De oplossing voor alle dyslecten, faalangstigen en laatbloeiers: een tussenjaar

Marilse Eerkens
Correspondent Kinderomgang
Foto: Getty Images

Het rendementsdenken in het onderwijs heeft nadelige gevolgen voor laatbloeiers en leerlingen uit lagere sociaaleconomische milieus. Dat constateert de Onderwijsraad. In Arnhem hebben ze hier al sinds 1958 een zeer succesvolle oplossing voor: een tussenjaar tussen basis- en middelbare school. Wanneer volgt de rest van Nederland?

‘Hadden jullie al aan dyslexie gedacht?’

Dat vroeg de intern begeleider op de basisschool van mijn elfjarige zoon. We spraken hem naar aanleiding van het intelligentie- en dyslexieonderzoek dat we op eigen initiatief hadden laten uitvoeren omdat onze jongste zoon egt opmerkenlijk slegt spelt. Ook bij andere vakken laat hij heel wisselende resultaten zien. Per vak loopt zijn schooladvies uiteen van vmbo tot vwo.

‘Ja,’ zei ik tegen de intern begeleider die een paar maanden geleden aangesteld werd. ‘Ik vind al sinds groep drie dat er een verschil zit tussen mijn beeld en de schoolprestaties die hij levert.’ Ik legde hem uit dat mijn zeer voorzichtig geuite zorg - immers: elk meent zijn uil een valk te zijn – om tal van redenen werd weggewuifd. We hadden tot voor kort nog nooit een intern begeleider

Wat te doen? Thuis oefenen we met spelling en begrijpend lezen. Op school mag hij gebruikmaken van teksten met extra grote letters, soms kunnen teksten worden voorgelezen. Maar mijn zoon vindt die hulpmiddelen verschrikkelijk. Hij vreest dat de klas straks denkt dat-ie gek is. Bovendien: hij kan toch gewoon lezen?

Een extra jaar na groep acht

Voor (laat gediagnosticeerde) dyslecten als mijn zoon, maar ook voor de faalangstigen, de ongeconcentreerden, de dromers, de laatbloeiers, de vroege leerlingen, de extreem slechte rekenaars, de sociaal onhandigen, de gekwetste kinderen en de kinderen die slecht Nederlands spreken, kortom: voor alle kinderen die nog niet zo goed uit de verf komen, maar wel moeten worden ingedeeld op schoolniveau, bestaat in Arnhem al sinds 1958 een speciale school. De School. Een extra jaar tussen groep acht en de middelbare school. Een plek waar kinderen les krijgen in de reguliere (middelbare school)vakken én extra lessen of een training op maat aangeboden

Na vier jaar zitten de kinderen nog steeds op het niveau dat de Jan Ligthart adviseerde - en soms hoger

De kinderen krijgen in dat tussenjaar – tegenwoordig onder de naam ondergebracht bij het Olympus College in Arnhem - geen Citotoets meer. De leraren volgen de kinderen zelf en brengen aan het einde van het jaar een nieuw schooladvies uit. ‘Het is niet onze insteek om de kinderen op een hoger schoolniveau te krijgen,’ zegt Ed Boekhorst, afdelingsleider van de Jan Ligthart-school. ‘Maar in de praktijk is dat wel wat er vaak gebeurt.’

Schooladvies dat vaak blijkt te kloppen. Na vier jaar zitten de kinderen nog steeds op het niveau dat de Jan Ligthart adviseerde - soms hoger. Daarnaast blijkt dat de kinderen gemiddeld minder ‘Dat kinderen vaak hoger uitkomen en het daarna goed doen in het voortgezet onderwijs, bevestigt mijn idee dat het kind nog niet toe was aan de middelbare school,’ zegt Boekhorst.

Dat de Jan Ligthart nog steeds bestaat, is een klein wonder. De school dreigde te sluiten door Dankzij acties van de provincie Gelderland, het gemeentebestuur, een enthousiaste onderwijsinspectie en een net zo enthousiast overkoepelend schoolbestuur kon de school blijven

Moet deze school geen navolging krijgen in de rest van Nederland? vraag ik Boekhorst. Mijn zoon zou ik er graag naartoe sturen. Boekhorst vertelt me dat twee vrouwen in mijn regio - Haarlem - proberen een vergelijkbaar brugjaar van de grond te krijgen.

Een van de twee, Nicole van Breda Vriesman, is ex-leerling van de Jan Ligthart. Ze gaf jarenlang les aan groep acht en merkte ieder jaar dat er één of twee kinderen baat zouden hebben bij een extra brugjaar. Ook haar collega’s van de Haarlemse acht-plusklas – voor kinderen die het Nederlands nog niet goed beheersen - merkten dat er bij ouders en kinderen behoefte is aan een tussenjaar.

Steeds vaker worden zij benaderd door ouders wier kinderen prima Nederlands spreken, maar om verschillende redenen nog niet klaar zijn voor de middelbare school. Helaas kan de acht-plusklas deze kinderen weinig bieden als de problemen niet te maken hebben met een taalachterstand, vertelt Lenneke Grobbe, de intern begeleider van de school.

Wetenschappelijk bewijs voor het tussenjaar

Het zijn niet alleen de onderwijzers die signaleren dat de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs niet altijd soepel verloopt en sommige kinderen overboord vallen. Ook het meest recente doet dat. Daarin constateert de inspectie enerzijds dat het rendement van de scholen is verhoogd. Kinderen worden sneller door de school geloodst. Anderzijds merkt zij op dat minder kinderen op het vwo terechtkomen en vaker afstromen naar een lager schooltype dan geadviseerd op de basisschool. Kinderen krijgen ook minder vaak een ‘dakpanadvies’ zoals ‘vmbo-t/havo.’ Middelbare scholen hebben immers het liefst dat basisscholen bij twijfel zo laag mogelijk inzetten. Zo komen zij als school beter uit de bus doordat de ‘afstroomcijfers’ verminderen. Ondertussen neemt het aantal gemengde brugklassen af – een ideale plek om bij twijfel de kinderen nog een kans te bieden.

De Onderwijsraad: ‘Programma’s die leerlingen in de gelegenheid stellen deficiënties bij te spijkeren, dienen gestimuleerd te worden’

De inspectie schrijft hierover: ‘De hogere rendementen binnen veel scholen en instellingen zetten druk op de overgang van leerlingen tussen scholen en instellingen. Elke overgang in het stelsel is een risicomoment voor leerlingen en kan leiden tot inefficiënte loopbanen en suboptimale onderwijsuitkomsten.’

bevestigt dit. Leerlingen die balanceren op de grens van een havo- en een vwo-advies en tóch naar het vwo gaan, scoren na drie jaar 10 procent hoger op een iq-test dan kinderen die met precies dezelfde intelligentiescore op de basisschool naar de havo zijn gegaan. De uitdaging doet goed.

Ook de Onderwijsraad maakt zich zorgen over de kwetsbaarheid van sommige kinderen op het moment dat ze naar de middelbare school moeten. In de publicatie constateert de Onderwijsraad dat deze overgang ‘niet soepel genoeg [verloopt].’ Volgens de raad zijn het ‘vooral laatbloeiers en leerlingen uit lagere sociaaleconomische milieus die hiervan de nadelen ondervinden.’ De Onderwijsraad pleit dan ook voor - verrassend - ‘het centraal stellen van het belang van leerlingen tijdens overstapmomenten.’ Daarvoor zijn drie aanbevelingen opgesteld.

Eén daarvan is opmerkelijk. De raad stelt dat je leerachterstanden het beste kunt wegwerken ‘vóórdat besluiten over vervolgopleidingen worden genomen.’ Dit is doelmatiger ‘dan het later stapelen van opleidingen en diploma’s.’ De conclusie: ‘Programma’s die leerlingen in de gelegenheid stellen deficiënties bij te spijkeren, dienen gestimuleerd te worden.’

Een baan voor Jan Kollen

Je zou het kunnen lezen als aanbeveling om meer Jan Ligthartscholen te openen. Des te opmerkelijk is het dat het Van Breda Vriesman en haar compagnon Jet Hamburger niet lukt om een Haarlemse variant van deze school van de grond te krijgen. Het de meest aangewezen instantie om hen te helpen zo’n school op te zetten, wees hen de deur. Als ik directeur Lucas Rurup vraag waarom, laat hij me weten dat hij ‘niet overtuigd’ is door de onderwijsresultaten die de dames hebben gepresenteerd. Hij zou het probleem ‘dieper willen verkennen.’

Gaat hij dat ook doen? ‘Nee, het staat niet hoog op mijn prioriteitenlijstje.’ Bovendien, zo zegt hij, is het meer een onderwerp voor zijn collega die over passend onderwijs gaat in het voortgezet onderwijs. Deze collega krijg ik niet te pakken. Wel heeft ze Van Breda Vriesman eerder telefonisch laten weten de Jan Ligthart niet als oplossing te zien voor het hiaat tussen basis- en voortgezet onderwijs. Ze vreest ook dat de school vooral ‘witteboordenouders zal aantrekken.’

En daarmee drijft ze Van Breda Vriesman en Hamburger precies in de hoek waar ze niet in terecht wilden komen: privéonderwijs. Zij willen er namelijk juist zijn voor de kinderen uit de door de Onderwijsraad genoemde ‘lagere sociaaleconomische milieus.’ Voor de kinderen die, net als mijn zoon, heel grillig scoren, maar toevallig geen ouders hebben die ze op eigen initiatief laten testen omdat de school geen bijzondere problemen ziet.

Toen de nu 84-jarige Jan Kollen, na 37 jaar directeur Jan Ligthart te zijn geweest, in 1989 afscheid nam van zijn school, zei de onderwijsinspecteur tegen hem: ‘U was een ouderwetse directeur. U was er alleen voor het kind.’ Logisch, vindt Kollen nu. Hij gruwt ervan dat alles nu draait om ‘al die paperassen en toestanden.’ Toch vindt hij dat je je hier niet door moet laten afschrikken. ‘Als ik weer op aarde kom, ga ik weer bij het onderwijs.’

Misschien wel als directeur Passend Onderwijs Zuid-Kennemerland. Ik hoop het.

Dit verhaal is geschreven door Marilse Eerkens.