Waarom de nucleaire deal met Iran er wel moest komen
Het akkoord over het afbouwen van het Iraanse nucleaire programma en het opheffen van de sancties is in veel opzichten historisch. Maar het mocht ook niet misgaan. Vooral de Verenigde Staten hebben Iran nodig als bondgenoot in de regio.
Met enige reserve nam Barack Obama op 10 december 2009 de Nobelprijs voor de Vrede in ontvangst. Hij was nog maar net begonnen als Amerikaanse president en werd nu al gelauwerd met de meest prestigieuze onderscheiding ter wereld.
Want wat had hij bereikt in een jaar als president van de Verenigde Staten?
Vijfenhalf jaar later, na het sluiten van de historische deal over (in ieder geval) de afbouw van het Iraanse nucleaire programma - waar meer dan tien jaar over is onderhandeld - lijkt Obama’s Nobelprijs gerechtvaardigd.
De president beloofde bij zijn aantreden een strategie van diplomatie en toenadering gericht op Cuba en Iran. En voorzichtig kan hij, zo vlak voor het einde van zijn laatste termijn, concluderen dat deze strategie werkt.
Maar het belang van de nucleaire deal tussen de zes wereldmachten en Iran betekent meer dan een overwinning voor Obama. Iran is niet langer een paria in de internationale gemeenschap. En dat is nodig ook, alleen al om een einde te kunnen maken aan de al vijf jaar durende oorlog in Syrië.
Met dank aan de Verenigde Staten
De Iraniërs vieren feest de afgelopen dagen. Eindelijk is het land verlost van de gehate sancties die het land hebben platgelegd. De olie- en gasindustrie, die vooral afhankelijk was van de Europese afnemers, stortte bijna geheel in. En door het verbod op banktransacties ontving Iran bijna geen geld. Er staat naar verluidt nog meer dan 100 miljard dollar aan bevroren tegoeden op buitenlandse rekeningen. De middenklasse, die het hardst getroffen werd door de sancties, kan nu opgelucht ademhalen.
Bovendien vluchtten veel hoogopgeleide Iraniërs naar het buitenland. Ook heeft (volgens officiële cijfers) een kwart van de jonge Iraniërs geen baan, naar alle waarschijnlijkheid ligt dit percentage nog stukken hoger.
Ondanks de economische misère is Iran de laatste jaren wel uitgegroeid tot een van de belangrijkste regionale machthebbers. Met dank aan de Verenigde Staten.
1. De Iraniërs werden machtiger na de oorlog in Irak
Het begon bij de Amerikaanse inval in Irak van 20 maart 2003. In het zeer lezenswaardige boek The Shia Revival beschrijft Midden-Oostenspecialist Vali Nasr hoe Iran heeft geprofiteerd van de omverwerping van het regime van Saddam Hoessein in Irak.
Iran heeft geprofiteerd van de omverwerping van Saddam Hoessein
Iran heeft middels familiebanden, politieke allianties en religieuze connecties veel invloed in zijn buurland. Illustratief is het bezoek van de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken, Kamal Kharrazi in mei 2005 aan de net gekozen Iraakse premier Ibrahim al-Jaafari. Terwijl de Amerikanen zich verschuilden, had Kharrazi geen gewapende colonne nodig om zich te beschermen, zo schrijft Nasr. Hij droeg niet eens een kogelvrij vest.
Aan journalisten liet Kharrazi weten: ‘De groep die Irak moet verlaten, is de Verenigde Staten. De partij die zal leven met de Irakezen is Iran, want dat grenst aan Irak.’
Wat de Iraanse minister niet vertelde, is dat Al-Jaafari een goede bekende is. Hij studeerde sjiitische theologie in de Iraanse heilige stad Qom. En zo zijn vele Iraakse politici en geestelijken opgeleid in Iran.
2. De Verenigde Staten hebben ook Iran nodig
De politieke situatie in het Midden-Oosten is te complex om alleen vanuit het soennitische-sjiitische schisma te beschouwen. Maar wat Nasr al in 2006 overtuigend laat zien, is dat juist deze conflicten de toekomst van de regio bepalen.
Het zijn namelijk vooral de machthebbers in Saoedi-Arabië en - in iets mindere mate - Iran die dit schisma als legitimatie gebruiken voor de huidige oorlogen in Syrië en Jemen.
Zo steunt Saoedi-Arabië allerlei jihadistische groeperingen in Syrië om het door Iran gesteunde Assadregime omver te werpen. In Jemen voert Saoedi-Arabië een openlijke oorlog tegen de sjiitische Houthi-rebellen, die zowel steun ontvangen van de (soennitische) oud-dictator Ali Abudallah Saleh als van Iran.
Voor de VS is het daarom bittere noodzaak om - naast hun traditionele banden met autoritaire soennitische regimes als Saoedi-Arabië, Pakistan, Egypte en Jordanië - ook goede betrekkingen te onderhouden met de sjiitische machthebbers in Irak en Iran. Alleen al om de oorlog in Syrië te kunnen beëindigen.
3. Zonder een akkoord met Iran is er geen oplossing voor de oorlog in Syrië
De Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Frank-Walter Steinmeier, wil het momentum van de historische overeenkomst in Wenen benutten om ook te onderhandelen over het einde van de oorlog in Syrië. ‘We hebben een Iran nodig dat betrokken wordt bij een politieke vredesoplossing en hier constructief aan deelneemt.’
De Russische (en Chinese) opstelling is tot op de dag van vandaag een splijtzwam binnen de VN-Veiligheidsraad
De hoop van de westerse machten is dat Iran en Rusland, beide bondgenoten van Bashar al-Assad, inzien dat diens regime steeds meer in het nauw raakt en dat er gewerkt wordt aan een overgangsregering en een gezamenlijke strijd tegen alle jihadistische groeperingen in het land.
Ook voor de Russen is dat van belang. Er vechten naar schatting 1.700 Russen voor Islamitische Staat (IS). Toch kan dit gevaar volgens de Russen alleen bestreden worden in samenwerking met het Syrische regime.
Deze Russische (en Chinese) opstelling is tot op de dag van vandaag een splijtzwam binnen de VN-Veiligheidsraad. Elke resolutie tegen de misdaden van het Assadregime werd gevetood.
Het Westen heeft hier geen goed woord voor over, maar wat heeft de steun aan de Syrische oppositie opgeleverd? Vooral extremistische partijen voorzien van wapens door de soennitische bondgenoten van het westen - Turkije, Saoedi-Arabië en Qatar - profiteren van de chaos in Syrië.
Door de nucleaire deal met Iran zorgt het Westen er nu eindelijk voor dat het niet langer alleen allianties aangaat met de soennitische bondgenoten. Ook al is het einde van de sektarische strijd in het Midden-Oosten nog ver weg, het geloof in internationale diplomatie om een einde te maken aan conflicten in de regio is gelukkig weer terug.