In Nederland wonen ruim 39.000 Somaliërs. Dat zijn er niet zo gek veel, vergeleken met de paar honderdduizend Somaliërs die in Groot-Brittannië leven. Maar er leven hier wel twee keer zoveel Somaliërs als in Duitsland.

Waarom komen die Somaliërs naar Europa?

Daarvoor moeten we terug naar 1991. Toen viel het regime van de Somalische dictator Er ontstond een burgeroorlog, waarin als kruitvat fungeerden.

Die burgeroorlog is nu goeddeels voorbij, de gewelddadige strijd niet. Dat komt door de opkomst van de radicaal islamitische beweging die sinds 2006 met name in het zuiden van het land de macht in handen heeft.

Veel Somaliërs ontvluchtten het land door deze twee geweldsgolven. In Nederland voelen ze zich veilig, zeggen velen van hen. Tegelijkertijd worstelen ze met het opbouwen van een bestaan. Heel veel Somaliërs zitten in de bijstand. Eind juli meldde het dat zeven op de tien Somaliërs een uitkering krijgen. Voor dat feit lopen de Somaliërs niet weg.

Maar velen vinden dat niet het hele verhaal verteld wordt. Ze voelen zich het slachtoffer van onbegrip voor hun moeilijke situatie.

Daarover praten we met vier Somalische Nederlanders, tijdens een gezamenlijke maaltijd op de redactie van De Correspondent. De tafelschikking van links naar rechts:

  • Hasfa Mustafa (22) is een student politicologie uit Rotterdam, opgegroeid in Oost-Groningen.
  • Rukio Adow (55) is een GGD-medewerker uit Capelle aan den IJssel.
  • Ahmed Aden (38) leefde jaren op straat in Amsterdam en heeft sinds een halfjaar een verblijfsvergunning.
  • Mustaff Daahir (33) woont hier sinds vijf jaar. Net als Aden heeft hij nog geen werk.
Foto: Heidi de Gier

Voorgerecht. Wat voor Somaliërs wonen hier?

De Somalische gemeenschap in Nederland bestaat vertelt Hasfa Mustafa. De eerste groep kwam hier gelijk met het uitbreken van de burgeroorlog begin jaren negentig. Daartoe behoren zij en haar ouders, maar ook Rukio Adow.

Vanaf 2006, met de opkomst van Al-Shabaab, kwam er een tweede groep. Een groep die door het geweld veel minder opleiding heeft gehad en vaak analfabeet is. ‘Ik denk dat de Somaliërs die nu in Nederland zijn vooral tot de tweede stroming behoren,’ zegt Adow. ‘De mensen van na 2006 zijn in oorlog opgegroeid en hebben vooral geweld meegemaakt. Ik denk dat de helft Van de eerste groep vluchtelingen zijn veel hier niet blijven hangen, maar naar andere landen gegaan.’

Voor de Somaliërs geldt wat voor de meeste niet-westerse vluchtelingen in Europa geldt: zij zijn degenen uit hun land die het meeste geld hadden of dat konden lenen. Het gros van de Somaliërs vluchtte niet naar Europa, maar naar Ethiopië, Djibouti, Jemen, Kenia en Zuid-Afrika. ‘Maar de mensen die naar die omliggende landen gaan, willen dat helemaal niet,’ zegt Adow. ‘Want eerlijk gezegd: ze hebben geen leven daar.’

‘Als je mij een glaasje water geeft, ga ik er niet gelijk van drinken maar geef ik het door aan degene naast mij’

Ahmed Aden: ‘Somaliërs in Kenia, Ethopië en Zuid-Afrika leven daar niet in vrede. De regering arresteert ons en de politie vraagt om geld.’

‘Ze worden vooral geprofileerd als terroristen, vanwege Al-Shabaab,’ zegt Hafsa Mustafa. Ahmed Aden: ‘Somaliërs doen zaken in Zuid-Afrika, maar de Zuid-Afrikanen vermoorden ons, ze vallen ons aan

Foto: Heidi de Gier

Somaliërs hebben een groepscultuur. Zodra ze in Nederland komen, zoeken ze elkaar op. Rukio Adow: ‘Een Engelse man heeft ooit gezegd: een Somaliër, Ethiopiër, Eritreeër en Soedanees lijken op elkaar. Dus als je wilt weten wie Somalisch is, moet je kijken wat ze doen als je hun iets geeft. Als je mij een glaasje water of thee geeft, ga ik er niet gelijk van drinken maar geef ik het door aan degene naast mij.’ ‘Als ik honderd euro heb, deel ik die,’ zegt Ahmed.

Rukio Adow: ‘We zijn gastvrij. Het was volgens mij na 2001 dat heel veel Nederlandse Somaliërs naar Groot-Brittannië zijn verhuisd. Als er dan nieuwe mensen aankomen, verblijven zij in de woning van de mensen die al in Groot-Brittannië zijn, totdat ze werk of een uitkering hebben. Zo doen wij dat.’

De schaduwkant van de groepscultuur is de onderlinge bemoeizucht, zegt Hafsa Mustafa. ‘Dat zie je vaak in families. Maar ook iemand die geen familie is, kan zo tegen jou zeggen: het is niet handig als jij die opleiding gaat doen. Het is normaal dat iemand die ouder is dan jij zegt wat je wel of niet kunt doen.’

Hoofdgerecht. Voelen Somaliërs zich thuis in Nederland?

Mustaff Daahir: ‘Ik ben echt tevreden. In 2010 ben ik aan mijn voet geopereerd omdat ik met de fiets gevallen was. Ik heb toen in het ziekenhuis gelegen. Dat was goed. In Somalië kun je niet naar het ziekenhuis en zijn er geen goede operaties.’ Ahmed Aden: ‘Omdat er in Somalië oorlog is, is er geen goede gezondheidszorg.’

Toch zeggen veel Somaliërs dat ze zich niet thuis voelen in Nederland. De terugkerende oorzaak hiervan: het gebrek aan werk. ‘Ik ben veilig hier,’ vertelt Ahmed Aden, ‘maar ik kan er niet tegen om thuis te zitten. Twee, drie keer heb ik tegen mijn contactpersoon bij de Sociale Dienst gezegd: ik heb een baan nodig, ik wil geen uitkering. De meeste Somaliërs hebben geen baan, maar we willen heel graag werken. En we kúnnen dat ook.’

Foto: Heidi de Gier

‘Ik denk dat veel Somaliërs zich hier niet thuis voelen, anders zouden niet zoveel mensen naar Groot-Brittannië verhuizen,’ zegt Adow. ‘Daar is het makkelijker werk te vinden - ook als je geen opleiding hebt of niet goed Engels spreekt. Het is daar makkelijker om ondernemer te En Somaliërs zijn ondernemende mensen. In Nederland moet je honderd papieren verzamelen om een kleine snackbar op te richten. In Nederland moet je heel veel kennis hebben en al heel goed Nederlands spreken om aan werk te komen.’

‘In Nederland ligt heel vaak de focus op waar je vandaan komt, hoe je eruitziet en of je een hoofddoek draagt ja of nee’

‘Het systeem moet makkelijker worden,’ zegt ze. ‘Ik begeleid nu een Somalische vrouw die een eigen restaurant wil beginnen. Na zes maanden praten bij de Sociale Dienst krijgt ze eindelijk een lening van de bank, onder begeleiding van diezelfde dienst. Na twee maanden wordt dan haar uitkering stopgezet. Maar als ze over een jaar failliet gaat, moet ze alles terugbetalen. Dus zij zegt: nee, dat wil ik niet. Waarom maken ze het zo’n groot risico voor haar? Als gezegd zou worden: wij helpen jou als je failliet gaat, durft ze het wel.’

Ahmed Aden wil niet zoals zoveel landgenoten verhuizen naar Groot-Brittannië. ‘Ik wil niet naar een ander land in Europa. Ik denk er altijd aan om naar Somalië terug te gaan als er vrede is. Maar ik wil wel tegen de Nederlandse mensen zeggen: dank u wel. Omdat zij ons verwelkomd hebben en gesteund hebben. Net als de Nederlandse regering. Toen ik op straat leefde, kreeg ik mijn voedsel, mijn kleding - alles kreeg ik van de mensen.’

Hij is niet boos dat hij zeven jaar lang moest wachten op een verblijfsvergunning en jarenlang op straat moest leven. ‘Ik ben niet boos. Maar echt, de straat… dat was een slecht leven. De kou, de regen. Ik heb drie maanden in Osdorp in het tentenkamp gewoond. Ooo… als ik daaraan denk,

Hij valt stil. Mustaff Daahir en Rukio Adow leggen een hand op zijn schouder. Die laatste wrijft de tranen uit haar ogen. Ze zucht diep.

Foto: Heidi de Gier

Hafsa Mustafa: ‘Ik kan het me niet voorstellen dat als je hebt meegemaakt wat hij heeft meegemaakt, dat je dan toch nog kunt zeggen: ik wil Nederland bedanken. Als je mij vraagt of ik me hier thuis voel, denk ik: soms wel, soms totaal niet. In Nederland ligt heel vaak de focus op waar je vandaan komt, hoe je eruitziet en of je een hoofddoek draagt ja of nee. Ik heb een halfjaar in Groot-Brittannië gestudeerd en daar voel ik me meer een individu in plaats van een demografie, zoals hier in Nederland. Daar ben ik gewoon: Hafsa.’

Veel Somaliërs krijgen het idee dat ze als lui worden gezien, omdat zo veel van hen in de bijstand zitten. Ahmed Aden benadrukt dat een Somaliër zich juist schaamt als hij zijn hand moet ophouden. Rukio Adow: ‘Een uitkering krijgen is voor ons hetzelfde als bedelen. Er wordt gezegd dat 50 procent van de Somaliërs Ik denk dat het meer is. Maar we moeten kijken hoe dat komt: door het systeem, niet doordat wij lui zijn.’

Andere complicerende factoren: het gebrek aan opleiding, het analfabetisme, de moeite met het leren van de Nederlandse taal, de oorlogstrauma’s waarmee vooral de tweede stroom Somalische vluchtelingen kampt.

Aan tafel wordt echter vooral gewezen op het ingewikkelde belastingsysteem en op de papierwinkel die ze met hun gebrekkige taalbeheersing moeten doorploegen. ‘Somaliërs zeggen vaak: als je hier de asielprocedure doorlopen hebt, dan heb je een mini-opleiding in bureaucratie gedaan,’ zegt Mustafa.

Bijgerecht. Zijn er in Nederland nog onderlinge spanningen?

Als je met Somaliërs praat, zullen de meesten zeggen dat er in Nederland geen wrijvingen meer zijn tussen de verschillende clans. Als je in een klein dorpje in een Nederlandse provincie terechtkomt, ben je blij dat je überhaupt een andere Somaliër aantreft. Tegelijkertijd zijn veel van de tientallen Somalische stichtingen in Nederland verdeeld langs de lijnen van de verschillende clans.

Aan tafel ontstaat direct discussie als ik het onderwerp aansnijd. Ahmed Aden en Mustaff Daahir ontkennen dat de clanverdeling een grote rol speelt. Zelfs niet in Somalië. Rukio Adow en Hafsa Mustafa denken daar anders over. ‘Het speelt wel degelijk nog een rol, in beide landen,’ zegt Mustafa. ‘Ik denk niet dat het ooit weg zal gaan. De stammenverdeling hoort bij Somalië. Het is een manier om te weten waar je vandaan komt. Dat is niet per se slecht.’

Foto: Heidi de Gier

Rukio Adow: ‘Ook in Nederland wordt het nog gebruikt om een andere groep te kleineren: mijn stam is groter dan die van jou, dus jij bent niks. Het bestaat nog steeds dat iemand niet wil dat zijn dochter met iemand van Midgan, een kleinere stam, trouwt. De spanning bestaat nog, maar het is niet zoals twintig jaar geleden toen wij hier net in Nederland kwamen en wij in het asielzoekerscentrum dagelijks aan het vechten waren. Want: jij bent van die stam en jij bent van die stam. De politie kwam elke dag langs.’

Mustafa: ‘Je moet je ook voorstellen: mensen zaten toen echt op elkaars lip.’

Nu is dat anders, benadrukt Aden. Die animositeit bestaat niet meer. ‘Hun generatie, de tweede stroming van Somalische vluchtelingen, is het ook zat,’ vult Mustafa aan: ‘Zij hebben gezien wat de oorlog kan verwoesten, wat de stammenverdeling heeft aangericht. Ik denk dat zij meer anti-stammenverdeling zijn dan de oudere generatie die hier eerder is gekomen.’

Nagerecht. Het verlangen om terug te gaan

Ahmed Aden en Mustaff Daahir hebben hun familie in Somalië achtergelaten. ‘Mijn vader is overleden, maar mijn moeder, mijn zus en mijn broers zijn daar nog. Zij zijn vaak gevlucht, omdat er oorlog is. Soms heb ik contact met hen.’ Daahir skypet en facebookt met zijn moeder, die in hoofdstad Mogadishu zit. ‘Ik wil terug naar mijn moeder,’ zegt hij. ‘Ik heb haar zeven jaar niet gezien.’

‘De Somalische gemeenschap bestaat uit mensen die veel hebben meegemaakt,’ zegt Rukio Adow: ‘Wij vragen of de Nederlandse politiek en het Nederlandse publiek begrip voor ons willen hebben. Wij zouden graag in ons land blijven, maar wij hebben geen keus. Wij hopen dat wij ooit iets kunnen terugdoen, want wij zijn dankbaar. Wat hij net vertelde,’ ze kijkt naar Ahmed Aden, ‘heeft mij geraakt. Ik had binnen een maand mijn verblijfvergunning en ik ben ook nog steeds dankbaar dat mijn kinderen hier zijn opgegroeid. Maar toch. Veel mensen denken: Rukio is goed geïntegreerd hier. Maar mijn koffers staan altijd klaar. Toen ik hier kwam, was ik 32 jaar. Het grootste deel van mijn leven heb ik in Somalië geleefd. Ik wil graag terug. Ik hoef daar geen werk te zoeken, want mijn kinderen werken hier allemaal en als ze mij twintig euro opsturen, is dat genoeg voor mij.’

Foto: Heidi de Gier
‘Veel mensen denken: Rukio is goed geïntegreerd hier. Maar mijn koffers staan altijd klaar’

Ahmed Aden: ‘Ik ga terug als Somalië veilig is, als Al-Shabaab er niet meer is.’ ‘Maar na Al-Shabaab komen er wel weer andere strijders,’ zegt Adow. ‘In het begin dachten we ook elk jaar: als die er niet meer zijn, gaan we terug. Maar dan komen er weer andere boosachtigen.’

Ahmed Aden: ‘Ik wil graag zeggen dat de rest van mijn groep nog steeds op straat leeft. Ik wil de Nederlandse regering vragen om hun bed, bad en brood te geven, 24-uursopvang. Ik wil ook graag ‘dank u’ zeggen tegen de mensen. Toen ik op straat leefde in Osdorp en in de Vluchtkerk in Bos & Lommer, heb ik het overleefd dankzij jullie. Maar van mijn groep leven nog steeds op straat. Ik voel píjn. Ik heb nu mijn huis, maar ben niet gelukkig. Ik wil de Nederlandse regering vragen: geef de mensen een baan. Wij kunnen werken.’

Foto: Heidi de Gier

Eerder in deze serie:

Dit is het Nederland van 44.000 Afghanen Hoe is het om migrant in Nederland te zijn? We brengen verschillende groepen samen aan een tafel, voor een maaltijd op onze redactie. Vandaag: vier Afghaanse Nederlanders met elkaar in gesprek. Ik tekende het gesprek op. Lees hier het stuk over de Afghaanse Nederlanders terug