Dit jaar zijn 45.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs blijven zitten. Kan dat niet anders?
De scholen zijn weer begonnen. En ook dit jaar krijgen bijna 45.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs dezelfde lesstof als vorig jaar. Zij zijn namelijk blijven zitten. Kosten voor de overheid: 500 miljoen euro. Heeft zittenblijven wel zin?
‘Gewoon te weinig gedaan.’
Dat is volgens Luca (16) de reden dat hij dit jaar in 4 vwo zit. Net als vorig jaar.
‘Andere dingen waren interessanter. Ik zat liever achter mijn computer dan dat ik leerde.’
Het leverde hem twee vijven (voor economie en Nederlands) en een vier (voor Duits) op. Niet genoeg om naar 5 vwo te gaan. Tijdens de overgangsvergadering aan het eind van het jaar werd zijn naam afgevinkt.
Cijfers over zittenblijvers
Ik gaf Luca les dat jaar. Bij mij haalde hij een van zijn vijven die hem tot zittenblijven veroordeelden. Het was een drukke groep waar hij in zat. Ook ervaren docenten kostte het moeite de klas aan het werk te krijgen.
‘Meer een havomentaliteit,’ werd op de klassenbespreking gezegd.
Met Luca haalden nog vijf leerlingen uit zijn klas het jaar niet. Drie stroomden af naar 4 havo, maar vastbesloten om een vwo-diploma te halen besloot Luca met twee klasgenoten het vwo-jaar over te doen.
Het afschaffen van zittenblijven levert 900 miljoen euro op
Luca en zijn klasgenoten zijn niet de enigen. Jaarlijks blijven in het voortgezet onderwijs bijna 45.000 leerlingen zitten.
Nog wat cijfers: in het basisonderwijs blijft 17 procent van de leerlingen een keer zitten. Van de leerlingen in het voortgezet onderwijs moet zelfs meer dan 30 procent een jaar doubleren. Per leerjaar schommelt het percentage zittenblijvers rond de 5,8 procent. In bovenbouwklassen blijven leerlingen veel vaker zitten dan in de onderbouw. In 4 havo is het probleem verreweg het grootst, daar blijft bijna 20 procent (!) van de leerlingen aan het einde van het schooljaar zitten.
Een duur grapje. Het Centraal Planbureau (CPB) berekende eerder dit jaar dat zittenblijvers in het basis- en voortgezet onderwijs de overheid 500 miljoen euro per jaar aan extra onderwijs kosten. Eén zittenblijvende leerling kost de overheid gemiddeld 7.400 euro. Per leeftijdscohort zou 10 procent van de jaarlijkse uitgaven aan basis- en secundair onderwijs opgaan aan zittenblijvers, gemeten tot het moment dat zij vijftien worden.
Het afschaffen van zittenblijven in het basis- en voortgezet onderwijs levert de overheid bovendien naar schatting 900 miljoen euro per jaar op. Dit doordat leerlingen dan eerder op de arbeidsmarkt terechtkomen en dus een jaar extra belasting afdragen.
Scooters in plaats van fietsen
De omvang en kosten roepen de vraag op: heeft zittenblijven zin?
Allereerst: wat denken de zittenblijvers zelf? Luca ziet wel in dat hij te weinig bagage had om Nederlands, Duits en economie op 5 vwo-niveau te halen. Hij vindt het wel vervelend dat hij nu een heel jaar ál zijn vakken over moet doen. ‘Voor CKV stond ik gewoon een 8. Moet ik toch opnieuw doen.’ Ook voor Bewegen, sport en maatschappij (BSM) stond hij de eerste keer dat hij 4 vwo deed al een 8.
Wederom is Luca geen uitzondering: uit een steekproef van de Onderwijsinspectie blijkt dat op 82 procent van de scholen zittenblijvers het volledige lesprogramma opnieuw moeten doen. Dat terwijl 42 procent van de scholen twijfelt aan het nut daarvan.
Ook Noah (18) en Kosalba (18) moesten na zittenblijven al hun vakken in 5 vwo overdoen, terwijl ook zij voor sommige vakken gewoon een voldoende stonden. Zowel in het jaar dat zij bleven zitten als het jaar dat zij overdeden, gaf ik Noah en Kosolba les. Ze kregen hetzelfde huiswerk als het jaar daarvoor, zagen dezelfde powerpointpresentaties en kregen geregeld de toetsen die ze het jaar daarvoor ook al hadden gemaakt. Kosalba: ‘Soms krijg je op een toets dezelfde vraag als vorig jaar, maar dan is er één woordje veranderd. In plaats van ‘fietsen’ bij een wiskundesom gaat het dan over ‘scooters’.’
Ook mij ontbrak het simpelweg aan tijd om hen uit te dagen. Want Noah en Kosalba waren niet de enige zittenblijvers die ik dat jaar had, in iedere klas zaten er wel één of twee. En of je nu een les voor twee of voor dertig leerlingen in elkaar moet zetten, dat maakt qua voorbereidingstijd weinig uit. ‘Ga maar even een boek lezen,’ was vaak de oplossing.
Toch zijn zij achteraf gezien blij dat ze het jaar over moesten doen. Niet omdat ze beter of meer leerden, maar omdat ze het wat rustiger aan konden doen. Kosalba: ‘Omdat ik een betere basis had, hoefde ik niet zo hard te leren als daarvoor. Ik haalde wel betere cijfers, maar vooral omdat ik lekkerder in mijn vel zat.’ Noah herkent dat, al twijfelt ze of het door het zittenblijven komt. En: ‘Het jammere vind ik wel dat m’n laksheid nooit echt is weggegaan.’
Dit zegt de wetenschap
Wat vertelt de wetenschap ons over de effecten van zittenblijven?
Er is veel onderzoek gedaan naar de effecten van zittenblijven, maar het overgrote merendeel van die studies is om methodologische redenen onbetrouwbaar. In een in 2013 verschenen literatuuronderzoek bespreken vier onderzoekers van de Katholieke Universiteit Leuven 37 betrouwbare studies naar het effect van zittenblijven (waarvan er vijf over het voortgezet onderwijs gaan), geselecteerd uit een corpus van maar liefst 3.000 studies. Het CPB komt in een ander onderzoek tot twee betrouwbare studies.
En die studies geven een weinig hoopvol beeld. Hoewel zittenblijvers het in het jaar dat zij overdoen iets beter doen dan het jaar daarvoor, zijn er op de langere termijn geen bewezen positieve effecten. Zittenblijvers hebben een hogere kans van school te wisselen en verlaten vaker het onderwijs zonder diploma. De kans dat een leerling zijn diploma haalt op het niveau waarop hij is gedoubleerd, ligt in Nederland rond de 50 procent.
De helft (!) van de leerlingen stroomt in Nederland dus ook na een jaar zittenblijven later in zijn schoolloopbaan alsnog af.
‘Hij doet gewoon te weinig’
Op zijn best kan gezegd worden dat een deel van het onderwijsbudget wordt uitgegeven aan een verschijnsel waarvan we hopen dat de effectiviteit ooit nog aangetoond zal worden. Eerlijker lijkt het om te zeggen dat ieder jaar 500 miljoen euro opgaat aan een maatregel waarvan de positieve effecten niet bewezen zijn en die eerder negatieve gevolgen lijkt te hebben.
Waarom blijven er ieder jaar dan toch zoveel leerlingen zitten?
Leraren denken niet in termen van leerachterstanden, maar gaan door middel van individuele handelingsplannen na wat de geboekte leerwinst in een periode is
In vaktijdschrift Pedagogische Studiën komen onderzoekers Goedroen Juchtmans en Anneloes Vandenbroucke (KU Leuven) kleinschalig (n=17) kwalitatief onderzoek in Vlaanderen met twee mogelijke verklaringen. In België - en die observatie is ook op Nederland van toepassing - wordt uitgegaan van extern bepaalde maatstaven in de vorm van overgangsnormen en een centraal eindexamen. Daardoor wordt de verantwoordelijkheid, zo redeneren zij, voornamelijk bij de leerling gelegd.
Tijdens de klassenvergadering:
‘Hij doet gewoon te weinig.’
‘Ze moet echt harder gaan werken.’
En ook: ‘Meer een havomentaliteit.’
In veel landen om ons heen wordt volgens Juchtmans en Vandenbroucke juist van de individuele leerling uitgegaan. Leraren denken er niet in termen van maatstaven en leerachterstanden, maar gaan door middel van individuele handelingsplannen na wat de geboekte leerwinst in een periode is. Het gevolg hiervan is, zo stellen Juchtmans en Vandenbroucke, dat leraren zich verantwoordelijker voelen voor het leren van hun leerlingen en hun eigen aanpak aanpassen wanneer blijkt dat een leerling te weinig leert.
Daarnaast signaleren Juchtmans en Vandenbroucke dat leraren en directies wel aangeven dat zij zittenblijven zoveel mogelijk willen voorkomen, maar dat deze wens op gespannen voet staat met hun onderliggende overtuigingen. Zo geloven zij dat zittenblijven wél zinvol is wanneer zij denken dat een leerling op de lange termijn het niveau wel aan moet kunnen maar op dit moment nog niet ‘rijp’ is, en ook van waarde is wanneer een leerling een aantal schoolse of sociale vaardigheden nog niet beheerst. Bovendien zien zij zittenblijven als een onvermijdelijk kwaad. ‘Er is nu eenmaal geen alternatief,’ wordt gedacht.
Zijn er alternatieven?
Is er inderdaad geen alternatief? Een systeem van overgaan-of-zittenblijven is een logisch bijgevolg van een schoolsysteem dat gebaseerd is op leerstof die per leerjaar wordt aangeboden, een systeem dat een centraal eindexamen kent.
Hoezeer de overgangsnormen zijn afgesteld op de eindexameneisen, blijkt wel uit de verscherpte eisen in alle leerjaren na de invoering van de kernvakkenregeling in 2012. Omdat leerlingen niet langer meer dan één vijf mochten staan voor wiskunde, Nederlands en Engels werd dat op veel scholen ook de nieuwe overgangsnorm in andere leerjaren dan het eindexamenjaar.
Een dergelijk systeem in stand houden maar zittenblijven uitbannen, lijkt dus geen optie. Het is voor veel leerlingen ook een stok achter de deur om, zij het aan het eind van het jaar, toch iets aan school te doen.
Toch is een van de doelstellingen van het Sectorakkoord VO 2014-2017 dat het percentage zittenblijvers in 2020 teruggedrongen moet zijn van 5,8 procent naar 3,8 procent. Hoe is dat te realiseren zonder dat het niveau daalt?
1. De zomerschool
Eén alternatief waarmee geëxperimenteerd wordt, is de zomerschool. Leerlingen die overgaan omdat zij één of twee onvoldoendes te veel stonden, werken de eerste twee weken van de zomervakantie in kleine klassen aan de vakken waar zij moeite mee hebben.
In de zomer van 2014 werden in een pilot 276 van de 320 deelnemende leerlingen (86 procent) alsnog bevorderd naar het volgende leerjaar. Een zomer eerder werden 205 van de 241 deelnemende leerlingen (85 procent) alsnog bevorderd. 75 procent van de leerlingen die in 2013 na de zomerschool alsnog overgingen, haalde het jaar daarop ook. Onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen berekenden dat de pilot het onderwijs bijna 1 miljoen euro bespaarde.
2. Maatwerk voor zittenblijvers
Een tweede mogelijkheid ligt in het verlengde van een ontwikkeling die de afgelopen jaren in het onderwijs gaande is. Omdat uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat het Nederlandse onderwijs goed is in het bedienen van zwakkere leerlingen maar tekortschiet in het stimuleren van toptalent, is de laatste jaren flink ingezet op het bieden van maatwerk aan de allerslimsten. Op mijn school volgen dit jaar 90 leerlingen een Traject Op Maat. Zij volgen vakken op een hoger niveau, hoeven niet naar alle lessen, doen vervroegd eindexamen in een of meerdere vakken en volgen soms al colleges op de universiteit.
Na jaren te hebben ingezet op maatwerk voor toptalent, is het tijd om die expertise ook in te zetten voor de begeleiding van zittenblijvers. Zodat ook zij verder kunnen met vakken waar zij goed in zijn en alleen vakken waar zij moeite mee hebben over moeten doen. Zodat ook Luca, Noah en Kosalba het onderwijs krijgen dat bij hen past.