Factcheck: ‘Kippen in de wei zijn slecht voor het milieu’
De vraag is al vaak gesteld: is een gangbare kip milieuvriendelijker dan een biologische scharrelkip? Yorick Smakman en ik bekeken alle Nederlandse onderzoeken en concluderen: een toename in vleesproductie is nooit milieuvriendelijker.
Als factcheckers zijn we al lange tijd in de ban van een uitspraak van ondernemer Marcel Kuijpers, die hij begin dit jaar deed in de Volkskrant. Kuijpers is bezig een enorm boerenbedrijf op te zetten dat 1,1 miljoen kippen moet huisvesten. Volgens Kuijpers is zijn methode van massaproductie van kippenvlees een van de milieuvriendelijkste manieren van pluimveeteelt. Een manier die bovendien minder schadelijk voor het milieu is dan biologische landbouw. Kuijpers:
‘Kippen in de wei zijn slecht voor het milieu. Ze eten veel meer voedsel en poepen schadelijke stoffen uit. Mijn kippen zijn duurzamer; ze hebben een lagere ecologische footprint.’
De uitspraak is opvallend en lijkt milieubewuste consumenten voor een ethisch dilemma te plaatsen: is een kiloknaller dan minder schadelijk voor de aarde dan de biologische scharrelkip van boer Herman bij de Marqt? En is dat dan ook duurzamer? Wij gingen op onderzoek uit.
Drie onderzoeken naar milieuschade
Claims als die van Kuijpers zijn niet uit de lucht gegrepen. De afgelopen jaren verscheen er een veelvoud aan onderzoeken in Nederland over de milieueffecten van de pluimveeproductie. En de gangbare kip komt daarbij in de meeste gevallen als milieuvriendelijkste kip uit de bus.
Zo is er de omvangrijke Nederlandse studie van Sanne Dekker, die op dit onderwerp promoveerde aan de Wageningen Universiteit. Kijkend naar de milieu-impact van biologische legkippen en kippen uit een legbatterij concludeert zij dat de batterijkip de meeste milieuvoordelen biedt. Ze verwachtte dat ook bij vleeskippen de gangbare sector voordelen heeft ten opzichte van biologische kippen. De reden? Gangbare kippen hebben een lagere CO2-uitstoot, gebruiken per kip minder land en water en zorgen voor minder vermesting.
Gangbare kippen hebben een lagere CO2-uitstoot, gebruiken per kip minder land en water en zorgen voor een lagere mate van vermesting
Deze strekking wordt onderschreven door een onderzoek uitgevoerd door Blonk Consultants, in opdracht van ABN AMRO. Blonk berekende de CO2-uitstoot van de gangbare en de biologische kip per kilo.
De conclusie: bij een kilo biologische kip komt er ongeveer 5,22 kilo CO2 vrij, tegenover 3,31 kilo bij een gangbare kip.
Milieuvriendelijker dus.
Het verwarrende is dat er ook onderzoeken zijn die het tegenovergestelde beweren. Dat de biologische kip milieuvriendelijker is. Onderzoeksbureau CE Delft, gespecialiseerd in het uitvoeren van milieueffectstudies, deed soortgelijk onderzoek voor de populaire voedselapp Questionmark. Bij CE Delft scoorde de biologische kip veel beter op milieu dan de gangbare kip. Met grotendeels dezelfde dataset als het onderzoek van Blonk Consultants.
Wat verklaart de verschillen?
De verschillen zijn opvallend. Om die te verklaren, moet je kijken naar hoe de metingen tot stand komen. De meeste onderzoeken voeren hiervoor een zogenoemde ‘Life Cycle Assessment’ (LCA) uit. Vanaf het begin van de productie tot en met het verwerken van het afval van het uiteindelijke product wordt de milieu-impact vastgesteld. De uitkomst is een profiel waar scores van verschillende milieu-indicatoren uit komen.
Maar dan komt het: de uitkomsten van de LCA’s zijn sterk afhankelijk van de keuzes die de onderzoeker maakt, hoe weloverwogen deze ook zijn. De uitkomsten zijn daardoor afhankelijk van de manier waarop de analyse is uitgevoerd én van wat wel en niet is meegenomen in de analyse. Ook over de weging van de verschillende factoren bestaan grote verschillen van mening. Daarbij is de interpretatie van de resultaten van een LCA een kunst op zich.
In ieder geval het voedsel
Zo ook bij deze onderzoeken. De verschillende uitkomsten worden vooral veroorzaakt door de manier waarop er in de LCA’s omgegaan wordt met de factor voer. In de milieubelasting van pluimvee speelt het voedsel dat de kippen krijgen namelijk de belangrijkste rol.
Niet dat de bestanddelen van het voedsel en de biologische en gangbare pluimveehouderij zo van elkaar verschillen. Het bestaat in beide gevallen grotendeels uit soja, tarwe en mais.
Toch zijn er grote verschillen, die vooral te maken hebben met de eisen waaraan biologisch voer moet voldoen.
Zo is het voor de teelt van biologisch voer een vereiste dat er geen gebruik wordt gemaakt van kunstmest, genetische modificatie en bestrijdingsmiddelen. Bij voer in de gangbare sector gebeurt dit wel. Het gevolg is dat de teelt van biologisch voer vaak minder efficiënt is dan de teelt van gangbaar voer. Gewassen groeien minder snel of groot en oogsten mislukken vaker, (deels) doordat er geen bestrijdingsmiddelen en geen kunstmest zijn gebruikt. Daarom is voor de teelt van de basis van biologisch voer vaak meer land nodig.
Gevolg: de gangbare kip scoort om deze reden beter op ‘milieu.’ Want bio scoort veel slechter op de milieu-indicator ‘landgebruik.’
Er is nog een belangrijke factor waar de gangbare kip een streepje voor heeft: de voerconversie. Kippen uit de gangbare pluimveehouderij leven 42 dagen, die uit de biologische pluimveehouderij 81. In de gangbare pluimveehouderij worden de dieren gefokt om zo snel mogelijk te groeien. Ze gaan hierdoor heel efficiënt met het voer om. Om een kilo gangbare kipfilet te produceren, is 1,71 kilogram voer nodig. Het trager groeiende ras kippen dat voor biologische boeren verplicht is, heeft 2,63 kilogram voer nodig per kilo kipfilet. Deze hogere voerconversie komt ook doordat biologische kippen door hun ruimte om te bewegen meer energie verbruiken.
Is efficiënter milieuvriendelijker?
Dat de gangbare kip efficiënter wordt geproduceerd lijkt daarmee aangetoond. Door de grotere efficiëntie is minder landbouwgrond nodig, waardoor er meer ruimte voor natuur overblijft. Geen speld tussen te krijgen.
Toch wel. Het eerder genoemde onderzoek van CE Delft deelde zo’n speldenprik uit. In tegenstelling tot de andere onderzoeken werd daar namelijk ook specifiek naar de gevolgen van de sojateelt gekeken. En ineens blijkt de biokip toch een stuk milieuvriendelijker dan haar gangbare tegenhanger.
Er bestaat veel discussie en onduidelijkheid over de mate waarin sojateelt bijdraagt aan ontbossing
De sojateelt staat al jaren ter discussie. Organisaties als Milieudefensie en Greenpeace stellen dat de toenemende vraag naar soja ervoor zorgt dat in Zuid-Amerika, waar veel door Nederland geïmporteerde soja vandaan komt, regenwoud en ander natuurgebied verloren gaan. Deze verandering in landgebruik levert volgens de onderzoekers van CE Delft veruit de belangrijkste bijdrage aan de milieuschade van een stukje kip.
Biologische kippen scoren in het onderzoek van CE Delft dus beter, doordat zij minder soja eten dan gangbare kippen. Bovendien eten biologische kippen vooral gecertificeerde soja. Deze gecertificeerde soja is aan strikte regels gebonden om er zeker van te zijn dat er géén ontbossing heeft plaatsgevonden ten behoeve van de sojateelt.
En wat zie je dan? Dat het gebruik van niet-gecertificeerde soja ervoor zorgt dat gangbare kip slechter voor het milieu is.
Het lijkt onbegrijpelijk dat andere onderzoeken de effecten van sojateelt niet meenemen in hun analyse, juist doordat de impact ervan zo groot is. Toch zijn er weloverwogen redenen voor andere onderzoekers om de gevolgen van deze teelt niet mee te nemen. Er bestaat namelijk veel discussie en onduidelijkheid over de mate waarin sojateelt bijdraagt aan ontbossing en over de manier waarop je de effecten hiervan doorrekent in je LCA.
Wat dit zegt
Samenvattend? Hoewel LCA’s dé manier zijn om de milieu-impact te berekenen, geven onderzoeken totaal tegenovergestelde uitkomsten. Dit ligt deels in de aard van het LCA, dat vaak ook bedoeld is om te kijken op welk onderdeel van de productie milieuwinst te behalen valt. De keuzes die worden gemaakt door de onderzoeker in het ontwerp van het LCA spelen ook een doorslaggevende rol.
Toch worden LCA’s gebruikt om aan te tonen dat de gangbare sector of juist de biologische sector milieuvoordelen oplevert. Belangenorganisaties interpreteren daarbij de onderzoeken op hun eigen manier en gaan er vervolgens mee aan de haal.
Omdat keuzes zo belangrijk zijn in de uiteindelijke resultaten van de milieu-impactstudies, valt of staat dit onderwerp vooral met de vraag: hoe definieer je milieu? En is productie die minder schadelijk is voor het milieu, ook per definitie duurzamer?
Een op grote schaal, efficiënt geproduceerde kip biedt wellicht milieuvoordelen ten opzichte van biologische kip, maar is daarmee niet direct duurzaam. Want een efficiënte grootschalige vleesproductie betekent ook: meer aanbod voor een lagere prijs. Daarmee wordt ook gelegenheid gecreëerd voor een grotere, groeiende consumptie. Goedkoop aanbod creëert weer vraag en meer productie. En meer vleesproductie is in geen enkel geval milieuvriendelijk.
Milieuvoordelen van efficiënte massaproductie? Ze zijn er zeker. Maar een toename in volume van vleesproductie is nooit milieuvriendelijk.
Deze factcheck is geschreven met Yorick Smakman. Samen maken we deel uit van het factcheckcollectief de Pinokkiofactor.