Iemand die ik niet ken: Ho
Elke week schrijf ik over een moment dat ik deelde met iemand die ik niet ken. Een ontmoeting die de betovering verbrak, of het ongrijpbare verklaarde. Deze week: die met Ho.
De rapper zit op de handen van het publiek. Hij wordt betast, valt tussen springende benen en stampende schoenen, herrijst en zeilt verder over zwetende hoofden. De jongen naast me wil zijn hand ook uitsteken, maar zijn vriendin trekt aan zijn elleboog en legt zijn hand op haar schouder.
Haar nek tussen zijn armen, haar billen tegen zijn bovenbenen, haar voeten tussen de zijne. Ze is fragiel, verdwijnt in zijn silhouet. De jongen kijkt rond, richting de rapper, over de hoofden van het publiek heen. Zijn vriendin kijkt niet naar de rapper. Ze draait elke paar seconden haar hoofd om haar vriend aan te kunnen kijken.
Er lopen twee slappelachmeisjes langs het stel, schitterend van zweet en lipgloss. Eentje wankelt en loopt tegen de jongen op. Hij lacht. De vriendin probeert haar pootje te haken. Dan draait ze zich om naar haar vriend, heft haar kin, bijt hem iets toe. Hij grijnst, kust haar voorhoofd, richt zijn ogen naar beneden.
Als hij achter me langsloopt, strijkt zijn hand langs mijn bil
Het optreden is afgelopen en ik probeer langs het stel de tent uit te lopen. Maar de vriendin neemt voorrang en doet een poging me opzij te duwen wanneer ik een stap naar rechts zet. Dan beukt ze het meisje naast me. En het meisje daarnaast. Haar vriend loopt achter haar aan en steekt verontschuldigend een hand op. Als hij achter me langsloopt, strijkt zijn hand langs mijn bil.
Bij de toiletten sta ik later te appen met de mensen die ik tijdens het concert ben kwijtgeraakt. Het meisje van net is waarschijnlijk plassen, want haar vriend staat naast me. Ik glimlach even, zijn tong streelt het hartje van zijn bovenlip. Hij plaatst zijn hand tegen het hek achter me. ‘Heb je een nummer?’ Ik kijk naar de telefoon in mijn hand, zeg nee. ‘Geef me je insta dan.’
Rechts van me gaat een toiletdeur open, zijn vriendin stapt uit het hokje. Ze kijkt meteen naar links, vangt mijn blik, trekt een wenkbrauw op en articuleert: ‘Ho.’
Hij trekt zijn hand weg, ik kijk van de vriendin naar haar vriend en terug. Ze wast haar handen agressief, knoeit op haar shirt, petst op haar buik alsof ze het water uit de stof kan kloppen.
Ik ga richting mijn gezelschap, kijk nog even achterom. De vriendin is me strak aan blijven kijken. Hij knipoogt naar me, haalt zijn schouders op. Dan lopen ze samen weg, hand in hand.
Misschien is het waar wat iemand laatst tegen me zei: dat je niet kunt zien wat je niet voor mogelijk houdt.