Thuis ben je waar je je leven in handen legt van een waarzegger
Bijna twee weken ben ik nu op pad. Ik reis samen met een Nederlands-Afghaanse reisgenoot van Nijmegen naar Kabul en we leven in een oude Volvo zonder airconditioning terwijl de middagtemperatuur buiten de veertig graden Celsius haalt. Elke avond voelt mijn haar als touw. Maar ik klaag niet, de charme zit in de hindernis. Soms zit de ellende ook in de hindernis maar daarop moet niet de nadruk worden gelegd.
Ik zou graag een waarzegger willen bezoeken. Er is een aantal prangende vragen dat dringend beantwoord dient te worden. Bijvoorbeeld: zal ik een kind maken?
Tot nu toe hebben we echter geen waarzegger gevonden. Wel een Oezbeekse politieagent die aan mijn reisgenoot vroeg: ‘Is dat uw vrouw?’
‘Nee,’ antwoordde hij, ‘dat is een man.’
Er is een aantal prangende vragen dat dringend beantwoord dient te worden. Bijvoorbeeld: zal ik een kind maken?
Toen ik vijftien was, werd ik vaak voor een meisje aangezien en toen ik 22 was gebeurde dat nog steeds regelmatig. Ik ben eraan gewend geraakt. Misschien schuilt in die vraag van de agent ook wel een antwoord op ten minste één van mijn prangende vragen.
Een week lang heb ik in dezelfde korte broek gelopen, waarna ik hem eindelijk kon laten wassen. De wasvrouw leek op een waarzegster. Maar ze sprak niet, ze waste uitsluitend.
Met de auto naar Kabul reizen relativeert alles: persoonlijke hygiëne, ambities, verwachtingen, hoop.
Langs de weg: verkopers van meloenen. Soms zitten ze onder vier palen waarover een doek is gespannen. Als ze geluk hebben; de zon is meedogenloos, maar ook meedogenloosheid went.
We kochten een meloen die mijn reisgenoot met een mes – we waren toen nog in Rusland – te lijf ging. Vrijwel de gehele hotelkamer werd overspoeld door een zee van meloensap. We hebben extra fooi achtergelaten.
Waar we een waarzegger konden vinden, wisten ze bij de receptie niet te vertellen.
De auto is een rijdend verlengstuk van de woestijn geworden: overal zand. Zelfs de tandenborstel smaakt naar zand. Maar zoals gezegd: ik klaag niet en misschien zorgt het wel voor extra mondhygiëne.
We zijn nu in het islamitische gedeelte van de reis beland en de islam heeft waarzeggers verboden, maar overal is een schaduweconomie. Ook in de politiestaat. Juist in de politiestaat.
Mijn geliefde stuurde me een sms: ‘Je mag me verlaten, maar je mag me niet vergeten.’
Ik droomde dat de waarzeggers van Kabul uitzonderlijk waren.
Slapen doe ik in de auto. De steppe maant soms tot slaap. Verlaten mag, vergeten niet. Hoe kan ik ook vergeten? Hoe leger het landschap, hoe intenser de herinnering.
Thuis ben je waar je je leven in handen legt van een waarzegger.