Thuis ben je waar je bereid bent te sterven

Arnon Grunberg
Schrijver

De afgelopen weken heb ik veel over de dood nagedacht. En over de liefde trouwens. Verder zijn er diverse ontvoeringscenario’s door mijn hoofd gegaan. Het zou kunnen lijken dat ontvoering, dood en liefde in gelijke mate afschrikwekkend waren, maar dat was geenszins het geval. Het waren meer de omstandigheden die mij dwongen na te gaan hoe ik per se niet wilde sterven.

Nu heb je over de dood weinig te zeggen, maar je kunt het noodlot altijd een handje helpen. Op zondagavond zei een Oezbeekse arts dat ik moest worden opgenomen in een ziekenhuis en dat ik na drie dagen ontslagen zou worden. Ik weigerde. Het klinkt benepen - ongetwijfeld ís het benepen: een kenner van Oezbeekse ziekenhuizen zei dat de medische kennis kon wedijveren met die in West-Europa, ook al lieten de sanitaire voorzieningen te wensen over-, maar ik kon mijn vooroordelen over het Oezbeekse ziekenhuis niet overwinnen. Bovendien was ik bang dat ze mijn laptop zouden stelen als ik sliep. Het eerste wat ik dacht toen ze over het Oezbeekse ziekenhuis begonnen was: ik moet mijn laptop onder mijn kussen leggen.

Wat een rare prioriteiten heeft de mens; het zelfinzicht is nooit af. Altijd duiken er nieuwe neurosen op die afbreuk doen aan eerdere illusies. Na verloop van tijd ontstaat mogelijk zelfinzicht waarvan je zegt: ja, met dit zelfinzicht ben ik wel klaar voor de dood.

Na verloop van tijd ontstaat mogelijk zelfinzicht waarvan je zegt: ja, met dit zelfinzicht ben ik wel klaar voor de dood

Ik moest een verklaring ondertekenen dat ik vrijwillig had afgezien van medische behandeling. Ter plekke kreeg ik een infuus, een ervaring die ik niet had willen missen, een infuus op een Oezbeekse hotelkamer. Als literator dan, als mens had ik geloof ik wel zonder gekund. Een kleine drie uur later was de arts weer verdwenen.

Gezondheidszorg is gratis in Oezbekistan, maar als bewijs van dank accepteerde de dokter vijftig dollar. Weliswaar niet door de verzekering vergoed, maar toch een koopje.

Hij stuurde me later nog een sms of alles goed was gegaan. Ik antwoordde dat ik nog leefde, maar dat ‘goed’ niet echt het woord was om mijn toestand te omschrijven. Daarop kwam geen antwoord, maar er was hoe dan ook sprake geweest van nazorg.

In een hotelkamer in de hoofdstad van Tadzjikistan begon het delirium. Zo droomde ik dat ik, net als de voormalige KGB-medewerker met polonium was vergiftigd. Toen ik wakker werd, was de droom er nog steeds. Ik wilde de receptie bellen met de vraag wie mij met polonium had vergiftigd, hoewel ik het antwoord wel wist.

Twaalf uur lang berustte ik in mijn lot. Toen werd ik woedend, niet over het delirium, maar over het polonium. Ik wilde mijn vrienden bij de Russische geheime dienst bellen met de vraag of ze een tegengif konden regelen, maar terwijl ik door mijn adresboek ging, besefte ik dat ik geen vrienden bij de Russische geheime dienst had.

Een sms van mijn geliefde kwam binnen.

Ik ging voor het raam staan en keek uit over de hoofdstad van Tadzjikistan. De namiddagzon was prachtig, toch wilde ik hier niet sterven.

Ik zette thee. Het was werkelijk een uitgelezen namiddag voor een wandeling in een park.

Thuis ben je waar je bereid bent te sterven.