In Noorwegen gebruiken ze Groningen als schoolvoorbeeld van hoe het níét moet

Rik Zaal
Journalist, gespecialiseerd in Groningen
De Petruskerk in het Groningse Woldendorp heeft veel schade als gevolg van de aardbevingen. Foto: Kees van de Veen / Hollandse Hoogte / bewerking Leon Postma

Ik trok de provincie Groningen door en viel van de ene emotie in de andere. Dit is aflevering 4 van een drama in tien bedrijven en tien emoties. Vandaag: verslagenheid. Want niemand lijkt een oplossing te weten voor de bevingen die door het boren naar gas worden veroorzaakt.

Al sinds 1963 werd door experts in Groningen gewezen op de gevaren van gaswinning in de Groningse bodem. Maar ze werden door de NAM en de overheid weggezet als dorpsgekken. Pas na de beving in Huizinge van 2012 moesten ze hun ongelijk toegeven. In deel 4 van deze serie: met de deskundigheid van de deskundigen die NAM na de Huizinge-beving stuurde, bleek het wel mee te vallen.

Ik ga eens in Huizinge kijken. Vanuit Houwerzijl rijd ik naar het oosten, via het land tussen het streekje Ewer en het gemaal Elektra dat door de dochter van de eigenaresse van café Eisseshof in het nabijgelegen Niehove ‘de zee’ wordt genoemd. En inderdaad, je kunt je nog heel goed voorstellen dat de zee hier heeft geheerst.

Verder naar Schouwerzijl, een dorp dat prachtig aan een bocht van de rivier het Reitdiep ligt. Dan over de dijk naar Winsum, het grootste dorp van deze streek, dat aan de vroeger door schoolkinderen goed gekende spoorlijn Groningen-Roodeschool ligt. Ik weet daar aan de Stationsweg een prachtige, bunkerachtige, bakstenen villa, ontworpen door een architect die zelfs mijn architectenvrienden in het westen des lands niet bleken te kennen toen ik het ze vroeg. Hoe komt dat toch, dat de rest van Nederland zo weinig van Groningen en de bezienswaardigheden weet? Ook dat behoort tot mijn verbazing.

Hoe komt dat toch, dat de rest van Nederland zo weinig van Groningen en de bezienswaardigheden weet? Ook dat behoort tot mijn verbazing

Door het lege land ten oosten van Winsum rijd ik verder naar het mooie dorp Onderdendam en dan naar Middelstum, waar de laatgotische Hippolytuskerk staat, een waanzinnig grote kruiskerk die hier in 1445 is neergezet in opdracht van een landedelman, iemand die nu ‘een dikke boer’ zou worden genoemd. Vlak bij de provinciale weg die van de stad Groningen naar de Eemshaven gaat, leidt een smalle weg naar Huizinge,

Op de Huizinger wierde staat een prachtige kerk uit de dertiende eeuw, waarvan vooral het siermetselwerk bij het koor opvalt. Het dorp heeft honderd inwoners. Een van hen is Reint Wobbes. Hem ga ik in een van de vier straten van het dorp, de Torenstraat, opzoeken.

Het sleutelsysteem van de Huizinger kerk

Wobbes is kerkrentmeester en koster van de Huizinger kerk en hij was twintig jaar lang secretaris van de Stichting Oude Groninger Kerken. Deze in 1969 opgerichte monumentenorganisatie beheert een groot deel van de middeleeuwse kerken in Groningen en zorgt ervoor dat ze vrijwel elke dag open zijn voor bezoekers.

Dat gaat als volgt: wanneer de deur niet openstaat, is er op die deur te lezen waar de sleutel kan worden gehaald. Vaak is dat op meerdere adressen, meestal vlakbij. De bezoeker gaat dan naar dat adres, belt aan, krijgt de sleutel mee en kan in zijn eentje, zonder begeleiding, de deur openen en in de kerk rondkijken. Een unieke ervaring wat mij betreft, in deze van wantrouwen en camerabewaking vergeven tijden.

Zelfs Kees Stip wist al ver voor de aardbeving van Huizinge dat het foute boel was met dat gas

Wobbes ontvangt mij met een gedichtje van Kees Stip, de puntdichter die ook bekend was onder de naam en die in 2001 in Winschoten is overleden. ‘Groningens toekomst’ heet het gedicht, en Wobbes draagt het uit zijn hoofd voor: ‘Ik had een visioen / Die heb ik van tevoren / De gasbel was zijn laatste gas verloren / Een menigte stond op de Grote Markt / En staarde omlaag naar de Martinitoren.’

De toon is gezet. Zelfs Kees Stip wist al ver voor de aardbeving van Huizinge dat het foute boel was met dat gas. En dat hij een visioen had en daarover zei: ‘Die heb ik van tevoren,’ dat is Groninger humor die in ieder geval Groningers zeer waarderen. Ons gesprek begon dus lachend. Maar algauw werd Wobbes serieuzer, en hij bleek net zo verbaasd over van alles als ik.

Wist ik bijvoorbeeld dat er in Vlaardingen drieëneenhalf jaar eerder gas was dan in het gebied waar het uit de grond werd gehaald? En dat dat misschien logistiek wel te verklaren was, maar dat het niet bepaald elegant was ten aanzien van de Groningers? En wist ik dat het gas in de jaren zeventig onder minister en later minister-president Den Uyl voor een habbekrats aan Italië En dat dat kwam omdat het idee heerste dat er al heel snel kernenergie zou komen en dat het gas dus moest worden verkocht zolang er nog vraag naar was? En wist ik dat Noorwegen wél onmiddellijk een spaarpot heeft gemaakt van het vele geld dat ze met hun olie en hun gas

Dat laatste wist ik wel. Maar ik wist niet dat er, zoals Wobbes vertelde, een museum in Noorwegen is, het waar ze niet alleen laten zien hoe ze het allemaal doen daar en hoe ze met de opbrengst omgaan, maar ook hoe anderen het fout doen. En dat Nederland daar als voorbeeld wordt gesteld van hoe het niet moet.

Alles wat eindig is, is kostbaar

Ik ben benieuwd naar de huidige situatie in het dorp. We doen een rondje. Er is schade, aan veel huizen, maar niet buitensporig veel. Tegenover het huis van Wobbes was het dak na de beving en een daaropvolgende storm helemaal kaal: alle dakpannen eraf. Kleine schades zijn vlot vergoed. We zien veel kleine reparaties, voegstrepen vooral. Daar hebben ze zogeheten wokkels ingeplaatst, van ijzer en van staal, en dat vindt Wobbes nog altijd een foute beslissing van de experts die de NAM had ingehuurd. ‘Want dat levert elders scheuren op.’

Wobbes is, na een carrière als stuurman op de grote vaart, lang in dienst geweest van een Engels bedrijf dat zich bezighield met staalconservering, betonschade en bouwfouten, dus hij heeft wel enig recht van spreken.

Je krijgt een fles jenever van me als je een oude kerk kunt aanwijzen die geen Rijksmonument is

‘Die deskundigen blijken niet echt deskundig. Zo zaten er wat kleine scheurtjes in de kerk. Ik meld dat en de man die erover gaat zegt dat hij komt en vraagt dan hoe oud de kerk is. "Van 1240," zeg ik. “Is het een Rijksmonument?” vraagt hij. Ik zeg: “Dat zijn kerken van die ouderdom altijd.” “Dat is niet zo,” zegt hij. “Je krijgt een fles jenever van me als je er een aan kunt wijzen die geen Rijksmonument is.” Komt ie met een kerk uit 1895 aan. Die wist er dus helemaal niks van.’

Zijn verhaal doet me denken aan een interview met Jur Bekooy, bouwkundige van de Stichting Oude Groninger Kerken, in het blad van die stichting. Hij vertelde dat het contact met de taxateurs die de NAM had ingeschakeld om de schade aan de kerken op te maken, uiterst moeizaam verliep. In een van de eerste gesprekken met de NAM had hij uitgelegd dat alle kerken van de stichting Rijksmonumenten zijn. Waarop de NAM-medewerker had geantwoord: ‘Iedereen kan wel zeggen dat ie een Rijksmonument heeft.’ Bekooy: ‘Dit voorval maakt wel duidelijk dat het traject helemaal van onderop moest worden begonnen.’

Terug naar Huizinge. Reint Wobbes en ik lopen naar het einde van het dorp, waar aan de E.L. Ubbensweg een dikke boerderij staat. Deze ‘Boerderij Melkema’ is zestiende-eeuws en historisch gezien één van de belangrijkste van deze omgeving. Van 1555 tot 1974 heeft er de familie Huizinga gewoond, van de beroemde historicus Het achterstuk staat in de stutten.

Wobbes: ‘Overal in de omgeving zie je stutten, en die staan er al zolang te wachten op een oplossing dat ik al stutten heb gezien die verrot zijn.’ Hij heeft hier met een deskundige van de NAM gestaan: ‘Die stond daar maar een beetje te staren en niet te weten wat ie moest doen, en toen heb ik gezegd dat hij binnen moest kijken omdat daar te zien is wat er eventueel aan gedaan zou kunnen worden.’ (Waarop Wobbes iets aan mij uitlegt wat alleen echte deskundigen kunnen begrijpen.) ‘En dan heeft die zogenaamde deskundige geen idee waar je het over hebt. Als je een zogenaamde expert essentiële zaken moet vertellen die hij niet weet, hoe kan zo’n man dan een oplossing bedenken?’

Wat te doen? Wobbes: ‘Ik zou het niet weten. Niemand weet het. We zitten op heel ingewikkelde grond: een zeebodem waar klei op is gekomen en soms ook veen en dan weer klei – we hebben in Onderdendam een bijeenkomst gehad met echte deskundigen, waarna de conclusie was dat het danig ingewikkeld is allemaal en dat eigenlijk niemand weet wat er moet gebeuren.

Je zou natuurlijk wel kunnen proberen minder gas op te pompen. Sinds er in Loppersum en omstreken na al die commotie minder gas is gewonnen, hebben wij hier inderdaad minder last gehad. Maar ja, de bevingen hebben zich verplaatst, ook al omdat er opmerkelijk veel gepompt is; in 2013 meer dan ooit. Als je dat gas in een veel trager tempo gaat winnen, dan zijn de bevingen nog niet weg, maar dan worden ze waarschijnlijk wel minder. En eigenlijk was het vanaf het begin verstandiger geweest om het niet met een kleregang uit te pompen en daarna voor een scheet te verkopen aan het buitenland. Alles wat eindig is, is kostbaar en dus moet je er zuinig op zijn.’

Dit artikel is het vierde deel van een journalistieke zoektocht in tien etappes en tien emoties. Morgen verschijnt deel 5, waarin een out of the box denkende projectontwikkelaar weer hoop doet opleven.

De serie tot nu toe: