Het talkshowseizoen staat weer voor de deur. Hier een rustgevende nooduitgang
Je wilt graag meer van filosofie te weten komen, maar hebt geen idee waar te beginnen. Dan is deze oubollige, maar enorm leerzame BBC-serie uit de jaren tachtig - terug te vinden op YouTube - zeker iets voor jou. Maar pas op: je kunt daarna moeilijk nog naar hedendaagse talkshows kijken.
Met enige regelmaat krijg ik mailtjes met de vraag: ‘Ik zou me graag verdiepen in filosofie, maar weet er helemaal niks van. Waar moet ik beginnen?’
De vraag wordt me vooral vaak gesteld rond deze tijd - als het studiejaar weer voor de deur staat. Veel studenten in spe voelen zich wel aangetrokken tot filosofie, maar twijfelen of ze het zouden studeren - want wat word je ermee? (Mijn antwoord op die vraag is overigens altijd: iemand die goed kan beargumenteren waarom dat de verkeerde vraag is om een studiekeuze op te baseren.)
Mijn antwoord op de eerste vraag is helaas een stuk obligater: The History of Western Philosophy van de Britse filosoof Bertrand Russell is een uitstekend begin - al was het maar omdat de auteur voor alléén dit boek de Nobelprijs voor de Literatuur in de wacht sleepte (een unicum).
Maar er is ook een modernere manier om als leek de filosofie te leren kennen: op YouTube namelijk. En wel via de serie The Great Philosophers, gepresenteerd door de Britse filosoof Bryan Magee.
Let op: dit verpest je vermogen om tv te kijken
Hoewel: modern?
De serie, oorspronkelijk uitgezonden door de BBC, komt uit de jaren tachtig - en schrik niet: wie de talkshows van nu gewend is, kan zich werkelijk niet vóórstellen dat dit ooit op tv is geweest. Zo traag als een Wimbledonwedstrijd uit 1950, zo deftig als de Britse koningin en zo oubollig vormgegeven als een Commodore 64.
Maar veel belangrijker: zo inhoudelijk, leerzaam en diepgaand dat je brein ervan gaat stuiteren. De formule is even simpel als effectief: Bryan Magee en een gastfilosoof bespreken in een uur in glasheldere taal het leven, het werk en de invloed van een cruciaal denker uit de westerse traditie - van Plato tot Wittgenstein.
Na vijf minuten besef je al dat je naar iets zit te kijken wat je zelden nog op tv tegenkomt: een ononderbroken gesprek over, ja echt, complexe materie
Na vijf minuten besef je al dat je naar iets zit te kijken wat je zelden nog op tv tegenkomt: een ononderbroken gesprek over, ja echt, complexe materie. Geen tafelheren die erdoorheen praten, geen filmpjes tussendoor, geen presentator die overal net zo lang op slaat tot het plat entertainment is. Nee, een écht gesprek waar je écht iets van opsteekt.
Een waarschuwing is dan ook op zijn plaats: ikzelf kan, sinds ik dit verstopte BBC-pareltje heb ontdekt, nog moeilijker dan voorheen naar hedendaagse praatprogramma’s kijken. De ingebouwde afleiding waar die shows mee worden volgepropt: je wordt er tureluurs van.
Hoe anders is dan ook de gemoedstoestand die ik eraan overhoud: na drie kwartier Bryan Magee zit ik vol vragen en ideeën en loop ik ijsberend door de kamer, broedend op een Theorie Over Alles. Na vijf minuten Pauw wil ik ijs eten en mezelf in slaap huilen.
Dertig studiepunten in twintig afleveringen
In totaal staan er twintig afleveringen online - onderverdeeld in vijf filmpjes van zo’n tien minuten. Wie ze allemaal bekijkt, heeft de meeste kopstukken uit de filosofische geschiedenis wel zo’n beetje te pakken.
Te beginnen bij de oervaders van de westerse filosofie (de Griek Plato en zijn leerling Aristoteles), via de middeleeuwen (niet zo’n interessante periode) naar René Descartes (het begin van het rationalisme), David Hume en Immanuel Kant (de verlichting) tot Arthur Schopenhauer en Friedrich Nietzsche (het postmodernisme). Speciale afleveringen gaan over de wetenschapsfilosofie, de taalfilosofie en het pragmatisme.
Wat je het interessantst vindt, is natuurlijk persoonlijk. Ik zou zeggen: grasduin vooral. Hieronder mijn drie favorieten. Omdat ik de filosofen in kwestie het interessantst vond, maar ook omdat ik de kenner op de bank het best vond vertellen.
1. Bernard Williams over René Descartes (waar is wat rationeel is)
Eeuwenlang was het centrale uitgangspunt van de westerse filosofie: de zoektocht naar de Waarheid buiten de aardse en menselijke werkelijkheid. Een erfenis van Plato, die Waarheid beschouwde als iets wat zich ophield buiten de fysische en door de mens waarneembare realiteit en zo als het ware het zaadje plantte voor eeuwenlange filosofische zoektochten naar ‘transcendente,’ ‘metafysische’ - of heel boud samengevat: religieuze - theorieën over waarheid.
Aan dat staren naar het Hogere kwam een einde door de grondlegger van wat de ‘moderne tijd’ is gaan heten: de Fransman René Descartes. De oneliner waarmee hij beroemd werd, zul je vast herkennen: ik denk, dus ik ben. Dit betekende het begin van wat je ‘de wending naar binnen’ in de westerse filosofie zou kunnen noemen: niet langer werd waarheid buiten de mens gezocht, maar in de mens.
Een wending die wat betreft invloed ongeëvenaard is gebleken: zo’n beetje alles wat je kunt scharen onder de term ‘modern’ - de wetenschap, het rationalisme, het individualisme, de secularisering - vindt zijn kiem in de filosofie van Descartes.
Bernard Williams, kenner van Descartes en zelf ook een zeer inspirerend filosoof, legt in deze aflevering glashelder uit hoe de Franse filosoof (ooit nog een tijdje woonachtig in Nederland, toen ons land nog wat minder moeilijk deed over vluchtelingen) tot zijn radicale en allesveranderende filosofie kwam.
(Leuk detail: Williams zelf is geenszins een adept van de moderne filosofie - als postmodernist vindt hij dat Descartes er op de meeste punten volstrekt naast zat).
2. John Searle over Ludwig Wittgenstein (waar is wat woorden betekenen)
Minstens zo invloedrijk als de wending naar binnen was de wending die het westerse denken daarna nam: naar de taal. Nu hadden filosofen altijd wel bijzondere interesse in de betekenis en invloed van taal op ons denken, maar het was vooral begin vorige eeuw dat deze stroming echt aan invloed begon te winnen. Spilfiguur hierin: de Oostenrijker Ludwig Wittgenstein.
Taal is helemaal geen spiegel van de werkelijkheid, maar een spel
Of beter gezegd: Ludwigs. Want de filosofie van Wittgenstein valt uiteen in twee perioden, ook wel Wittgenstein I en Wittgenstein II gedoopt. Kenmerkend voor beide perioden was het filosofische uitgangspunt dat ‘alleen zinnen waar kunnen zijn’ - een uitgangspunt dat tot de conclusie noopte dat waarheid zich noodzakelijkerwijs zou moeten bevinden in de taal zelf.
Wittgenstein schreef daarover twee wereldberoemde boeken, allebei met een totaal andere theorie over de verhouding tussen waarheid en taal.
De eerste, in een notendop: taal is een soort spiegel van de werkelijkheid en de relatie tussen het woord en datgene waar het woord naar verwijst, is de bron van waarheid.
De tweede, in een notendop: taal is helemaal geen spiegel van de werkelijkheid, maar een spel - met bepaalde regels en conventies die woorden hun betekenis geven. Niet de manier waarop woorden verwijzen naar de werkelijkheid, maar de manier waarop mensen het taalspel spelen (woorden gebruiken) bepaalt wat de woorden betekenen en wat de waarheid is die ze uitdrukken.
Wat de filosoof hiermee bedoelde? Laat het je vooral uitleggen door John Searle - een Amerikaanse filosoof die als geen ander de theorieën van Wittgenstein toegankelijk kan maken voor een lekenpubliek.
3. Sidney Morgenbesser over de Amerikaanse pragmatisten (waar is wat werkt)
En dan is er nog de wending die we met een - tamelijk onbegrijpelijk - woord postmodernisme zijn gaan noemen: de wending van de waarheid af. Dat wil zeggen: in de loop van de negentiende en twintigste eeuw begonnen steeds meer filosofen sceptisch te worden over de aanname dat filosofie zich in hoofdzaak moest bezighouden met het vinden van Waarheid met een hoofdletter W.
Een prominente stroming hierin werd het Amerikaanse pragmatisme, vertegenwoordigd door de Amerikaanse filosofen C.S. Peirce, William James en John Dewey. Onderling verschilden deze denkers behoorlijk, maar wat ze gemeen hadden is hun opvatting dat de westerse traditie veel te lang geobsedeerd is geweest met het zoeken naar fundamenten, essenties en theorieën die alles proberen te reduceren tot alomvattende definities van waarheid.
Hun antwoord was dat van het pragmatische: waar is niet zozeer wat is, waar is wat werkt. Nu klinkt dat als een veel simpelere filosofie dan het is. Pragmatisme is een rijke, interessante en invloedrijke stroming die veel heeft bijgedragen aan ons begrip van de wereld. Problematischer is dat het pragmatisme zelf vaak slecht begrepen is en nog steeds wordt: wat hedendaagse politici bijvoorbeeld onder ‘pragmatisch zijn’ verstaan, heeft weinig tot niets te maken met wat de uitvinders van de term ermee bedoelden.
De waarde van deze aflevering zit hem dus vooral daarin: na afloop heb je goed door waarom politici als Jeroen Dijsselbloem er volledig naast zitten als zij zichzelf ‘pragmatist’ noemen.
Zo leert deze oubollige serie uit de jaren tachtig je niet alleen iets over het verleden, maar ook over het heden.