De belangrijkste oorzaak van de eurocrisis wordt steeds vergeten
Het was 5 november 2008. Lehman Brothers was al omgevallen, het wereldwijde financiële systeem wankelde en de grootste crisis sinds de jaren dertig van de vorige eeuw was uitgebroken. Op die dag kwamen de slimste economen van Groot-Brittannië bijeen in een grote collegezaal van de Universiteit van Londen. Op de eerste rij zat koningin Elizabeth. Na een presentatie van professor Luis Garicano over de penibele toestand waarin het land verkeerde, stelde de koningin de vraag die door ieders hoofd spookte.
‘Waarom heeft niemand dit zien aankomen?’
Het antwoord liet maanden op zich wachten. Pas in juni 2009 schreven Garicano en zijn collega’s een brief van drie pagina’s aan de majesteit. De crisis, noteerden ze, had talloze oorzaken. Maar de belangrijkste konden ze in een paar woorden samenvatten: het totale gebrek aan ‘collectieve verbeeldingskracht van veel slimme mensen […] om het systeem als een geheel te begrijpen.’
Deze week moest ik weer denken aan die brief. Ik blijf het een fascinerende formulering vinden: ‘collectieve verbeeldingskracht.’ Dat is niet iets wat we doorgaans associëren met economen, laat staan met de huidige generatie politici. ‘Visie is als de olifant die het uitzicht belemmert,’ zei premier Mark Rutte twee jaar geleden nog. Verbeeldingskracht is meer iets voor leunstoelfilosofen dan voor mensen met hun poten in de modder.
En toch, zo schreven de Engelse economen, is de crisis op deze manier ontstaan: doordat iedereen met zijn poten in de modder bleef. Het ‘gebrek aan collectieve verbeeldingskracht’ is misschien wel de ultieme diagnose van onze tijd. Of het nu gaat over de financiële crisis, de klimaatcrisis of de eurocrisis - keer op keer speelt het onvermogen om het grotere plaatje te zien ons parten.
Zoals Zuid-Holland eigenlijk Drenthe subsidieert, zo kan de eurozone alleen werken als de rijke landen solidair zijn met de armere landen
Neem het Griekse drama van de afgelopen vijf jaar. Als je uitzoomt, zie je dat het probleem veel groter is dan Griekenland. Hun schulden zijn onze pensioenen. Hun belastingontwijking is onze Zuidas. Hun handelstekorten zijn onze handelsoverschotten. En misschien nog wel het belangrijkste: hun verlies is – uiteindelijk – ook het onze.
De Europese Unie werd ooit gegrondvest op deze wijsheid: we zitten in hetzelfde schuitje. Met de gulle steun van de Amerikanen – het Marshallplan – en een gezamenlijke unie zouden we de eeuwen van bloedvergieten achter ons laten. We zouden naar een Europa van vrede en welvaart gaan. Dat begon al in 1953, toen zelfs de Griekse minister van Financiën zijn handtekening zette onder het verdrag van de grote Londense schuldenconferentie, waarmee een streep werd gezet door de immense oorlogsschuld van Duitsland.
In de afgelopen weken zagen we iets heel anders. De Griekse banken werden gedwongen hun deuren te sluiten nadat ongekozen technocraten van de Europese Centrale Bank hadden besloten om de geldkraan dicht te draaien. De Europese regeringsleiders wilden het land koste wat kost nog een bezuinigingspakket opdringen, terwijl de vorige pakketten Griekenland al in een depressie van historische proporties hadden gebracht. En nu staat het land bij de uitgang van de eurozone.
Juist nu het echt nodig is, ontbreekt de politieke moed om de euro en de Europese eenheid te verdedigen. Juist nu het tijd is voor een nieuw Marshallplan en een nieuwe schuldenconferentie, wordt Europa geregeerd door kleine, bange mannen. Juist nu het tijd is voor wezenlijke, op maat gemaakte hervormingen in Griekenland – een onafhankelijke belastingdienst, een stevige aanpak van corruptie, het einde van de privileges van de scheepvaart, noem maar op – lopen de onderhandelingen vast op een bot bezuinigingspakket dat nog meer van hetzelfde zal brengen.
En trouwens: wie het grotere plaatje overziet, moet erkennen dat een eurozone zonder structurele welvaartsoverdracht van noord naar zuid onmogelijk is. Net zoals Zuid-Holland eigenlijk Drenthe subsidieert en New York geld pompt naar South Carolina, zo kan de eurozone alleen werken als de rijke landen solidair zijn met de armere landen. Uiteindelijk wordt iedereen daar beter van, want als het goed gaat met je buurman gaat het ook beter met jou.
‘Maar kiezers pikken het niet als er nog meer geld naar de Grieken gaat,’ klinkt het dan. De waarheid is dat vrijwel geen enkele politicus het überhaupt geprobeerd heeft om dit eerlijke verhaal te vertellen. Vijftien jaar geleden hadden de Europese leiders het lef om aan een monetaire unie te beginnen. Nu hebben ze de moed niet deze echt te verdedigen. Toen het misging, schrijft de econoom Steve Randy Waldman, gaven de Europese leiders hun gezamenlijke fouten niet toe, maar begonnen ze met vingerwijzen. ‘Ze veranderden een systematisch probleem van financiële architectuur in een ruzie tussen Europese naties. Ze brachten de boze geesten terug waar hun voorgangers een halve eeuw over hadden gedaan om ze uit te drijven.’
Het is nog niet te laat. Maar mocht het zover komen dat Griekenland uit de euro stapt en dit het begin blijkt van nog veel meer ellende, en mocht een koningin dan aan de slimste economen van het land vragen hoe het toch kan dat niemand dit zag aankomen, dan denk ik dat ik het antwoord al weet:
Een totaal gebrek aan collectieve verbeeldingskracht.