
Toch kunnen we niet op onze lauweren gaan rusten. De lessen kunnen activerender en er moet meer ruimte vrijgemaakt worden voor feedback. Van der Meer: ‘Ik zag maar één docent die een lesplan op het bord had staan waar “reflectie” ook een onderdeel van was.’
Heeft de school geleden? Oortman denkt van niet: ‘Je krijgt gratis en voor niks feedback. Zou je daar een extern bureau voor inhuren, dan ben je duizenden euro’s kwijt. Dus natuurlijk maak je gebruik van zo’n bezoek. Je denkt: Oké, het doet pijn, maar kom maar op.’
(De inspecteurs beoordeelden zowel de havoafdeling als de vwo-afdeling. Zij bezochten de school op woensdag 13 en woensdag 20 mei.)