Hoe het basisinkomen Nederland verovert
Twee jaar geleden had bijna niemand ervan gehoord. Maar inmiddels zijn er al dertien gemeenten die willen experimenteren met het basisinkomen. In nog eens 28 gemeenten worden de mogelijkheden voor zo’n experiment verkend. ‘Er is nog nooit zoveel momentum geweest.’
Toen ik in de zomer van 2013 voor het eerst van het basisinkomen hoorde en dacht ‘laat ik eens in het krantenarchief kijken wat er in de afgelopen jaren over geschreven is,’ kwam ik het woord in maar één context tegen:
Het basisinkomen van de bankier, waar de bonussen dan nog bovenop zouden komen.
Inmiddels is het twee jaar later. In vier gemeenten (Utrecht, Wageningen, Tilburg en Groningen) zijn er vergevorderde plannen voor een lokaal experiment met het basisinkomen. In negen gemeenten wordt er ambtelijk onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van zo’n experiment en/of is er een motie voor aangenomen in de gemeenteraad.
En dan zijn er nog eens 28 gemeenten ‘met interesse in verschillende stadia,’ zo vertelt de jonge econometrist Sjir Hoeijmakers. Hij heeft begin dit jaar zijn eigen basisinkomen gecrowdfund om fulltime te kunnen lobbyen voor een basisinkomen voor iedereen. Zo was er afgelopen juni al een expertbijeenkomst voor (lokale) politici en ambtenaren van een kleine twintig gemeenten. Nog niet eerder was er zoveel interesse om te experimenteren – iets wat in het buitenland niet onopgemerkt is gebleven.
Het basisinkomen is een onvoorwaardelijke, maandelijkse toelage voor iedereen – arm of rijk, jong of oud, werkloos of overwerkt. Het zou genoeg moeten zijn om van te (over)leven en je mag helemaal zelf weten wat je ermee doet. De enige voorwaarde is, kort samengevat, dat je hart klopt. Het idee is in het verleden geopperd door linkse én rechtse denkers, van dominee Martin Luther King tot de beroemde econoom Milton Friedman.
Let wel: er zijn vele varianten van het basisinkomen. Zo wordt er heftig gediscussieerd over de vraag hoe hoog het zou moeten zijn. De experimenten waar gemeentes als Utrecht mee willen beginnen, zijn bovendien slechts een stap in de richting van het universele basisinkomen. Ze zijn nu alleen gericht op mensen die al een uitkering hebben (wat dat betreft zouden we misschien beter van een ‘onvoorwaardelijke bijstand’ kunnen spreken).
Toch had niemand dit twee jaar geleden verwacht. De Nederlandse beweging voor een basisinkomen staat volkomen haaks op de richting waarin de sociale zekerheid zich al decennia beweegt. In de afgelopen jaren zijn er steeds meer voorwaarden en controles bijgekomen. ‘Activerend’ beleid wordt dit ook wel genoemd, van verplicht solliciteren tot tegenprestaties, van voorlichtingen tot boetes.
Er is ‘een woud van regels en handhaving’ ontstaan, zo verzucht de Utrechtse wethouder Victor Everhardt (D66). ‘Het kan eenvoudiger, als we het systeem weer gaan baseren op vertrouwen.’ In Tilburg wordt er niet toevallig van een ‘vertrouwensexperiment’ gesproken. Het idee is simpel: geef een groep van bijstandsgerechtigden een uitkering zonder voorwaarden, en geef een controlegroep het oude recept van voorwaardes en trainingen. Wetenschappers van de universiteiten van Utrecht en Tilburg zullen vervolgens de verschillen tussen de twee groepen onderzoeken. Wat zullen de effecten zijn op de (arbeids)participatie, de gezondheid en het welzijn?
Hoewel de beweging voor een basisinkomen grotendeels van onderop komt (landelijke politici durven hun vingers er meestal niet aan te branden) wint het basisinkomen nu ook in Den Haag aan terrein. De partijcongressen van PvdA en D66 namen al een motie aan voor een onderzoek en staatssecretaris Jetta Klijnsma (Sociale Zaken) heeft toegezegd om met de gemeenten om tafel te gaan. Hoeijmakers grinnikt: ‘In Den Haag is de reactie nu: o shit, het gaat nu wel heel hard, we moeten hier iets mee.’
Sommige mensen denken dat de discussie over het basisinkomen zal overwaaien zodra de economie weer aantrekt. In de jaren tachtig was er immers ook veel discussie over, maar daar bleef het toen ook bij: heel veel discussie. Toch is het debat nu minder vrijblijvend. De voorstanders willen voorbij gaan aan de welles-nietesdiscussie over vragen als ‘maar worden mensen daar niet lui van?’ En ze zien daar maar één manier voor: experimenteren. ‘Ik verwacht dat de eerste experimenten volgend jaar van start kunnen gaan,’ aldus Hoeijmakers. ‘Er is nog nooit zoveel momentum geweest.’