Het jeugdjournaal als ideologische vijand van de staat
Deze week zijn de makers van tien jeugdjournaals uit ontwikkelingsgebieden bijeen op de Kids News Network Summit in Lusaka, de hoofdstad van Zambia. Ik ben er ook en krijg een inkijk in jeugdjournaals op drie continenten.
Ik ben ermee opgegroeid: elke avond het Jeugdjournaal kijken. Aldith Hunkar, het dagelijkse dierenitem en Celsi voor het weer. Het Jeugdjournaal is een programma waarvan in Nederland de waarde al meer dan dertig jaar onomstotelijk vaststaat: kinderen leren over de wereld, leren een mening te vormen, leren dat hun mening ertoe doet en worden klaargestoomd tot wereldwijze volwassenen.
Maar in veel ontwikkelingslanden is het uitzenden van een jeugdjournaal helemaal niet vanzelfsprekend. Programmamakers krijgen er te maken met een gebrek aan persvrijheid, geld en kennis. Maar ook: weerstand van ouderen in traditionele samenlevingen om de mening en meningsvorming van kinderen serieus te nemen.
En dat terwijl in veel van deze landen ruim veertig procent van de bevolking minderjarig is en veel laagopgeleide mensen het gewone nieuws niet begrijpen. Deze week zijn de makers van tien jeugdjournaals uit ontwikkelingsgebieden bijeen op de Kids News Network Summit in Lusaka, de hoofdstad van Zambia. Ik ben er ook en sprak onder andere met de makers van het jeugdjournaal in Birma (Azië), Zuid-Afrika (Afrika) en Nicaragua (Midden-Amerika) over het belang van hun programma en de moeilijkheden die zij bij het maken ervan tegenkomen.
Birma
Naam: Youth VoiceBestaat sinds: 2008Duur: vijftien minuten, dagelijksProgrammamaker: Pyi Sone
‘Onder het militaire regime zonden we Youth Voice uit vanuit Noorwegen en Thailand. We konden niet met de autoriteiten praten en veel mensen, vooral kinderen, durfden niet voor de camera te komen. De journalisten knipten daarom een soort papieren superhelden-maskers, die de kinderen voor de ogen konden knopen, om niet herkenbaar in beeld te komen. Voor hun veiligheid, maar ook voor de veiligheid van onze correspondenten. Sommige journalisten die voor ons reportages maakten werden gesnapt en kregen gevangenisstraffen van tussen de zeven en dertien jaar.’
‘Toen ik vorig jaar na vijftien jaar ballingschap terugkwam in Birma liep ik een theehuis in, en daar zag ik ineens ons programma op tv. Mensen keken ernaar. Het is moeilijk uit te leggen hoe ik me op dat moment voelde. Trots. Ja, het was het gevoel dat we een verschil maakten.
‘We staan nu officieel geregistreerd als een nieuwsorganisatie in Birma. We konden in 2011 voor het eerst een kijkersonderzoek doen. Toen bleek dat we alleen in de twee grootste steden van Birma elke dag al zo’n 70.000 kijkers hadden. Op het platteland zijn metingen nog niet mogelijk, maar daar worden we ook veel bekeken.’
‘Omdat het land nu vrijer is durven mensen openlijk te praten. Maar dat is voor ons soms lastig: ze zijn zo blij dat ze mogen praten, dat ze alles in een keer willen zeggen. Dan lukt het ons niet om een soundbite te krijgen. Met kinderen is het makkelijker, die zijn directer.’
‘We krijgen meestal wel toestemming van de ouders om de kinderen te interviewen. Maar ze snappen het niet altijd. Ze zeggen: ‘Je mag dat kind van mij wel vragen stellen, maar ik denk niet dat je iets aan de antwoorden hebt.’ Maar voor ons is het juist belangrijk om kinderen een stem te geven.’
‘Kinderarbeid is nog steeds een groot probleem in Birma. Veel autoriteiten nemen ons niet serieus als we hen ermee confronteren. Ze zeggen gewoon dat het niet gebeurt. Maar we hebben ook een paar items gedaan die wel echt iets veranderd hebben. Na een item over kinderarbeid in de havens, hebben de autoriteiten bijvoorbeeld werktijden-registratie en een minimumloon ingesteld.’
‘Een van mijn favoriete items ging over kinderen in de sloppenwijken van Mandalay, die verslaafd zijn aan lijmsnuiven. Na onze uitzending pikten andere media het onderwerp ook op. Uiteindelijk had dat een enorme impact: de autoriteiten hebben gezorgd voor betere gezondheidszorg voor deze kinderen. Het verhaal had wel een naar staartje. Een van de kinderen die we interviewden werd kort daarna dood onder een brug gevonden. Het officiële politierapport zei dat het een zelfmoord was, maar dat geloven wij niet helemaal.’
‘Op dit moment is onze nieuwsorganisatie, DVB, non-profit. We krijgen geld van donoren in Zweden, Noorwegen, de VS. Maar dat wordt steeds minder nu het beter gaat in Birma - dit jaar dekten de donoren nog maar 80 procent van onze kosten. Dus we gaan de switch proberen te maken naar een commerciële nieuwsorganisatie. Dat betekent wel dat we meer entertainment en muziek moeten uitzenden, dat trekt meer adverteerders dan hard nieuws.’
‘Toen ik begon bij Youth Voice, nam ik het allemaal niet zo zwaar. Maar naarmate ik hier langer mee bezig ben zie ik dat het veel moeilijker is om een goed jeugdjournaal te maken, dan een volwassenenjournaal. Er is geen enkel ander programma dat op het onze lijkt in Birma of Thailand.’
‘Op onze Facebookpagina hebben we meer dan 20.000 likes. We vragen de kinderen daar ook om feedback. Op de pagina lijkt het alsof bijna niemand reageert, maar dat is niet zo. Kinderen sturen ons liever een privébericht dan dat ze in het openbaar reageren. Daar voelen ze zich gemakkelijker bij. Birma is aan het veranderen, maar het gaat traag. Het hoofd - de leiding - verandert nu, maar de voeten - het dagelijks leven van mensen - dat moet nog veranderen.’
Zuid-Afrika
Naam: Bona RetsangBestaat sinds: oktober 2012Duur: 30 minuten, dagelijksProgrammamaker: Brandon Oelofse
‘De eerste poging tot een jeugdjournaal in Zuid-Afrika was onderdeel van de staatszender SABC. Maar in die constructie konden we totaal niet objectief werken, omdat SABC voorwaarden stelde aan wat we wel en niet konden tonen. Nu zijn we onafhankelijk, en kunnen we kinderen dus veel beter leren om kritisch te denken.’
‘Dagelijks kijken vier a vijf miljoen mensen naar Bona Retsang. We richten ons op de meerderheid van de Zuid-Afrikaanse kinderen: die zijn arm en leven in onderontwikkelde gemeenschappen. Het zijn gemeenschappen met het hoogste armoedecijfers, de meeste hiv-besmettingen, het meeste drugsgebruik. Hun verhalen zijn rijk, en ze willen ze graag vertellen.’
‘We leiden in deze gemeenschappen jonge journalisten op - we leren ze hoe je informatie structureert, hoe je de camera op je mobiel goed kunt gebruiken, hoe ze bronnen moeten raadplegen. Wat zij ons toesturen gebruiken wij in onze reportages. Veel donoren willen deze trainingsprogramma’s sponsoren, maar onze show niet. Ze denken dat onze camera’s uit de lucht komen vallen. Geld blijft dus een probleem.’
‘Het zijn heel heftige onderwerpen die we behandelen - kinderen aan de drugs bijvoorbeeld - maar voor de kinderen is het hun dagelijks leven. Ze praten er dus heel open over, eerlijk. We verbloemen de realiteit niet. Door AIDS zijn bijvoorbeeld veel kinderen het hoofd van hun huishouden geworden. We vragen ze hoe het is om nu de kostwinner te zijn. Kinderen worden in de media altijd neergezet als slachtoffers, maar dat doen wij niet: we zetten ze juist neer als helden, als rolmodellen. Jonge mensen in Zuid-Afrika worden met zo veel problemen geconfronteerd - ze willen een dialoog, ze willen zien hoe anderen met dezelfde problemen omgaan.’
‘Er zit geen geheime ngo-boodschap in ons programma. We informeren alleen. Veel kinderen in Zuid-Afrika gaan bijvoorbeeld bij een gang, zonder dat ze weten hoe dat is. Maar als je er eenmaal in zit, kom je er niet meer uit. Dus hebben we een item gemaakt over hoe het is om in een gang te zitten. Het is dan aan kinderen zelf om daar een conclusie aan te verbinden, wij laten gewoon puur zien hoe het is.’
‘Het blijven kinderen, dus we houden het ook luchtig. We proberen de show zo te maken dat nieuws, entertainment en sport elkaar afwisselen. En we vragen bijvoorbeeld ook een cabaretier om het nieuws van de week te vertellen, om er een twist aan te geven.’
‘We richten ons op kinderen tussen de 14 en 18. Maar het grootste deel van ons publiek zit net boven die leeftijd, ze zijn tussen de 18 en 25. Het is een groep die net zelfstandig de wereld ingaat, en wil weten hoe dingen zitten. Ze willen een mening leren vormen.’
Nicaragua
Naam: De Humo TVBestaat sinds: november 2012Naam: Juan Carlos AmpiéDuur: 30 minuten, wekelijks
‘De overheid ziet ons als ideologische vijanden. We kunnen nooit met de autoriteiten spreken en ze willen ons geen gegevens geven. Als we willen weten hoeveel kinderen er zijn gevaccineerd bijvoorbeeld, verstrekken ze die informatie niet. Het is voor ons heel erg moeilijk om in dit klimaat te werken. Het productiebedrijf waar wij onder vallen wordt constant tegengewerkt door de overheid. Ze nemen onze computers in beslag, geven ons enorme belastingaanslagen. Volwassenen zijn vaak bang om te praten voor een camera. Maar kinderen zijn open, ze durven alles te zeggen.’
‘De kijkcijfers in Nicaragua zijn onbetrouwbaar, maar we zijn het afgelopen jaar enorm gegroeid. We gaan nu ook samenwerken met lokale tv-zenders, om ons bereik te vergroten, en we gaan naar scholen om ons programma te laten zien. Maar filmen in scholen blijft lastig: de directie is vaak bang dat hun school in een slecht daglicht komt.’
‘We proberen geldschieters te zoeken per onderwerp. Als we een item willen maken over tienerzwangerschap - 20 procent van de meisjes in Nicaragua is zwanger voor haar achttiende - zoeken we ngo’s die dat willen tegengaan om ons te sponsoren. Samenwerken met commerciële adverteerders gaat voor ons niet werken. We zijn lang in gesprek geweest met Unilever: die wilden graag hun deodorant voor jongeren, Axe, bij ons adverteren. Ze wilden dat we in onze show kinderen lieten zien die de deo opspoten, en dat er dan meisjes op af kwamen rennen. Dat soort product placement schaadt de onafhankelijkheid van onze show, dat kunnen we gewoon niet doen.’
‘Heel veel kinderen kijken ons programma met hun ouders. Dat moedigen we ook aan, want dan komt er thuis ook discussie op gang. Bovendien is de show ook voor de laagopgeleide ouders heel leerzaam.’
‘In Nicaragua heeft maar 12 procent van de huishoudens toegang tot internet, het laagste percentage in Midden-Amerika. Maar toch zitten heel veel kinderen wel op sociale media, in internetcafes. We kunnen dus niet alleen meer een tv-show zijn, kinderen krijgen nu de meeste informatie van internet. Tv is eigenlijk het medium van de oudere generatie. We proberen dus content te maken die makkelijk online deelbaar is.’