Deze Groningse Don Quichots uit het verleden kregen allemaal gelijk
Hoe moet het verder met Groningen, zo getroffen door krimp en bevingen? Dat is de leidende vraag van mijn zoektocht. Ik trok de provincie door, op zoek naar perspectief, en viel van de ene emotie in de andere. Aflevering 3 van een drama in tien bedrijven en tien emoties. Vandaag: verbijstering, over alle genegeerde waarschuwingen uit het verleden.
Toen ik me ging verdiepen in de geschiedenis van de gaswinning in het Groninger veld, ontdekte ik al snel dat het zeer ongeloofwaardig was dat de NAM en de overheid pas na wat er in Huizinge was gebeurd in de gaten hadden dat de aardbevingen met de gaswinning te maken hadden. Er waren al veel eerder aanwijzingen geweest dat het gas niet ongestraft uit de grond kon worden gehaald.
De eerste die de gevaren zag was Willem Meiborg, een Groninger ingenieur die in 1963 door middel van een ingezonden brief in het Nieuwsblad van het Noorden wees op de te verwachten bodemdalingen en het idee opperde om ‘belangrijke bedragen’ te reserveren voor calamiteiten die het gevolg van die bodemdalingen zouden kunnen zijn. Meiborg werd door de NAM en de overheid weggezet als een dorpsgek, zo herinnerde zich zijn kleinzoon in 2013 in een gesprek met Dagblad van het Noorden.
Meiborg was niet de enige die het zinvol achtte een spaarpotje aan te leggen voor toekomstige rampen. De hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant, Bert Evenhuis, schreef in een commentaar, ergens in 1972: ‘Zou het niet goed zijn een deel van de aardgasbaten niet à fonds perdu uit te geven, maar in enigerlei vorm te reserveren?’ Maar alweer werd dat idee niet in overweging genomen.
Het aardrijkskundeleraartje had gelijk
Toen in 1986 de grond trilde in Assen, dacht sociaal geograaf Meent van der Sluis, die toen werkte aan zijn proefschrift over de ‘Ruimtelijke aspecten van het energiegebruik in Nederland,’ dat die beving wel eens te maken kon hebben met de gasputten in het nabij gelegen Eleveld. In 1987 kwam hij naar buiten met zijn overtuiging dat die beving het gevolg was van de winning van aardgas. De NAM zette ‘dat aardijkskundeleraartje,’ zoals Van der Sluis door hen werd genoemd, weg als een Don Quichot. Hij werd in het openbaar door woordvoerders van de NAM zo belachelijk gemaakt dat zijn drie kinderen, die op de middelbare school zaten, ermee gepest werden.
Dat hij nu alsnog gelijk krijgt, daar kun je alleen maar blij mee zijn. Maar het is uitstel om tijd te kopen
Zijn weduwe (Van der Sluis stierf in 2000) zei in februari 2015 tegen Trouw: ‘Mijn man heeft altijd gepleit voor omkering van de bewijslast. De NAM moet maar aantonen dat schade niet is aangericht door de gaswinning. Dat hij nu alsnog gelijk krijgt, daar kun je alleen maar blij mee zijn. Maar het is uitstel om tijd te kopen. Het is net als bij de mijnbouw in Limburg of de oliewinning van Shell in Nigeria. Economische belangen wegen veel zwaarder dan de veiligheid en het milieu.’
Een paar jaar na Van der Sluis was er een Rotterdamse geoloog, Peter van der Gaag, die na een aardbeving in 1991 in Middelstum de veronderstelling uitte dat er verband was met de gaswinning. Weer een vakman die het niet vertrouwde. Hij lichtte de NAM, het KNMI en TNO in, maar die waren niet geïnteresseerd in zijn bevindingen. In het Dagblad van het Noorden zegt hij in 2015 dat hij zich verwonderde over de desinteresse, die zich onder meer uitte in gebrek aan seismometers boven het Slochterenveld. ‘Tot op een paar jaar geleden stond er na honderden aardbevingen slechts één.’ En ook Van der Gaag werd net als Meiborg en Van der Sluis gezien als een dwaas. Hij vertelt de krant: ‘Ik heb door meningsverschillen met de NAM en het KNMI jarenlang nauwelijks werk gehad.’
Dit artikel is het derde deel van een journalistieke zoektocht in tien etappes en tien emoties. Morgen verschijnt deel 4, waarin ik mijn verslagenheid beschrijf. Want de experts die na de aardbeving in Huizinge door NAM werden gestuurd, leken vaak nauwelijks te weten waar ze het over hadden.