De politie van de toekomst houdt iedere burger non-stop in de gaten

Anne Schepers
Journalist
Illustratie: Lennart Verhoeff (voor De Correspondent)

De Nationale Politie zet steeds meer in op het zogenoemde predictive policing: het voorspellen van crimineel gedrag door middel van grootschalige monitoring en data-analyse. Daarmee zou de politie al kunnen ingrijpen voor er een misdaad gepleegd is. Ik zocht uit hoe ver de politie ermee is en wat de gevolgen kunnen zijn voor de rechtspositie van burgers.

Aan het einde van een lange, witte gang in een Amsterdams politiegebouw bevindt zich de kamer van Dick Willems. Hij is dataminer en laat op zijn computerscherm een kaart van Amsterdam zien. Een kaart zoals we die kennen, alleen is deze met een raster opgedeeld in minuscule vierkantjes van zo’n vijf bij vijf millimeter.

De meeste vakjes zijn grijs, sommige zijn rood, oranje of geel. Rode hokjes zijn de hotspots: plaatsen waar de kans op een woninginbraak de komende twee weken het hoogst is. Daarom gaat de politie daar extra surveilleren. Het gele vlakje in het midden van de stad geeft een lager risico aan en zal daarom minder in de gaten worden gehouden.

Willems is de ontwerper van het Criminaliteits Anticipatie Systeem (CAS), dat door de Amsterdamse politie gebruikt wordt om straatroven en woninginbraken te voorspellen. Het flexteam, bestaande uit agenten die door de hele stad inzetbaar zijn, baseert er al sinds 2013 zijn surveillanceroutes

En het blijft niet bij Amsterdam. Af en toe maakt Willems ook kaarten voor enkele steden buiten de Randstad. Het systeem zou zo’n 40 procent van de woninginbraken en 60 procent van de straatroven correct CAS is dan ook in trek bij de Nationale Politie: aan het einde van het jaar worden officiële pilots gehouden in de politieregio’s Den Haag, Noord-Holland, Noord-Nederland en Oost-Nederland.

Wiskunde om criminaliteit te voorspellen

Maar hoe werkt CAS? De politie was al langer in staat om plekken waar veel criminaliteit plaatsvindt te berekenen, vertelt Willems. ‘Ze konden bijvoorbeeld het aantal woninginbraken visualiseren op de kaart van Amsterdam, zodat je een soort vlekkenkaart kreeg. Daarop was te zien op welke plekken in het verleden veel inbraken hadden plaatsgevonden.’

Willems bouwde dit systeem uit met een projectie naar de toekomst: als je weet waar in het verleden veel criminaliteit heeft plaatsgevonden, zou je dit ook moeten kunnen berekenen voor het heden.

In CAS wordt een raster over de kaart van de stad gelegd, die haar opdeelt in vakjes van 125 bij 125 meter. Vervolgens is over ieder vakje zoveel mogelijk informatie verzameld: of er veel misdaden zijn gepleegd in het gebiedje, of er veel verdachten van de politie in de buurt wonen, of er veel drankwinkels zijn. Informatie die de politie in handen heeft wordt gecombineerd met gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Zo weet de politie ook wat het gemiddelde inkomen van een buurtje is en of er grote gezinnen wonen.

Als je weet waar in het verleden veel criminaliteit heeft plaatsgevonden, zou je dit ook moeten kunnen berekenen voor het heden

Maar zijn die laatste gegevens echt van waarde bij het voorspellen van criminaliteit? ‘Momenteel niet,’ zegt Willems. ‘Het blijkt dat vooral de voorspellend is voor woninginbraken en straatroven in de toekomst. Maar mochten die CBS-gegevens wel voorspellende waarde hebben voor andere soorten criminaliteit - waar we nu nog niet op inzetten - dan staan ze in ieder geval alvast in het systeem.’

Als er in de stad een inbraak plaatsvindt, kan aan de hand van de gegevens in CAS gekeken worden of er is op herhaling van zo’n inbraak. Die kansen worden iedere geplot op de kaart van Amsterdam, waardoor de rode, oranje en gele vlekken verschijnen. Data-analisten interpreteren de kaarten en stellen vervolgens adviezen op voor de surveillanceteams van de politie.

De pilots die met CAS gehouden gaan worden, maken deel uit van grotere plannen en wensen van de Nationale Politie die samenvallen onder de naam predictive policing. Dat is het idee dat je, door grootschalig data te verzamelen, patronen in menselijk gedrag kunt herkennen die kunnen leiden tot criminaliteit. Nog voor een misdaad is gepleegd, kan de politie dan al ingrijpen.

Illustratie: Lennart Verhoeff

Dataverzameling als doel

Bij de Nationale Politie bestaat een groot geloof in Dat blijkt onder andere uit het boek dat in opdracht van de Politieacademie schreef: Predictive policing, kansen voor een veiligere toekomst. In het boek wordt een toekomst geschetst waarin de politie veel verder gaat dan het voorspellen van criminaliteit op basis van hotspots.

Rienks noemt grootschalige dataverzameling als doel van de politie, waarbij experimenten moeten worden gedaan om te kijken welke gegevens precies gebruikt kunnen worden om criminaliteit mee te voorspellen.

Denk bijvoorbeeld aan camera’s die woon-werkverkeer in de gaten houden, zodat de aan- of afwezigheid van bepaalde mensen op bepaalde plaatsen voorspeld kan Als slimme camera’s weten welke route jij iedere dag naar je werk rijdt, merkt de technologie het op wanneer je van je dagelijkse route afwijkt. Neem je een afslag richting een verlaten bedrijventerrein, dan kan dat een aanwijzing zijn dat je crimineel gedrag in de zin hebt, stelt Rienks. Je kunt immers op weg zijn om in een leegstaand pand een drugsdeal te sluiten. Je kunt ook - en dat noemt Rienks dan weer niet - op weg zijn naar je schoonmoeder, die toevallig in de buurt van een verlaten bedrijventerrein woont.

Dat de ideeën van Rienks geen totale sciencefictionzijn, blijkt onder andere uit de Uit het rapport valt af te leiden dat de Nationale Politie samen met het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) aan zo’n tien projecten rondom predictive policing werkt. Over de aard en kosten van deze projecten willen zowel de politie als Kecida, het datacentrum van het NFI, geen uitspraken doen.

Een overzicht van de openbare ruimte

Toch weten we wel iets. Begin dit jaar lekte een van de politie uit 2011 uit. In het document wordt gesteld dat een de toekomst is van de in Nederland. Door camera’s en sensoren van private bedrijven aan elkaar te koppelen zou de politie een zo volledig mogelijk overzicht kunnen krijgen van de openbare ruimte.

In het kader van terrorismebestrijding werden afgelopen jaar al geïnstalleerd op enkele grote treinstations en op Schiphol. Die camera’s herkennen ‘afwijkend gedrag’ - rennen door de aankomsthal, lang blijven hangen op het toilet of een koffer achterlaten - als aanwijzing voor terrorisme.

Er kunnen camera’s komen die aan samentrekkingen in het gezicht zien of iemand agressief gaat worden

Hoe ver de ontwikkeling van het landelijke camera- en sensorennetwerk is, is niet duidelijk. Ideeën over de werking ervan zijn er echter genoeg. In zijn boek noemt Rienks het voorbeeld van een zakkenroller: als je slimme camera’s zou ophangen in een winkelstraat, kun je op het moment dat een verdachte zakkenroller de straat betreedt door middel van gezichtsherkenning zijn gedrag in de gaten houden. Of denk aan camera’s die aan samentrekkingen in het gezicht kunnen zien of iemand agressief gaat worden. Ook dat - of eigenlijk júist dat - is predictive policing: een constante monitoring van de samenleving, waarbij afwijkend gedrag als voorbode van criminaliteit wordt gezien.

Remco Gerretsen, woordvoerder van de Landelijke politie, beaamt dat de politie zich momenteel veel bezighoudt met predictive policing. Wel benadrukt hij ‘dat de meeste plannen nog in de concept- of pilotfase zitten, waardoor de politie terughoudend is met het doen van uitspraken erover,’ en dat het boek van Rienks ‘een streep aan de horizon is binnen een groter project van de Nationale Politie.’

Ik vraag hem of de politie wetenschappelijk bewijs heeft dat de relatie tussen dataverzameling en voorspelling van criminaliteit aantoont. ‘Nee,’ zegt Gerretsen, ‘maar er zijn enkele voorbeelden uit de Verenigde Staten. Ook hier zijn de eerste resultaten hoopgevend. We geloven bij de Nationale Politie dat predictive policing kan werken.’

‘De meeste criminaliteit is impulsief’

Illustratie: Lennart Verhoeff

Direct wetenschappelijk bewijs voor predictive policing is echter nog niet te geven, beaamt Marc Schuilenburg, universitair docent strafrecht en criminologie aan de Vrije Universiteit. ‘In de wetenschap is het verband tussen het registreren van een gezicht op camera en het herkennen van samentrekkingen in dat gezicht die op agressief gedrag kunnen wijzen, nog altijd niet aangetoond,’ vertelt hij. ‘Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor die grootschalige dataverzameling waaruit je patronen van criminaliteit zou kunnen herkennen. Het bedrijf doet daar al jaren onderzoek naar. Iedere keer blijkt weer dat de hoeveelheid gegevens te groot is om er iets mee te kunnen.’

Het vertrouwen dat de Nationale Politie heeft in predictive policing is onzin, stelt Schuilenburg: ‘Het is omgeven met een overdreven groot geloof in techniek en het waanzinnige idee dat je uit een gigantische berg data individuele profielen kunt destilleren. Dat is in werkelijkheid bijna onmogelijk.’

Criminaliteit gaat veel vaker om de kick, een korte stoot van adrenaline, dan om een geplande en weloverwogen daad.

Ook de vormen van criminaliteit die de politie nu al via voorspellingen probeert te bestrijden, zijn volgens Schuilenburg uiteindelijk niet in systemen te vangen. ‘De meeste criminaliteit is impulsief. De politie gaat er nu van uit dat bijvoorbeeld inbrekers rationeel te werk gaan: alsof ze voor een inbraak een soort kosten-batenafweging maken van de risico’s en wat het ze uiteindelijk zal opleveren. Terwijl het veel vaker gaat om het moment dat je een raam open ziet staan, of ergens een tablet op de bank ziet liggen. Criminaliteit gaat veel vaker om de kick, een korte stoot van adrenaline, dan om een geplande en weloverwogen daad.’

In zijn boek stelt Rienks tevens dat de politie grote bezuinigingen zou kunnen doorvoeren door predictive policing toe te passen - technologie kost immers minder dan mankracht. Maar ook die aanname is verkeerd, zegt Schuilenburg: ‘Juist als je zulke grote hoeveelheden data verzamelt, heb je ongelofelijk veel analisten nodig om uit die hele berg überhaupt iets van een patroon rond criminaliteit te gaan destilleren. De technologie is nog lang niet zover dat dit automatisch kan, dus zullen er dan juist alleen maar meer mensen moeten worden aangenomen.’

Het dagelijks leven als protocol

De bezwaren tegen de dromen en wensen van de Nationale Politie zijn niet alleen van praktische aard. Schuilenburg stelt dat de politie, door zich te richten op predictive policing, ook haar rechtstatelijke functie en daarmee haar legitimiteit uit het oog verliest. De politie moet zich richten op het opsporen van criminaliteit, maar heeft ook de taak om de rechten van verdachten te

‘Van oudsher is het Nederlandse wetboek gebaseerd op het zogenoemde daadstrafrecht,’ legt hij uit. ‘Dat betekent dat er een daad moet zijn gepleegd. De wetgever gebruikte hiervoor in 1886 de term ‘gewilde spierbeweging’.’

Vanaf de andere kant van de tafel gooit Schuilenberg zijn pen naar me.

‘Dán heb je pas een daad op basis waarvan je iemand kunt berechten. Voor de politie een burger mag gaan volgen, of afluisteren, of ondervragen, moet er een redelijke verdenking van schuld zijn. Dat is artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Wat je met predictive policing ziet, is dat iedere burger gevolgd wordt. Dus is iedere burger daarmee automatisch een verdachte, een risicoburger.’

Met predictive policing wordt iedere burger gevolgd en dus is iedere burger automatisch een verdachte

Denk aan het voorbeeld van het woon-werkverkeer: het dagelijks leven wordt dan een Als via het landelijk dekkend camera- en sensorennetwerk geregistreerd wordt dat je afwijkt van dat protocol - omdat je bij je schoonmoeder langsgaat, of eens een andere afslag neemt - dan is dat al aanleiding voor de politie om je te gaan volgen. Er is dan geen sprake van redelijke verdenking van schuld: het feit dat je iets doet wat je normaal gesproken niet doet, is al reden genoeg.

Daarmee verandert ook de aard van het Nederlands strafrecht, stelt Schuilenburg. Was je namelijk wel op weg om een drugsdeal te sluiten, dan is niet het moment dat je gepakt wordt met een zak cocaïne in je handen, maar de intentie daartoe de basis voor je strafbaarstelling. ‘Je stelt dan niet de concrete handeling, maar het innerlijk leven van een burger strafbaar. Je zou kunnen zeggen dat daarmee het klassieke daadstrafrecht langzaam maar zeker verandert in een intentiestrafrecht: de intentie om iets crimineels te doen is strafbaar, in plaats van de handeling zelf.’

Het gevaar is dat de politie daarmee een soort psychiater wordt: aan de basis van een systeem dat mensen op de snelweg volgt, liggen aannames over welk gedrag verdacht is. Die aannames zijn van de politie zelf; ze zijn niet vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht, en dus is er geen toetsing op vanuit de rechterlijke macht.

Illustratie: Lennart Verhoeff

Bestrijder van het kwaad

En dat vormt de basis voor een fundamenteler bezwaar tegen predictive policing, stelt Schuilenburg: de politie gaat ermee voorbij aan haar officiële rechtsstatelijke taak. Daar is ze volgens hem al langer mee bezig. Zo staat in een politierapport uit 2005 getiteld ‘Politie in ontwikkeling,’ het volgende te lezen: ‘De controlefunctie [van de politie] is gericht op het opheffen van anonimiteit en onzichtbaarheid en het identificeren van “kwaad” in de vorm van potentiële en actuele bedreigingen van de veiligheid.’

Schuilenburg: ‘Daarmee geeft de politie aan dat ze het als haar taak ziet om het kwaad te bestrijden. Het kwaad bestrijden, dat is wat er in een Harry Potterfilm gebeurt. Wij leven in een van de veiligste samenlevingen ter wereld. Maar zoals de politie het stelt, klinkt het alsof we in een land wonen dat gerund wordt door criminelen.’

Ik leg hem de jongensdroom van Rienks voor. Is het dan ergens geen nobel streven dat de politie streeft naar een samenleving die vrij is van criminaliteit? Daar is Schuilenburg het niet mee eens: ‘Natuurlijk moet je criminaliteit bestrijden, maar een samenleving waar helemaal geen criminaliteit bestaat, zie ik niet voor me. Al sinds de mensheid bestaat, is er criminaliteit. De socioloog Durkheim zegt dat criminaliteit ook een bepaalde functie heeft in een samenleving: die wordt bij elkaar gehouden omdat mensen weten wat je wel en niet mag doen.’

Predictive policing en het dagelijks leven

Bieden de plannen van de Nationale Politie rondom predictive policing kansen voor een veiligere toekomst? Het blijft tot nu toe vooral bij dromen en wensen waarvoor geen bewijs bestaat dat ze in de realiteit gaan werken - maar waar wel geld in wordt gestoken. Het gaat om bezuinigingsplannen die uiteindelijk niet tot bezuinigingen zullen leiden. En het zijn ideeën die een risico vormen voor de basis van het Nederlands strafrecht.

Ondanks deze bezwaren weten we niet hoe de technologie in dertig, veertig jaar verandert, stelt Schuilenburg. Nu is predictive policing misschien alleen nog mogelijk in de vorm van hotspot policing - het loslaten van statistische methoden op kleine vormen van criminaliteit, zoals inbraken en zakkenrollerij - maar wie weet wordt het in de toekomst wel mogelijk om agressief gedrag te herkennen via gezichtsherkenningscamera’s - om maar een voorbeeld te noemen.

Daarom denkt Schuilenburg dat het belangrijk is dat mensen door burgerrechtenbewegingen bewust worden gemaakt van de gevolgen van de inzet van technologie. Niet alleen grootschalige dataverzameling, maar ook het instellen van een landelijk camera- en sensorennetwerk hebben namelijk gevolgen voor het dagelijks leven.

In Londen bijvoorbeeld verbood de rechter een veroordeelde man om capuchons te dragen op straat, zodat de camera’s hem konden herkennen. ‘Over de gevolgen van predictive policing moeten we als samenleving nadenken: zijn die het ons waard? Daarvoor is bewustzijn nodig van wat de inzet van technologie voor de samenleving betekent.’