Hoe de politiek uit de politiek verdween (en waar ze heen is gegaan)

Rob Wijnberg
Oprichter

‘Het fijne aan het IMF is dat ze volledig apolitiek is,’ vlak na de apotheose in de Griekse schuldenonderhandeling. ‘Ze maken gewoon een economische analyse.’

Say what now?

In eerste instantie kon ik niet anders dan heel hard lachen. Het gebeurt niet zo heel vaak dat je zóveel kinderlijke naïviteit in het lichaam van een 37-jarige man op je tv-scherm aantreft - de laatste keer zag ik Kweetniet door De Meneer Kaktus Show heen huppelen en toen was ik zes.

Want, serieus, Arjan Noorlander: het IMF apolitiek? Je bedoelt: de organisatie die volledig is gebaseerd op stemquota, waarbij de rijkste landen de meeste macht hebben en de arme landen het minst? De organisatie waarin de Verenigde Staten hun veto kunnen uitspreken over praktisch iedere beslissing? De organisatie waarover stapels en stapels zijn geschreven die zijn beleid aan de kaak stellen? De organisatie die met een aan religieus fanatisme grenzend dogmatisme haar ideologische receptuur van privatisering en bezuiniging aan noodlijdende economieën opdringt?

Die organisatie apolitiek? Dan is de paus atheïst.

Decennia depolitiseren

Toen ik uitgelachen was, drong het langzaam maar zeker door: dit is meer dan een curieuze opmerking van een NOS-journalist. Dit is een symptoom van een van de fundamenteelste ontwikkelingen van de afgelopen decennia: de depolitisering van de politiek - zowel door de politiek áls de media die er verslag van doen.

Nu kun je een bibliotheek volschrijven over wat politiek precies behelst, maar laat ik het hier voor de helderheid houden op de volgende omschrijving: politiek is een strijd van mensen en ideeën om macht en invloed, gebaseerd op fundamenteel van elkaar verschillende opvattingen over goed en kwaad, op grond waarvan burgers een keuze kunnen maken over de richting waarin de samenleving zich zou moeten ontwikkelen.

Depolitisering houdt in dat die strijd niet langer wordt gevoerd of zelfs wordt onderdrukt. Doordat:

  1. beslissingen die in werkelijkheid politieke keuzes zijn, worden voorgespiegeld als ‘apolitiek’ of ‘onontkoombaar,’
  2. fundamentele verschillen in opvattingen over goed en kwaad zijn verdwenen of uit de weg worden gegaan en
  3. zeggenschap over de toekomst van de samenleving wordt uitbesteed aan zogenaamd niet-politieke instituties, zoals markten, planbureaus en (grote) bedrijven.

Wat overblijft, is politiek met een kleine p: een procedureel toneelstuk waarin technocraten de wereld voorspiegelen als één grote sudoku met maar één oplossing - de eigen. Een toneelstuk waarin ‘hervormen’ (letterlijk: ‘ten goede veranderen’) het mantra is, zonder ooit werkelijk een discussie te voeren over wat dat goede eigenlijk is en waarom. Waarin cijfers de norm bepalen en waarden vercijferd zijn. Waarin de democratie de arena is geworden van probleemmanagers en boekhouders die zich politici noemen.

Je kunt heel ver terug in de tijd gaan als je de wortels van deze depolitisering zou willen aanwijzen. De geboorte van het ‘objectiviteitsideaal’ in de zeventiende eeuw; de verwetenschappelijking van ons wereldbeeld gedurende de verlichting die erop volgde; de vereconomisering van de samenleving vanaf de negentiende eeuw; de verwetenschappelijking van de economie daarna en, specifiek in Nederland: het afschudden van de ideologische veren, de vorming van Paars en de geboorte van de polderpolitiek in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw.

De drie ingrediënten van de depolitisering anno 2015

Maar interessanter is misschien hoe de depolitisering zich in het hier en nu manifesteert.

Ten eerste: in de taal. Wie de prominente leiders aan het woord hoort, zou nooit kunnen vermoeden dat ze zichzelf tot de beroepsgroep ‘politicus’ rekenen. Ze hebben het over ‘het eerlijke verhaal,’ ‘doen wat nodig is,’ ‘pragmatisch zijn’ en ‘het huishoudboekje op orde krijgen’ - alsof politiek een kwestie van sommen oplossen is. Ze vinden ‘ideologie’ een vies woord en, erger nog, ‘visie’ een olifant in de kamer die hen ‘het zicht ontneemt.’ Ze hebben het over ‘verantwoordelijkheid nemen,’ alsof een land besturen een ondankbare taak is waar liever niemand zijn vingers aan wil branden - in plaats van een kans om de toekomst van de samenleving vorm te geven. En, bovenal: ze spiegelen hun politieke keuzes voor als waardenvrij en onontkoombaar: wie het er niet mee eens is, is niet ‘realistisch’ of, erger nog, ‘radicaal.’ Ze heten Jeroen, Mark en Angela, maar noemen zichzelf stiekem Tina: There is no alternative.

Ten tweede: in de instituties. Dat Arjan Noorlander denkt dat het IMF een soort zuiver wetenschappelijke apotheek is die, vrij van politieke motivaties, het beste medicijn voor grieperige economieën voorschrijft, is al erg genoeg. Erger is hoezeer de politiek überhaupt is uitbesteed aan instanties die onterecht apolitiek worden genoemd. Partijprogramma’s worden pas serieus genomen als ze zijn ‘doorgerekend’ door een planbureau - alsof zo’n CPB-stempel niet doordrenkt is van morele aannames. De ‘markt’ velt het eindoordeel over de effectiviteit van beleid - maar wie of wat is de markt eigenlijk? Monetaire fondsen dicteren of er bezuinigd dient te worden - maar wie heeft hen daartoe verkozen?

Tel deze factoren bij elkaar op - de apolitieke taal, de apolitieke instituties en de apolitieke verslaggeving ervan - en je snapt waarom hele massa’s mensen cynisch zijn over ‘de politiek’

Ten derde: in de verslaggeving. Ook hier geldt: je kunt tien boeken volschrijven over hoe de nieuwsvoorziening bijdraagt aan de depolitisering. Maar in het kort: agendabepalende media - kranten, persbureaus, het journaal - leunen ten eerste extreem zwaar op personen en instanties die verondersteld worden ‘apolitiek’ te zijn - hoogleraren, deskundigen, planbureaus, rapportfabrieken, opiniepeilers. Koppel dat - ten tweede - aan hun eigen wens ‘objectief’ te zijn en je krijgt een verslaggeving die de wereld hoofdzakelijk beschouwt vanuit het perspectief van de gevestigde orde (het ‘neutrale’ perspectief). Ten derde beperkt de kritiek in ‘kritische journalistiek’ zich tot de beeldvorming: is politicus A nog wel geloofwaardig nu hij belofte B heeft gebroken, geniet leider C nog wel steun nu hij het compromis D heeft gesloten, wankelt partij X nu die in de peilingen wordt afgestraft voor beslissing Y?

Dat zijn de vragen die de berichtgeving domineren. Maar de werkelijke consequenties van het beleid worden zelden getoetst en aan de morele aannames achter het beleid wordt bijna nooit getwijfeld. Of in de woorden van correspondent Jesse Frederik: men doet verslag van het spelletje, niet van wat er op het spel staat.

Tel deze factoren bij elkaar op - de apolitieke taal, de apolitieke instituties en de apolitieke verslaggeving ervan - en je snapt waarom hele massa’s mensen cynisch zijn over ‘de politiek;’ waarom ze een ‘kloof’ ervaren tussen Brussel, Den Haag en hun werkelijkheid; waarom ze ‘de media’ niet vertrouwen; waarom ze niet komen opdagen tijdens verkiezingen en waarom ze - als ze toch komen - niet geloven dat hun stem wat uitmaakt. In zo’n terloopse opmerking van een Brusselcorrespondent van de NOS zit, in feite, een verklaring voor dertig jaar groeiende apathie, onvrede en boosheid verscholen.

Geen nood: de politiek bestaat nog wel

Maar er is hoop. Want de Politiek met een hoofdletter P bestaat nog wel. Terwijl veel journalisten haar nog hoofdzakelijk denken te kunnen vinden in Den Haag of Brussel, is de eigenlijke Politiek verplaatst.

Ze is te vinden in, bijvoorbeeld, dat groeiende aantal gemeenten dat ‘nee’ zegt tegen het dictaat van de participatiesamenleving en, tegen de wil van Den Haag in, experimenteert met een basisinkomen. Ze is te vinden in dat groepje twitteraars en bloggers dat via Zwarte Piet discriminatie en racisme in Nederland in drie jaar tijd prominent op de agenda heeft gezet. Ze is te vinden in studenten die via het Maagdenhuis het rendementsdenken op hun universiteit of hogeschool onder vuur hebben genomen. Ze is te vinden in ondernemers die het dogma van de maximale winst vaarwel hebben gezegd en duurzaamheid tot businessmodel hebben verheven.

De politiek mag dan uit de politiek zijn verdwenen, verder is ze nog overal.

De politiek, die zijn we zelf.

Meer stukken over depolitisering: