Berekenen welke terrorist je moet uitschakelen en welke niet
Hoe verzwak je een terreurcel? Is het verstandig de leider uit te schakelen of juist niet? Dit soort vragen probeert Roy Lindelauf, onderzoeker aan de Nederlandse Defensieacademie, met wiskundige modellen te beantwoorden. Stagiair Lucien Hordijk sprak met hem over de wiskunde achter de terreurbestrijding.
Stel, je bent als terrorismebestrijder gestuit op de leider van een terroristische cel in de bergen van Waziristan. Hij heeft charisma, predikt de oorlog tegen het Westen, inspireert zijn omgeving en heeft diverse bomaanslagen opgeëist. Wat doe je?
De ideale samenstelling van een terreurorganisatie
Roy Lindelauf (36), onderzoeker aan de Defensieacademie, doet wiskundig onderzoek naar dit soort vraagstukken. Oorspronkelijk is Lindelauf Apache-piloot, maar door een chronische hartkwaal heeft hij zich op het wetenschappelijk onderzoek gestort. Zijn interesse gaat uit naar de ideale samenstelling van een terreurorganisatie. Hij baseert zich daarbij op de speltheorie van Nobelprijswinnaar John Nash, de wiskundige die zijn levensverhaal verfilmd zag worden in A Beautiful Mind.
Een terroristisch netwerk kan niet functioneren als het zijn leden vrijelijk laat communiceren
‘Ik ben geïnteresseerd in hoe je de speltheorie en netwerkanalyse kunt gebruiken bij het in kaart brengen van terroristische netwerken,’ zegt Lindelauf. ‘Wie zijn de belangrijkste personen in zo’n netwerk? En wat zijn de gevolgen als je de sleutelfiguren uit een netwerk haalt? Nash kon aan de hand van berekeningen voorspellen hoe een partij met verschillende belangen tot een samenwerking kan komen. Dat kan ik ook met terroristische organisaties.
Aan de ene kant kan een terroristisch netwerk niet functioneren als het zijn leden vrijelijk laat communiceren. Dat is misschien goed voor de coördinatie, maar bij het ontmaskeren van één lid loop je het risico dat alle aangesloten terroristen worden opgepakt. Maar aan volledige geheimhouding heeft een terreurcel ook niets. Als niemand elkaar kent binnen een organisatie is er geen sprake van samenwerking, wat het plegen van een bomaanslag onmogelijk maakt. Ik onderzoek waar deze twee tegengestelde belangen van terreurorganisaties tot een consensus kunnen komen en hoe terrorismebestrijders daarop in kunnen spelen.’
Wat voegt de wiskunde hieraan toe?
‘Doorgaans worden terroristische organisaties afgespeurd op charismatische persoonlijkheden. Dit gebeurt aan de hand van de sociale wetenschappen en antropologisch onderzoek. Er wordt dan gedacht: hoe charismatischer iemand is, des te groter zijn invloed binnen de terreurcel. Het gevolg is dat alleen de zichtbaarste personen gekenmerkt worden als “onmisbaar”.
Zo kun je iemand tegenkomen die prominent aanwezig is en verantwoordelijk is voor verschillende bomaanslagen. Traditioneel gezien is de conclusie vaak dat als die persoon uitgeschakeld wordt, het terroristische netwerk direct een slagaderlijke bloeding oploopt. Maar de realiteit is vaak ingewikkelder. Ook onzichtbare figuren kunnen een belangrijke functie binnen zo’n netwerk vervullen. Sterker nog: als je een heel zichtbaar en markant figuur uitschakelt, kan het juist gebeuren dat de organisatie minder goed te volgen wordt en daardoor misschien zelfs efficiënter te werk kan gaan.
Het laatste wat je wilt is een computer die op eigen houtje een drone inschakelt die met behulp van automatische gezichtsherkenning de verdachte opblaast
Wiskundigen benaderen een terreurcel anders. Wij proberen de dynamiek van de hele groep in kaart te brengen. Amerikaanse collega’s kwamen vorig jaar tot de conclusie dat als je te snel charismatische leiders elimineert, ze vervangen worden door personen die veel voorzichtiger te werk gaan. De terreurcel functioneert nog, de handlangers zijn gewaarschuwd en de belangrijkste bron van informatie is dood. Om dit probleem op te lossen hebben zij een model bedacht waarmee je de potentiële vervangers van de leider lokaliseert. Op basis daarvan kun je eerst de waarschijnlijke opvolgers uitschakelen. Daarna kan het wegnemen van de leider zorgen voor het instorten van de terreurcel.’
Dronestrikes kunnen ook misgaan. Je kunt onschuldigen treffen of de verkeerde persoon uitschakelen.
‘Ik denk dat daar juist de toegevoegde waarde van een wiskundige blik zit. Door ook een wiskundige erbij te betrekken, minimaliseer je de kans dat dit gebeurt. Het gaat om de uitwisseling van die verschillende standpunten.’
En als het dan toch onverhoopt een keer gebeurt? Het gaat wel over mensenlevens?
‘Dan betreur je dat natuurlijk ten zeerste. Maar het is niet zo dat dit soort beslissingen van het ene op het andere moment gemaakt worden. Je gaat niet over één nacht ijs. Wij knutselen niet even een modelletje in elkaar waardoor vervolgens meteen een raket afgevuurd wordt. Gelukkig niet.’
Denk je dat het uitschakelen van terroristen meer gebaseerd moet zijn op algoritmen en wiskundige modellen?
‘Nee. Het laatste wat je wilt is een computer die automatisch mensen herkent en op eigen houtje een drone inschakelt die met behulp van automatische gezichtsherkenning de verdachte opblaast. We hebben juist stevige discussies met sociaalwetenschappers, mensen uit de praktijk, specialisten die al jaren op een dossier zitten of militairen die in het desbetreffende gebied gestationeerd zijn geweest. Ik kom bij Defensie dus relatief snel aan contextuele informatie die de modellen betrouwbaarder maakt. Ik zeg ook altijd tegen mijn studenten dat wiskunde een exacte wetenschap is, en terrorismebestrijding niet. Wij denken alleen mee om tot een completere analyse te komen.’
Kun je een voorbeeld geven van hoe die samenwerking jouw modellen verbeterd heeft?
‘Mijn taak als wiskundige is om een model af te leveren waar je betrouwbaar mee kunt voorspellen. Die modellen worden in de studeerkamer gemaakt, maar ze worden beter als er informatie in verwerkt wordt die direct uit de praktijk komt. Dat is informatie die ik niet direct voorhanden heb, maar specialisten uit het veld wel. Dan kun je denken aan informatie als “persoon A heeft persoon B een bepaald bedrag betaald”, of “persoon C is in een bepaald trainingskamp geweest, wat zijn relatie met persoon A heeft versterkt/vertroebeld”.’
Geclassificeerde data
Lindelauf legt uit dat hij niet altijd toegang krijgt tot bepaalde data. Al zijn gepubliceerde onderzoeken zijn gebaseerd op openbaar toegankelijke datasets. ‘Maar ik doe ook onderzoek met geclassificeerde datasets. In die gevallen kunnen mijn onderzoeksresultaten uit veiligheidsoverwegingen niet worden gepubliceerd.’ De onderzoeker ziet geen gevaar in het publiceren van onderzoeken naar terroristische organisaties. ‘Ik ben niet bang dat een terrorist in de bergen van Waziristan mijn onderzoeken googelt. En al zou hij dat doen, dan betwijfel ik of hij in staat is ze te begrijpen.’
Weet jij wat er met je modellen gebeurt als je onderzoek is afgerond?
‘Dat ligt een beetje aan het soort onderzoek en tot welke data ik toegang gekregen heb. Als ik met geclassificeerde data gewerkt heb, dan kan ik inschatten wat er ongeveer mee gebeurt. Maar wat ze er intern precies mee doen vertellen ze mij natuurlijk ook niet.’
Adviseer jij Defensie op basis van je onderzoek?
‘Met onze modellen zijn we daartoe in staat. Ik werk natuurlijk bij Defensie, die betalen me niet voor niets. Ik doe niet zomaar onderzoek. Maar ik mag daar weinig over vertellen. Laat ik het zo zeggen: Ik denk ik dat ik nu veel spannender werk doe dan toen ik in een Apache rondvloog.’
Door wie wordt jouw werk gefinancierd?
‘Mijn type onderzoek wordt altijd door Defensie betaald. We werken ook samen met Amerikaanse onderzoekers van bijvoorbeeld West Point, een Amerikaans onderzoeksinstituut van het leger. Zij krijgen subsidies van DARPA, het grootste defensieonderzoeksinstituut in de Verenigde Staten, en van IARPA, een Amerikaans instituut dat zich hoofdzakelijk richt op onderzoek voor inlichtingendiensten. Maar mijn salaris wordt door Defensie betaald.’
Op feestjes merk ik natuurlijk wel dat mensen bezorgd zijn om hun privacy
Hoe kijk jij naar de huidige discussie over de Amerikaanse inlichtingendienst NSA?
‘Vanuit wetenschappelijk perspectief vind ik het hartstikke logisch wat de NSA doet. Met behulp van data kun je veel gerichter zoeken en mensen veel doeltreffender behoeden voor terreurdaden. Je kunt op twee manieren naar het verhaal overBig Data kijken. Het is óf een grote boze bedreiging, óf een prachtige kans. Hoe je het ook bekijkt, een samenleving zonder Big Data en efficiënte zoekmethoden is ondenkbaar geworden. Dan kun je er maar beter je voordeel mee doen.
Kijk bijvoorbeeld eens naar de kansen van Big Data in de gezondheidszorg. De mogelijkheden zijn eindeloos. Je kunt mensen bijvoorbeeld gepersonaliseerde medicijnen tegen kanker geven. Op feestjes merk ik natuurlijk wel dat mensen bezorgd zijn om hun privacy. En dan komen ze allemaal naar me toe. Maar ik leg het altijd zo uit: als iemand jouw e-mail uitprint en op een berg met alle e-mails van alle inwoners van jouw land legt, ben je dan nog steeds bang dat iemand precies jouw mailtje gaat zitten lezen?’
Vind je deze vorm van surveillance niet angstaanjagend?
‘Het is nooit anders geweest. Landen hebben elkaar altijd bespioneerd, nemen al eeuwen voorzorgsmaatregelen ten opzichte van elkaar. In de Koude Oorlog had Rusland tanks en raketten, dus wij ook. Zowel in de Koude Oorlog als nu hielden partijen elkaar in de gaten. En ik geloof echt dat de voornaamste reden altijd veiligheid is geweest. Door digitalisering is die strijd alleen veel zichtbaarder geworden. Dat is wat mensen bang maakt.’
Maar dat burgers op deze schaal worden afgeluisterd verschilt toch fundamenteel van landen die elkaar bespioneren?
‘Ik denk echt dat het in grote lijnen hetzelfde fenomeen is: het gaat in beide gevallen om overheden die de nationale veiligheid proberen te waarborgen. En nogmaals, nu helpen machines om te zoeken in de informatieberg, er komt pas in een later stadium menselijke arbeid aan de pas. Er zitten bij de NSA echt geen gebouwen vol met mensen die elk afzonderlijk mailtje met een markeerstift doorlezen.’
Dit interview werd geschreven door stagiair Lucien Hordijk. In de volgende aflevering in deze serie een interview met een hoogleraar informatica die zegt aan de hand van online gedrag te kunnen voorspellen wanneer iemand radicaliseert.