Vijftig seconden. Zo lang kan ik mijn adem inhouden. Het is maandagmorgen in een trein waarin meer mensen staan dan zitten. De man rechts van me stoot een lucht van tabak en azijn uit en dwingt me te ontdekken hoe lang ik kan zonder in te hoeven ademen. Ik kijk naar links, naar een bejaard stel voor wie niemand is opgestaan. De man van het stel eet een mueslireep. Hij stopt zijn vingers twee kootjes diep in zijn mond om ze schoon te likken.

Als de intercity begint te rijden kermt een jongen over de intercom: ‘Er is railcatering aanwezig in deze trein. Ik kom bij u langs met een kopje koffie, een mars, of een lekkere stroopwafel. Fijne reis, en tot straks.’ Tot aan Zaltbommel, tien minuten rijden vanaf beginpunt Den Bosch, sta ik me op te vreten over wat er straks gaat gebeuren. Voor wie niet regelmatig met de trein reist: railcatering houdt in dat een pijnlijk opgewekt iemand zich door de gangpaden van een - bij voorkeur drukke - trein wringt om passagiers te ‘verblijden’ met drinken of een snack. Op hun rug een tas zo groot als een kopieerapparaat, met aan de zijkant torenhoge stapels koffiebekers.

Het zou me niks verbazen als in de taakomschrijving van de railcateraar staat dat hij met die rugzak zoveel mogelijk passagiers zo vaak mogelijk in het gezicht moet swaffelen. Het gebeurde mij in elk geval vaker dan ik toe zou willen geven, en dat was in een rustige trein. In een volle trein ging er dankzij een cateraar zelfs eens champignonsoep over mijn nieuwe broek heen.

Na de Bommelse brug zie ik twee stapels koffiebekers de trap opkomen. De jongen die er aan vastzit vraagt vergeefs aan studenten met oordopjes in of ze koffie willen en botst vol tegen de man met de mueslivingers aan. Ik maak er mijn persoonlijke missie van deze cateraar er vandaag níet langs te laten. Dat probeer ik eerst subtiel, mijn voet strategisch opgesteld in het gangpad, maar hij blijft gestaag dichterbij komen. Voor ik het weet sta ik wijdbeens tussen de treinstoelen in, recht tegenover Swaffeltas.

Was dit een film geweest, dan had ik als regisseur een mondharmonica onder dit moment gezet. Een tumbleweed voorbij laten waaien. De camera laten inzoomen op mijn ogen, en daarna op die van Swaffeltas. Zo staan we even, tot ik bits een wenkbrauw optrek en hij zich, zichtbaar gepikeerd, omdraait en terugloopt in de richting van de studenten. De man met de azijnmond knikt goedkeurend naar me.

De trein is bijna in Utrecht, waar veel mensen uit gaan stappen en ik eindelijk kan gaan zitten. Daar sta ik me op te verheugen als er rechts ineens een glazen deur openzwaait. Ik hoop nog even dat het een verdwaalde passagier is, maar wanneer de man naast me begint te zuchten en zijn tas van de grond raapt is het duidelijk. Swaffeltas is terug, with a vengeance. Hij wringt zich dapper langs een rij geërgerde passagiers en raakt er twee vol in het gezicht. Dan staat hij voor me. De mondharmonica zwelt aan. Swaffeltas schraapt zijn keel. Of hij me misschien blij kan maken met een lekkere cappuccino? Bifi-worstje? Gevulde koek? Touché.