Wie zijn hoofd wil trainen: koop een piano en leer hem bespelen

Philip Huff
Schrijver
Foto: Annegien van Doorn (voor De Correspondent)

In een tijd van apps, robots en Easy Alles vraag ik me deze zomer af: welke dingen zijn de moeite waard juist doordat ze moeite kosten? Vandaag: muziek maken.

De pianolessen kreeg ik in eerste instantie van een vriendin. Ze weet dat ik graag naar muziek luister, maar dat ik nog liever muziek zou willen maken. Mijn huidige pianoleraar – mijn leeftijd, opgeschoren haar, felblauwe ogen – komt op donderdagmiddag langs. We kletsen wat, dan pakt hij een stoel uit de keuken, zet die naast de piano en zegt: ‘Laat maar zien wat je geoefend hebt.’

Mijn gezicht wordt warm. Ik speel de drie oefeningen die hij me vorige week opgaf. Het gaat vaker mis dan vanochtend en ik schaam me een beetje, maar als ik de opdracht volbreng, voel ik me ook trots. Of, beter gezegd: voldaan.

Ik heb één keer eerder muziekles gehad: op mijn twaalfde, drie gitaarlessen. Ze waren onderdeel van een welkomstpakket van vijf lessen van de muziekschool in Hilversum. Ik zat met drie andere leerlingen in een beginnersgroepje. Na de derde les zei de uit Duitsland afkomstige gitaarleraar tegen mijn moeder: ‘Mevrouw, als u uw zoon nu mitneemt, hoeft u de lessen niet te bezahlen.’

Foto: Annegien van Doorn

Dat deed ze en eerlijk is eerlijk: ik stribbelde ook niet echt tegen. Omdat ik voelde dat ik niet zo goed was. Wat jammer is, want ik liep de kans mis eerder met muziek maken bekend te raken en de voldoening van musiceren te voelen, ook als je niet zo goed bent. Bovendien, zo zegt mijn pianoleraar, ‘mythologiseert zo’n uitspraak de zogenaamde amuzikaliteit van een leerling’ – terwijl amuzikaliteit veel minder vaak voorkomt. Iedereen kan muziek maken.

Amuzikaal is de uitzondering

Dat blijkt ook uit onderzoek. Op internet is een college over muziek en cognitie te volgen, gegeven door muziekwetenschapper Henkjan Honing. Hij laat fragmenten horen van huilende baby’s uit Frankrijk en Duitsland. Die huilen verschillend, omdat ze de intonatiepatronen van mensen nadoen, en Fransen en Duitsers intoneren anders. Baby’s kunnen de laatste drie maanden in de buik al luisteren naar ritmes en toonhoogteverloop bij stemmen buiten de buik.

Youtube plaatst cookies bij het bekijken van deze video Bekijk video op Youtube
Bekijk dat college hier.
De mens is, vanaf heel jong al, muzikaal. Zelfs ik

De mens is dus, vanaf heel jong al, muzikaal. Zelfs ik. Want ik hoorde de verschillen tussen de Franse en de Duitse baby’s. Net als tussen de twee daaropvolgende melodieën. Twee, drie procent van de mensen hoort de verschillen tussen melodieën niet. Amuzikaal zijn is dus de uitzondering, niet de norm.

Waarom maken zo moeilijk is

Maar dat is luisteren, maken is weer een ander verhaal. Nee, ik ben én word geen Paul McCartney, maar ik kan straks wel zijn liedjes naspelen op de piano. Door veel te oefenen.

Lange tijd werd gedacht dat het brein vaste bedrading had en natuurlijk spelen zaken als ‘aanleg’ en ‘talent’ een grote rol, maar het is tegenwoordig ook duidelijk dat het brein ‘neuroplastisch’ is. Dat de structuren beïnvloedbaar zijn. Bij muziek luisteren worden veel hersengedeelten ingezet, maar bij muziek maken nog veel meer. Concentratie en doelgerichtheid zijn van minstens zo groot belang als talent.

De (wetenschappelijk bewezen) voordelen van de muzikale ontwikkeling voor je brein zijn er te veel om op te noemen, ik noem er een paar: muziek maken verlaagt je leert er door (muziek lezen én spelen, kijken én luisteren, het gebruik van grote én kleine spiergroepen), ontwikkelt je geheugen, traint je doorzettingsvermogen en wordt er gelukkiger van.

Foto: Annegien van Doorn

Bij kinderen zijn de resultaten helemaal indrukwekkend. Gottfried Schlaug, hoogleraar in de neurologie aan Harvard Medical School, en Ellen Winner, hoogleraar psychologie aan Boston College, presenteerden in 2009 de resultaten van een jarenlang onderzoek onder kinderen die vijftien maanden lang wekelijks muziekles hadden gehad. Dit is wat ze constateerden: de kinderen hadden een verbeterd gehoor (ze waren beter in staat geluiden te onderscheiden) en ze waren beter geworden in fijne motorische handelingen. Hersenscans wezen op veranderingen in de hersengebieden die hiermee worden geassocieerd.

En een studie uit 2007, gepubliceerd door Christopher Johnson, hoogleraar muziekeducatie en muziektherapie, toonde aan dat Amerikaanse basisschoolleerlingen met goed muziekonderwijs gemiddeld 22 procent hoger scoorden bij Engels en 20 procent hoger bij wiskunde (het onderzoek werd aan de hand van een verplichte standaardtest gedaan) in vergelijking met scholen met slecht muziekonderwijs. Deze verschillen hadden niets met socio-economische omstandigheden te maken.

Verdrietig dat je niet als kind bent begonnen? Wees gerust: de voordelen voor volwassenen die enkel muziek luisteren zijn Maar muziek maken is dus nog beter. Ook voor volwassenen. Dat merkte ik zelf ook.

Het geluk van de moeite

Naarmate ik ouder word, merk ik dat ik minder van mijn hersenen vraag dan toen ik, bijvoorbeeld, nog naar school ging of studeerde. Vaak herhaal ik wat ik al een beetje kan, de krant lezen, een stuk schrijven, of nadenken en communiceren, op papier, met een verhaal. Maar nieuwe vaardigheden? Amper. Dat komt voor een groot deel doordat mijn dagen gevuld zijn met activiteiten waarin ik al bedreven ben. Doordat werk vaak een herhaling is en niet noodzakelijk een verdieping of een verbreding.

Het voordeel van een instrument leren bespelen, is dat je net zo veel van jezelf vraagt

Af en toe iets moeilijks doen, zoals een instrument leren bespelen, daagt uit, houdt fit, maakt spannend. Natuurlijk kun je jezelf ook uitdagen door een nieuwe taal te leren, maar het voordeel van een instrument leren bespelen, is dat je net zo veel van jezelf vraagt, maar dat de resultaten heel tastbaar – of: hoorbaar – zijn. Hoe vaak kun je nu werkelijk Spaans spreken in Nederland? En: je hebt daar altijd iemand anders voor nodig. Bij muziek maken ben je van niemand afhankelijk.

Nou ja, niemand: mijn pianoleraar komt dus twee keer per maand bij mij langs. Voordat hij komt, ben ik enkele dagen aan het studeren. Volgens mijn leraar zou dat iedere dag een uur moeten zijn, met kwaliteit – dus: aandacht (telefoon uit), doorzettingsvermogen (die aandacht vasthouden) en een hoge kwaliteitsstandaard (het is pas goed als het goed is) – maar een uur per dag: daar kom ik niet aan. Dertig minuten? Dat meestal wel.

Het geluk van het niets

Foto: Annegien van Doorn

Aan dat halfuurtje studeren houd je naast een beetje spierpijn (zoals je aan een piano zit, of zoals je de snaren op een gitaar omlaagdrukt, zo doe je dat anders niet vaak) ook een lichte vorm van hoofdpijn over. Maar lekkere hoofdpijn, iets wat ik eigenlijk hoofdvermoeidheid zou willen noemen: het is alsof ik voel dat mijn cognitieve vaardigheden, mijn geheugen en mijn spiergeheugen zijn getraind. Ik train elke keer mijn brein langer aandacht vast te houden.

En ik leg tegelijkertijd dus nieuwe verbindingen aan, in de rest van mijn bovenkamer. Zowel op motorisch als op begripsniveau ontwikkel ik me, weet ik: ik snap nu wat er tijdens een modulatie gebeurt, wat een majeur akkoord is, wat een mineur, en hoe ik die twee speel, en dat het ene meestal blij klinkt en het andere vaak droevig, hoe je een akkoord ‘versterkt,’ en wat de toonladders van F, C, G maar ook Dm, Am en Em zijn – en wat een Fis is, en een Bes. Als het goed is, zijn die verbindingen blijvend, in tegenstelling tot de spierpijn en hoofdpijn die ik voel. Ik kijk dus uit naar mijn pianolessen.

Wie pianospeelt, werkt naar een resultaat toe. Dat resultaat is per persoon verschillend, maar dat is het mooie: iedereen kan zich op zijn eigen niveau een uitdagend en haalbaar doel stellen. Bijvoorbeeld: om een beetje te leren met een instrument weer te geven hoe je je voelt.

Of: voor je plezier leren pianospelen. Je hoort direct hoe je speelt: of het nog beter kan, maar dus ook dat het al beter gaat. Het is mij nu al meerdere keren overkomen dat ik tijdens het ‘oefenen’ overga in ‘spelen’ en vervolgens in ‘niets,’ dat wil zeggen, als u het me even toestaat: dat er geen zelfbewust ‘ik’ meer is dat oefent of speelt, maar dat er alleen het spelen is.

De tijd vliegt dan voorbij, om het cliché te bezigen, of, beter gezegd: de tijd verdwijnt, en als je weer naar de klok kijkt, blijkt die inderdaad verstreken. Daarna weet je wel: ik was het, die dit deed.

Dit is het vijfde verhaal van een serie verhalen waarin ik op zoek ga naar dat wat het leven de moeite waard maakt. Hierna volgt nog: vreemde mensen leren kennen.

Lees hier mijn eerdere ontdekkingen