In zijn vertelling Montauk schrijft Er erlebt ungern, was er keinesfalls in Worte bringen kann.’ De romanschrijver, volgens Frisch, maakt met tegenzin mee waarover hij niet schrijven kan. De instrumentalisering van het leven is inderdaad een beroepsafwijking van de schrijver, maar niet iedereen schrijft daar zo openhartig en bondig over als Frisch.

In de zomer van 1997 bezocht ik Montauk om mijn Duitse uitgever Daniel Keel en zijn vrouw Anna, die een zomer lang waren neergestreken in Montauk, op het puntje van Long Island, daar waar Amerika ophoudt en Europa al bijna begint, te bezoeken. Mijn toenmalige vriendin had een auto gehuurd en op een regenachtige dag in de zomer van 1997 reden we naar Montauk. Het hotel was leeg, maar de kreeft smaakte goed. De grote, lege eetzaal met uitzicht op zee zal ik niet snel vergeten. De volgende dag reden we terug naar New York, het regende nog altijd.

Niet lang daarna las ik Montauk van Max Frisch, gepubliceerd in 1981. Een boek over onder andere zijn verhouding met de dichteres Je moet als schrijver geen liefdesrelatie beginnen met een andere schrijver, dat is vragen om problemen. Er is nu een vrouw in mijn leven die ik aanspoor een boek te schrijven, maar ik begrijp het potentiële gevaar. Echter, waarom zouden we het gevaar de rug moeten toekeren? Juist voor de schrijver is dat onverstandig. Veel meer is er niet, tenzij je oprecht gelooft dat je het gevaar met levensverzekeringen en dergelijke kunt bedwingen.

Terug naar Montauk

Het duurde bijna twintig jaar voor ik terugkeerde naar Montauk. Met dezelfde vrouw, maar nu had ze een zoon van bijna elf, ik had een paar boeken geschreven en mij verbonden aan vrouwen, maar aan die verbintenissen was ook weer een eind gekomen. Daniel Keel was dood. Eerst was Anna gestorven, toen hij. Van Anna herinner ik me vooral een citaat van Juan de la Cruz, dat je van de mensen op dezelfde wijze moet houden als je hen vergeet. Houden van en vergeten liggen in elkaars verlengde; houd van de mensen, maar vergeet hen.

Mijn petekind speelde in de zee, ik las onder een parasol en de moeder van mijn petekind zat in het binnenzwembad

Dit jaar streken we neer in Gurney’s Inn, dat, zag ik net, een rol speelt in Montauk. De kamer keek uit op een parkeerplaats, hoewel je ook nog een reepje strand en zee kon zien, maar na wat lichte teleurstelling daarover hechtte ik mij opnieuw aan Montauk. De parkeerplaats en het uitzicht daarop biedt mogelijkheden aan de schrijver, alleen is de schrijver soms ook nog man die mede namens zijn reisgenoten naar een esthetisch bevredigender uitzicht verlangt.

Mijn petekind speelde in de zee, ik las onder een parasol en de moeder van mijn petekind - mijn voormalige vriendin, de vrouw die ik soms schertsend ‘de eerste vrouw in mijn harem’ noem, hoewel ik geen harem heb, ik maak grapjes zoals andere mensen gokken, faites vos jeux nietwaar - zat in het binnenzwembad, buiten was het haar te heet.

Dies ist ein aufrichtiges Buch, Leser, und was verschweigt es und warum?’ schrijft Frisch. Zo wordt niet meer geschreven, vooral niet aangezien de eerste regel van de zin in kleinkapitaal gedrukt staat, tot en met Leser, dan volgt een witregel, en dan het tweede deel.

Zo dichtbij is het noodlot

Toch lijkt me dat de cruciale vraag die ik mij ook steeds weer stel als ik e-mails schrijf aan mijn geliefde die ik aanmoedig een boek te schrijven. ‘Dit is een oprechte e-mail,’ zou ik haar steeds weer aan het eind van de e-mail willen schrijven, ‘maar wat verzwijgt de e-mail en waarom?’

Enfin, mijn voormalige vriendin zat in het zwembad, ik viel al lezend onder een parasol in slaap. Toen ik wakker werd, zag ik mijn petekind nergens meer. Ik moest hem zoeken, kinderlokkers, de zee, andersoortige calamiteiten, het noodlot ligt op de loer. Maar ik dacht: wat als dit een verhaal was. Een man wordt wakker op een strandstoel, hij ziet zijn zoon nergens meer, zijn vrouw is in het binnenzwembad. Hij denkt: de zoon kan niet weg zijn, de zoon bouwt verderop een zandkasteel. Hij doet zijn ogen nog even dicht, niet wetend dat dit de laatste rustige momenten van zijn leven zullen zijn. Zo dichtbij is het noodlot en hij ziet het niet. Waar het om zou moeten gaan is niet dat hij het noodlot niet heeft gezien, maar dat hij het nog steeds niet ziet als hij denkt het te doorgronden.

Na vijf minuten liep ik door de brandende zon het strand af en vond mijn petekind in de zee met een oudere man. Samen trotseerden ze de golven. ‘Hier komen,’ riep ik.

Dit is een oprechte column, maar wat verzwijgt de column en waarom? Wat verzwijgt mijn liefde en waarom? Wat verzwijgt jouw liefde en waarom?

De dood, zoveel is zeker, maar beslist niet alleen de dood?

Thuis ben je waar het verzwijgen wordt doorbroken door de oproep: faites vos jeux.

Thuis ben je waar de verhalenjager zijn wapens reinigt De Hotelmens dineert met zijn ex en zijn petekind. Met uitzicht op het magnifieke Grand Central zegt ze: ‘Je bent best wel dominant. Ik heb het nooit willen zien, maar nu dringt het tot me door. Je bent een dominante man.’ Lees hier de column terug