Deze restaurateur heeft nieuwe hoop voor aardbevingsgebied Groningen
Ik trok de provincie Groningen door, op zoek naar perspectief. Ik viel van de ene emotie in de andere. Dit is aflevering 8 van een drama in tien bedrijven en tien emoties. Vandaag: nieuwe hoop. ‘We hebben hier de schoonste lucht van Nederland.’
Na gesprekken met gedupeerden van de gaswinning in Groningen had ik behoefte aan wat optimistischer zienswijzen, aan iets wat op perspectief leek. Ik maakte daartoe afspraken met een paar mensen die, naar ik had gehoord, nog wel vertrouwen hadden in een toekomst voor Groningen na het gasdebacle.
Als ik in het gehucht Molenrij op bezoek ga bij restauratiearchitect Theo Elsing, confronteert hij me met een advertentie van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Onderaan staat de tekst ‘Bron van energie.’ Elsing: ‘Dat doet de NAM bij alle publicaties, dat ‘Bron van energie,’ waarmee ze duidelijk willen zeggen dat het nationaal belang groter is dan dat van de Groningers.’
Elsing is in 2012 vanuit Zuid-Holland naar Groningen verhuisd, met de bedoeling het in verband met zijn leeftijd wat rustiger aan te doen. Eenmaal verhuisd, viel hij als restauratiearchitect, gespecialiseerd in alles wat schudt en scheurt, ‘met zijn neus in de boter.’
Toen na de klap bij Huizinge (augustus 2012) ook in zijn net gekochte huis scheuren kwamen, nam hij contact op met de NAM. Daar bleken ze heel weinig te weten van de bevingsproblematiek: ‘Rijksmonumenten? Ze hadden geen idee wat te doen. Contra-expertise? O ja, mag dat? Enzovoort. De NAM moest, zo is mijn ervaring, erg aan alles wennen.’
Bakstenen huizen zijn best te restaureren
Elsing werkt, na een door de NAM opgesteld contract geweigerd te hebben, nu op eigen voorwaarden voor de NAM (en ook voor particulieren) en heeft de ervaring dat het restaureren van bakstenen huizen en gebouwen best te doen is. Hij heeft er met zijn kantoorgenoten Jolanda Faber en Ina Vlootman een boekje over geschreven, Leven op een breuklijn. Daarin schrijven ze dat schade op een goede manier kan worden verholpen, maar dat het voorkomen van nieuwe schade lastig blijft. Hoogstens kan geprobeerd worden om er bij het herstellen op te letten dat nieuwe schade zo veel mogelijk voorkomen wordt.
Hoogstens kan geprobeerd worden om er bij het herstellen op te letten dat een nieuwe schade zo veel mogelijk voorkomen kan worden
Laatst heeft hij de Doopsgezinde kerk van Middelstum gerestaureerd. Bij een flinke beving daarna (2,6 op de schaal van Richter) liepen de muren geen schade op. ‘Middeleeuwse kerken hebben het voordeel van dikke muren; die zullen wel scheuren, maar niet fataal. De Stichting Oude Groninger Kerken hakt die scheuren uit en metselt ze weer in, en wacht dan op de volgende klap. Dat is ook een methode. Als de bevingen over een jaar of dertig voorbij zijn, is zo’n eeuwenoud monument in ieder geval op authentieke manier behouden.’
Bewoners van woonhuizen hebben niet zo veel tijd. In Leven op een breuklijn staan veel suggesties over staalconstructies, die na een jaar of dertig, veertig weer kunnen worden verwijderd. Die staketsels zouden kunnen worden geconstrueerd in de vorm van een nuttige ruimte, een serre of een portaal bijvoorbeeld. Stalen versterkingen voor huizen of gebouwen zonder monumentenstatus kunnen het beste in de constructie geplaatst worden, zodat ze niet zichtbaar zijn. Een kerkgebouw kan zich goed lenen voor een stalen constructie aan de buitenzijde; steunberen zijn immers geen nieuw gegeven voor een kerk.
‘Mensen zouden hier meer naartoe moeten komen’
En zo heb ik dus eindelijk een ingewijde te pakken die de slachtoffers van de bevingen enig perspectief biedt. Maar hij plaatst wel kanttekeningen: ‘Er zouden 28.000 schadegevallen zijn. Veel daarvan zijn hersteld, maar ze zijn vaak niet goed hersteld. Het is door aannemers gedaan op aanwijzingen van de NAM, en die aanwijzingen gaan tot aan het maaiveld. Dat is natuurlijk onzin; de schade begint bij de fundering. Dus die schades moeten allemaal opnieuw worden gedaan. Hoeveel schadegevallen het zijn, is moeilijk te zeggen, maar het moeten er veel meer zijn dan die 28.000. Veel mensen melden het niet. Ze willen geen gedoe, dus ontkennen ze de bevingen. Zo heeft de burgemeester van de gemeente Zuidhorn onlangs verklaard: ‘Wij zijn geen aardbevingsgemeente,’ terwijl daar wel degelijk schadegevallen zijn. Er zijn nu meer bevingen aan de randen van het oorspronkelijke bevingsgebied, omdat er bij Loppersum en omstreken nauwelijks gas gewonnen wordt. Nu zijn er bevingen in Uithuizen, maar ook op de lijn Assen-Ameland, in Kommerzijl, Houwerzijl, Munnekezijl en Lauwersoog beginnen ze te komen.’
Dan komt het wel heel dichtbij: Houwerzijl, mijn dorp dus ook. Maar Elsing wil toch graag perspectief blijven bieden: ‘Mensen uit de rest van Nederland zouden hier meer naartoe moeten komen, om te wonen bedoel ik. We hebben hier de schoonste lucht van Nederland, wat tot gemiddeld één extra jaar leven leidt. En zonder fijnstof levert dat nog eens een jaar op.’
Dit artikel is het achtste deel van een journalistieke zoektocht in tien etappes en tien emoties. Morgen verschijnt deel 9, waarin ik op zoek ga naar een visie. Ik kom uit bij Max van den Berg, de commissaris van de Koning.
De serie tot nu toe:
Hoe moet het verder met Groningen, zo getroffen door krimp en bevingen? Dat is de leidende vraag voor mijn zoektocht. Ik trok de provincie door, op zoek naar perspectief, en viel van de ene emotie in de andere.