Maak kennis met de grootste hulporganisatie waar je nog nooit van hebt gehoord

Maite Vermeulen
Correspondent Migratie
Vrijwilligers van de Tzu Chi Foundation na een dag werken in een rampgebied. Foto: Pieter van den Boogert

Wie aan hulpverleners denkt, denkt aan westerlingen die ergens ver weg goede daden verrichten. Dat beeld is hopeloos verouderd, ontdekte ik toen ik meeliep met de boeddhistische hulpreus Tzu Chi uit Taiwan. Ik kroop in hun huid om erachter te komen wat we van hen kunnen leren.

Er hangt een zoete rottingslucht tussen de diepgroene heuvels van Wulai, in de binnenlanden van Taiwan. Vijf dagen geleden trok over dit gebied. De intense regen deed de rivier in het dal - dat onder toeristen geliefd is om zijn warmwaterbronnen - zo snel stijgen dat hele dorpen onder water liepen. Het water is nu weg, wat achterblijft is modder, gepokt met persoonlijke bezittingen. Een Winnie de Pooh-badspeeltje, een roze rijstkoker, een rode Ford Festiva, op zijn kop.

Ons busje komt tot stilstand waar de weg niet meer begaanbaar is. Als de deuren opengaan, applaudisseren we enthousiast. We stappen uit, onze broeken nog spierwit, onze donkerblauwe polo’s nog met strijkvouwen in de mouwen.

Wij zijn de Tzu Chi Foundation. Misschien wel de grootste noodhulporganisatie waar jij, westerling, nog nooit van hebt gehoord.

We hebben hoeden op. Of dragen onze haren in haarnetjes van vlassig engelenhaar, met een lotusvormige strik. In colonne trekken we de heuvels in. Emmers, scheppen en bezems hebben we zelf meegebracht. Onze laarzen - feloranje, panterprint, roze met pinguïns - zuigen door de modder.

De arbeid van onze broeders en zusters - die in treintjes emmers modder de huizen van Wulai uitwerken - is de muziek die ons gaande houdt. Het ritme van de tikkende plastic en metalen emmers op de stenen balustrade, het geklats van de modder, die meters lager neerkomt in de gulzige rivier.

Wij zijn de Tzu Chi Foundation.

Over Wulai, in het noorden van Taiwan, is een tyfoon getrokken. Duizenden huizen zijn ondergelopen. Foto: Pieter van den Boogert
De arbeid van onze broeders en zusters - die in treintjes emmers modder de huizen van Wulai uitwerken - is de muziek die ons gaande houdt. Foto: Pieter van den Boogert
Emmers, scheppen en bezems hebben we zelf meegebracht. Onze laarzen - feloranje, panterprint, roze met pinguïns - zuigen door de modder. Foto: Pieter van den Boogert

Het Westen schiet te hulp

Nederlanders die Haïtianen onder het puin vandaan trekken. Amerikanen die nieuwe huizen bouwen in Nepal. Fransen die noodziekenhuizen opzetten in ebolagebied. Daar denk jij, westerling, waarschijnlijk aan als je aan noodhulp denkt.

Maar jullie zijn al lang niet meer de enigen die zich in noodhulpland Wij zijn de grootste hulporganisatie uit de Chineestalige wereld. We komen uit Hualien, in Oost-Taiwan.

Wij vinden onszelf niet beter of slechter dan jullie westerse hulporganisaties. We komen jullie vaak tegen in rampgebieden over de hele wereld en we hebben bewondering voor wat jullie doen.

We laten jullie graag zien hoe wij noodhulp verlenen. Wie weet kunnen jullie wat van ons leren. En bij wie kunnen we dan beter beginnen dan bij onze Meester?

Tzu Chi?

Onze Meester is de boeddhistische non Cheng Yen. Als jonge non vond zij het vreemd dat boeddhistische kloosterlingen leven van aalmoezen en hun hele dag besteden aan mediteren en mantra’s zingen. Terwijl de Boeddha juist naastenliefde zo belangrijk vond. Op haar 23ste begon Cheng Yen daarom een eigen klooster, waarin de nonnen moesten werken voor hun levensonderhoud. In 1966, ze was toen 29, richtte ze een stichting op om de armen in de omgeving van het klooster te helpen: Tzu Chi.

Wij zijn boeddhisme in actie, zeggen we altijd

Wij zijn boeddhisme in actie, zeggen we altijd.

Meester Cheng Yen is inmiddels 78 en CEO van ons liefdadigheidsimperium. We runnen in Taiwan zes ziekenhuizen, de grootste enkele scholen, twee universiteiten, 4.500 recyclepunten. In het Tzu Chi Humanitarian Center in Taipei huizen bovendien de redacties van ons radiostation, onze uitgeverij en ons televisiekanaal: Da Ai TV (Grote Liefde TV). We hebben verder kantoren in en wereldwijd zijn er al 2 miljoen van ons, Tzu Chi-vrijwilligers. In 2014 haalden we alleen al

We begonnen met internationale noodhulp in 1991, toen we afreisden naar Bangladesh om overstromingsslachtoffers te helpen. Sindsdien hebben we al in meer dan tachtig landen humanitaire hulp verleend. In China zijn we zelfs de eerste non-gouvernementele organisatie die officieel geaccrediteerd werd door het communistische regime. Meester Cheng Yen werd in 1993 genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede.

Onze lijntjes met naburige landen - die vaak nogal rampgevoelig zijn - zijn kort. We waren als eerste ter plaatse na de grote aardbeving in het Chinese Sichuan in 2008. En ook na de recente aardbeving in Nepal konden we heel snel hulpgoederen ter plaatse

Tot zover de introductie. Dan nu: wat jullie van ons kunnen leren.

Meester Cheng Yen geeft haar ochtendspeech in de tempel in Hualien. Foto: Pieter van den Boogert
Onze vrijwilligers zijn te herkennen aan hun blauwe uniformen - ook in het ziekenhuis. Foto: Pieter van den Boogert

1. Je helpt om jezelf te helpen

Kang An!’

Onze gebruikelijke groet zou in jullie taal zoiets als ‘Zeer dankbaar!’ betekenen. Welkom in de Jing Si Abode, de tempel van Meester Cheng Yen. Als de zon nog laag boven onze rijstvelden hangt, wachten we hier op de lezing van de Meester. Al 49 jaar geeft ze elke ochtend zo’n lezing, stipt om halfzeven.

Ja, behalve dan die éne keer, een paar jaar geleden, dat ze twee weken ziek was en geen lezingen kon geven.

Via een satellietverbinding wordt de lezing ook in alle Tzu Chi-ziekenhuizen en -universiteiten uitgezonden. Kijk, op die grote schermen kun je onze broeders en zusters op de andere locaties zien zitten.

We dragen allemaal uniformen: iedereen is gelijk. De grijze gewaden zijn onze nonnen - er wonen er hier zo’n tweehonderd -, de lichtblauwe jurken zijn onze betaalde werknemers, de donkerblauwe tunieken zijn onze vrijwilligers, de lila polo’s zijn onze studentvrijwilligers. Iedereen is op sokken - schoenen til je vanaf de ingang in een donkerblauw plastic rugzakje, met van die trekkoordjes.

In de fabriek in Hualien pakken we rijst in, om uit te delen in rampgebieden. Nonnen en vrijwilligers werken naast elkaar. Foto: Pieter van den Boogert
Meester Qing. Foto: Pieter van den Boogert
Meester Yuan. Foto: Pieter van den Boogert

Laten we samen zingen over wereldvrede. ‘Mijn Hart’ heet dit lied. O! Daar komt de Meester binnen. We staan op, buigen, en brengen onze handen in de vorm van een hart naar ons voorhoofd.

Meester Cheng Yen heeft nog altijd een bijna rimpelloze huid. Ze gaat zitten in een kaarsrechte stoel achter een zwaar bureau en neemt de tijd om haar lichtblauwe tuniek recht te trekken. Als ze begint te spreken klinkt haar stem zo klein, dat we onze adem inhouden.

Haar boodschap is eeuwenoud, maar ze koppelt die aan de moderne tijd. Op de schermen naast haar zien we beelden van rampen over de hele wereld - en van ons, Tzu Chi-vrijwilligers, die daar te hulp schieten. Zo verspreiden we de liefde van de Boeddha over de hele wereld.

Nu zeg je misschien dat veel westerse noodhulpclubs met een religieuze achtergrond hetzelfde doen. Organisaties als WorldVision of ICCO bijvoorbeeld, die de liefde van Jezus verspreiden.

Maar er is één groot verschil.

Wij helpen namelijk nadrukkelijk om onszelf te helpen. Dat schijnt bij jullie in het Westen een taboe te zijn. Jullie zeggen niet zo snel dat je een ander helpt om jezelf beter te voelen.

Wij doen dat wel. We zien het zo: door het lijden van anderen te voelen, zien we hoe gezegend we zelf zijn. We leren zo dat iedereen gelijk is, dat wij ook de hulpbehoevende zouden kunnen zijn. We verlichten onszelf door anderen te helpen.

Daarom zijn we ook zo toegewijd. Als wij in het buitenland noodhulp verlenen, betalen we zelf onze vliegtickets en onderdak in het rampgebied.

Jullie denken misschien dat we mensen willen bekeren tot het boeddhisme. Maar dat is niet zo. Sommigen van ons zijn christen, of moslim. Er wordt niet gezamenlijk gemediteerd of gelezen uit de leer van de Boeddha. Ons doel is slechts actie.

2. Je helpt omdat je wilt helpen

Wij zijn één in onze liefde voor de wereld, maar tegelijk veelkoppig. Kijk om je heen, hier in de tempel, of in de modder van Wulai. Wij zijn de kledingmagnaat die zijn fortuin heeft gedoneerd en als eerste ter plaatse was na de aardbeving in Nepal. Wij zijn de 34-jarige moeder die in haar vrije tijd bakjes vult met rijst, tofu en cantharellen. Wij zijn de journalistiekstudent die het nieuws te cynisch, te negatief vond en liever mooie verhalen vertelt. Wij zijn de beroemde actrice die nu spierpijn heeft van het modderscheppen. Wij zijn de tachtigjarige weduwe die elke dag achter de naaimachine kruipt om dekens te maken voor de slachtoffers van rampen.

En alles wat we doen, doen we vrijwillig.

Het Taipei Tzu Chi-ziekenhuis in Taiwan. Foto: Pieter van den Boogert
Bij een grote ramp willen we allemaal gaan!

We hebben allemaal een opleiding gedaan om vrijwilliger te worden - twee jaar lang, één keer per maand. We leren over onze geschiedenis, over de leer van de Meester, over rampen wereldwijd. We zijn allemaal vegetariër, dat is beter voor het milieu. Kijk, onze eetstokjes dragen we altijd mee in dit handige kokertje: dan hoeven we geen wegwerpstokjes te gebruiken.

We organiseren ons per wijk. En wanneer er te veel van ons in één wijk wonen, vormen we subgroepen. - mannen en vrouwen gescheiden - heeft een aanspreekpunt, die verzoeken van ons hoofdkantoor doorkrijgt. Bijvoorbeeld: morgen zijn er tien mensen uit jullie wijk nodig om modder te scheppen in Wulai en tien om te koken voor de andere vrijwilligers. De coördinator gooit dit verzoek in een of zet een belboom in werking. Vervoer regelen we op dezelfde manier.

Bij een grote ramp willen we allemaal gaan! Maar we moeten wachten: eerst reizen onze meest ervaren vrijwilligers af om te kijken wat er nodig is. Daarna komt elke wijk aan de beurt om een groep te sturen. Om de tien dagen wisselen onze groepen in het rampgebied elkaar af.

De coördinator van de groep zien we niet als een leider. Die maakt ook gewoon wc’s schoon. Iedereen is gelijk.

Het televisiestation Da Ai, dat de liefde van Tzu Chi de wereld in stuurt. Foto: Pieter van den Boogert
De controlekamer van het televisiestation Da Ai. Da Ai betekent Grote Liefde. Foto: Pieter van den Boogert

3. Je helpt omdat de Meester het zegt

Meester Cheng Yen is dan geen ervaren noodhulpexpert - ze is ook nog nooit buiten Taiwan geweest - ze is wel wijs. Als we afreizen naar een rampgebied nemen we altijd een telecomexpert mee om een satellietverbinding met de werkkamer van de Meester te leggen. Dat is prioriteit nummer één: dat de Meester in contact kan staan met ons. We leggen haar dan onze problemen voor. Ze is als een moeder: ze weet altijd iets te zeggen waardoor wij een betere beslissing kunnen nemen.

De beste noodhulpaanpak die de Meester heeft bedacht, is cash for work: we betalen slachtoffers van een ramp per dag om zelf hun ingestorte of ondergelopen huizen op te ruimen. Van dat geld kunnen ze nieuwe huizen bouwen, of in elk geval de lokale markt weer stimuleren.

Op de Filipijnen, na tyfoon Yolanda, deden we dat ook. We besloten de mensen 500 peso’s per dag te betalen - ongeveer het dubbele van het minimumloon van 238 peso’s per dag. Wel grappig, de Filipijnen geloofden ons eerst niet. De eerste dag kwamen er 610 mensen opdagen. De tweede dag 2.700. In de negentien dagen daarna hebben we 270.000 mensen een dagloon van 500 peso’s uitgekeerd.

De Tzu Chi tempel in Hualien, waar de meester woont. Foto: Pieter van den Boogert
Tijdens de ochtendspeech van Meester Cheng Yen wordt ook gezongen. Foto: Pieter van den Boogert

Maar nu komt het: de Verenigde Naties werden boos op ons! Alle andere hulporganisaties betaalden de Filipijnen het minimumloon, dus dat moesten wij ook doen. Ze zeiden dat we de markt zouden verpesten, dat er rellen zouden komen. Maar onze Meester hield voet bij stuk. Deze mensen hebben het extra geld hard nodig, zei zij.

Er kwamen geen rellen. Mensen scandeerden onze naam in de straten. Ze maakten spandoeken om ons te bedanken. Eén echtpaar heeft hun kind Tzu Chi genoemd. En we hebben nu met de Filipijnse overheid een akkoord getekend voor snelle noodhulp bij een volgende ramp.

4. Je helpt omdat jij ook slachtoffer bent

Alles wat wij uitdelen in een rampgebied - of het nu een deken, een kom rijst of een cheque is - overhandigen wij persoonlijk aan het slachtoffer. Dat doen we volgens dezelfde methode: we strekken onze handen uit met daarin de hulpgoederen, we buigen diep en we bedanken het slachtoffer. We bedanken hen, want door hun lijden te voelen, worden wij wijzer. Daarna omhelzen we het slachtoffer.

Soms buigen we wel achthonderd keer op een dag. We praten met de ontvangers van onze hulp, niet van sterker naar zwakker, of van helper naar slachtoffer, maar als gelijken.

Foto: Pieter van den Boogert
In het rampgebied in Wulai wordt een ruimte schoongemaakt om een coördinatiekantoortje in te richten. Foto: Pieter van den Boogert

We hebben ook geen behoefte aan grote logo’s op onze hulpgoederen, zoals jullie dat vaak doen om goed in beeld te komen op tv. Het persoonlijk contact met ons, in onze uniformen, is sterker dan een logo.We snappen niet dat jullie, westerse organisaties, hulpgoederen uit een vrachtwagen een mensenmassa ingooien. Of dat jullie vanuit vliegtuigen voedsel droppen op de mensen in nood. Respectloos vinden wij dat.

Omdat we slachtoffers zien als gelijken, kunnen we hun ook de wijsheid van de Meester bijbrengen. Op de Filipijnen zeiden kinderen tegen ons: wij willen zijn zoals jullie. Wij zeiden: je hoeft niet te wachten tot je oud bent. Als je nu een stuk plastic oppakt, red je ook de aarde.

5. Je helpt omdat je goed voor de aarde wilt zorgen

Dat plastic, daar moeten we het nog over hebben. We nemen jullie mee naar Neihu, een wijk in Noordoost-Taipei. Hier hebben we onze grootste recyclecentrale én onze dekenfabriek. Die hebben met elkaar te maken: we zamelen plastic in bij winkels en inwoners in de buurt, sorteren het op kleur, vermalen het, maken van de vezels draden, en - volg je het nog? - daar maken we dan dekens en kleding van voor in rampgebieden. In een week kunnen we hier met zijn 150’en zo’n 20.000 milieuvriendelijke dekens produceren.

Deze technologie is ontwikkeld door onze onderzoekstak: de Tzu Chi Humanitarian Aid Association. Deze broeders en zusters houden zich bezig met innovaties die we kunnen gebruiken bij noodhulp. Ze maakten bijvoorbeeld een prijswinnend (dat mensen in overstromingsgebieden droog laat slapen), petten met in de klep een lampje op zonne-energie (en een usb-oplader voor je telefoon) en rijst die je ook met ongekookt water kunt klaarmaken.

Tzu Chi heeft honderden recyclestations in Taiwan. De opbrengst van het gesorteerde afval gaat naar de televisiezender Da Ai. Foto: Pieter van den Boogert
Foto: Pieter van den Boogert
Gloria Chou is een van de vrijwilligers van het recyclestation. Foto: Pieter van den Boogert

Omdat de mens de aarde kapotmaakt, lijden nog meer mensen door natuurrampen. We willen alle verspilling voorkomen, om het milieu te sparen. We zamelen dus ook ander afval in, en dat scheiden we heel precies, zodat alles hergebruikt kan worden. Een oude paraplu halen we uiteen in stof, ijzer en aluminium. Een cassettebandje in plastic, metaal en filmrol.

En kijk, die zuster daar - ze is al tachtig - knipt elke dag met een schaartje stapels papier, zodat de bedrukte stukken gescheiden worden van de onbedrukte stukken: dat kost weer minder bleek tijdens het recyclen. Het geld dat we verdienen met het verkopen van al deze grondstoffen, gaat naar ons tv-station, om onze boodschap van liefde over de wereld te verspreiden.

Wij zijn net bijen

Onze dag in de modder in Wulai loopt ten einde. We vormen lange rijen, wachten op de busjes terug. Als we ons vervelen, reciteren we samen de lessen van de Meester. Onze lichamen zijn moe, maar onze harten energiek. Nog twee dagen, dan zijn de huizen in Wulai moddervrij.

Jullie, jullie daar in het Westen, begrijpen misschien niet zo goed dat we in de wij-vorm spreken. Jullie zijn veel gesteld op jullie individuele vrijheden. Jullie willen niet het gevoel hebben een doctrine te volgen. Jullie worden achterdochtig van zoveel goedheid.

Maar de Meester zei eens tegen ons: ‘Wij zijn net als bijen. Een individuele bij kan niets, maar een zwerm kan buitengewone dingen doen.’

Wij moesten huilen toen we het hoorden.

Vrijwilligers in de tempel van de Meester maken zich klaar voor de ochtendceremonie. Foto: Pieter van den Boogert

Dit artikel verschijnt ook in vakblad voor ontwikkelingssamenwerking.

Eerdere verhalen over noodhulp: