‘Schatje, wilde gij dit ekkes aan hem geven?’

Ik neem het plastic bakje van haar over - een paar zilveren munten en een namaakzippo op de bodem - en geef het door aan haar vent die ‘Joa, meske’ zegt en even in mijn pols knijpt. Zijn hoofd iets naar achteren, zijn kin in de kin daaronder gedrukt, zijn stem geknepen. Alsof hij net een hijs van een sigaret heeft genomen en weigert uit te blazen.

Ik zou voor het verrassingeffect willen schrijven dat zij geen velours huispak met luipaardprint aan had, hij geen witte sokken in zijn Rucanorslippers.

We staan bij de Pusher, misschien wel het enige gokapparaat op de kermis waarbij de illusie dat je macht hebt over je kansen, groter is dan het besef dat je uiteindelijk twintig euro uitgeeft aan een pen met een vrouw erop die haar jurk uittrekt als je op het knopje drukt.

Ik zou voor het verrassingeffect willen schrijven dat zij geen velours huispak met luipaardprint aan had, hij geen witte sokken in zijn Rucanorslippers.

Dat gaat zo: je ruilt euro’s in voor zilveren muntjes, die je in een gleuf duwt, waarna ze op een schuivende plaat belanden. Hoe voller de plaat wordt, hoe groter de kans dat er dingen vanaf vallen. Alles wat valt, is je prijs. Tussen de munten liggen troostprijzen: aanstekers, scheetzakjes. Meestal vallen er wel een paar muntjes, iets minder vaak valt er een lichtgevende penissleutelhanger. Heb je genoeg muntjes, dan kun je die bij de kassa inruilen voor een grote prijs. Roze dobbelstenen voor in de auto, een zakmes met ‘Yolo’ erop, een eiersnijder in een vergeeld doosje, een spaarpot met het hoofd van Tony Montana.

Links van me wrijft de vrouw in het huispak elk muntje dat ze erin gooit eerst tegen haar borst en tikt er daarna twee keer mee op het apparaat. Met het muntje; de borst volgt onbedoeld. Ze speelt voor de lol, zegt ze. De man met de witte sokken speelt voor de waterkoker, zegt hij. ‘Die jongste gaat volgende week op z’n eigen en dan kan-ie koffie maken als we langskomen.’ De vrouw heeft een beduidend betere techniek dan haar man, die al twintig minuten speelt met haar winst, maar tot nog toe alleen een salmiaklolly heeft gewonnen.

Na vijf bakjes winst wegspelen, begint hij boos te worden. De slippers gaan uit, de sokvoeten krabben elkaar, zijn muntjes duwt hij zo hard in het apparaat dat ze er met de platte kant tegenaan kletsen en op de grond terechtkomen. Zijn kin verdwijnt zo ver in zijn nek, dat het laatste reliëf in zijn gezicht van zijn witte, op elkaar geperste lippen komt.

Hij loopt richting de kassa om een eigen bakje munten te halen, vraagt of ik mijn voet even op zijn plekje kan zetten zodat mensen weten dat het apparaat bezet is. Ik zie zijn plaat op en neer schuiven; de voorste rij is vrijwel leeg, er gaat het komende halfuur niks vanaf vallen.

In een halve spagaat wacht ik af, terwijl op mijn eigen plaat bijna een pepermuntje in streepjespapier in de bak valt. De vrouw strekt haar nek en kijkt achter me. Dan tikt ze met haar leren klomp tegen mijn scheen. Ze knikt richting de grond. Tussen haar voeten, onder haar handtas. Een plastic zak van de Blokker, met een waterkoker in een doos.

Iemand die ik niet ken op de kermis: Teringlekker Elke week schrijf ik over een moment dat ik deelde met iemand die ik niet ken. Een ontmoeting die de betovering verbrak, of het ongrijpbare verklaarde. De komende maand schrijf ik mijn ontmoetingen vanaf verschillende kermissen in Nederland. Deze week: die met Teringlekker. Lees het stuk hier terug Iemand die ik niet ken op de kermis: Heimwee Elke week schrijf ik over een moment dat ik deelde met iemand die ik niet ken. Een ontmoeting die de betovering verbrak, of het ongrijpbare verklaarde. De komende maand schrijf ik mijn ontmoetingen vanaf verschillende kermissen in Nederland. Deze week: die met Heimwee. Lees het stuk hier terug