De reis van bijna zes weken, die eind juli op een broeierige zaterdagavond was begonnen met een vertrek uit New York, eindigde in Rio de Janeiro op een kamer in Hotel Fasano. Wat er in de tussentijd was gebeurd, was onduidelijk. Wat er vervolgens zou gebeuren, was mij eveneens nog niet helemaal duidelijk. Zeker was dat ik weer terug zou keren naar New York en dat ik een kaakchirurg moest bezoeken.

Mijn tweede antibioticakuur was beëindigd, ik had vragen van Braziliaanse journalisten over Nederlandse literatuur beantwoord met een ijver die aan lichte waanzin grensde; veel grenst aan waanzin dezer dagen. Ik had mij niet altijd even sociaal betoond ten overstaan van andere schrijvers die aanwezig waren in Brazilië, maar ik ben nooit een groepsmens geweest en het leek mij minder dan ooit noodzakelijk te veinzen dat ik er wel een was. Ik had uitstekende vertalers ontmoet – vertalers zijn eigenlijk de leukere mensen, maar het is te laat om me nog om te scholen.

Mijn vlucht met American Airlines terug naar New York zou om negen uur ’s avonds uit Rio vertrekken en ’s ochtends vroeg ik aan de vriendelijke receptionist of ik misschien laat mocht uitchecken, ik was bereid ervoor te betalen. Als het om comfort gaat, ben ik eigenlijk altijd bereid om ervoor te betalen.

‘Normaal wel,’ zei de receptionist, ‘maar vandaag niet. We zijn helemaal volgeboekt, er is vanavond geen kamer meer vrij in dit hotel.’ Hij keek alsof hij dat zelf ook niet echt een prettig vooruitzicht vond.

‘Ik ben helemaal niet opgemaakt,’ zei de geliefde. ‘Misschien kom ik straks David Beckham tegen’

Na enige aarzeling boekte ik een kamer in het nabijgelegen Hotel Fasano, ik had er goede dingen over gehoord. Mijn geliefde stribbelde tegen, ze zei: ‘Dit is wel erg decadent, dit mag niemand weten.’

Maar ik antwoordde: ‘Dit is geen decadentie, dit is een kwestie van gezondheid.’

Ik was er nog altijd van overtuigd dat het einde nadert, natuurlijk op licht ironische wijze, maar een ironische dood is ook een dood.

Het Fasano bleek volgens een fotogalerij verblijf te hebben geboden aan diverse beroemdheden. Voor we ons overgaven aan de siësta, besloten we nog wat koude pasta te eten op de achtste verdieping van het hotel, waar zich ook een klein zwembad bevond.

‘Ik ben helemaal niet opgemaakt,’ zei de geliefde. ‘Misschien kom ik straks David Beckham tegen.’

‘Ach,’ zei ik, ‘hij zal je zo ook waarderen.’

‘Ik vind hem ook helemaal geen interessante man,’ zei ze.

We gingen naar de achtste verdieping. In mijn broekzak zat het laatste antibioticatabletje.

Thuis ben je waar de ondergang de gedaante van David Beckham aanneemt.

Thuis ben je waar ze je verstandskies gaan trekken De Hotelmens beleeft een zomer van pijn en genot. Net genezen van een Oezbeekse ontsteking, treft een Braziliaanse kiespijn hem. Welke ervaringen zijn echt en welke niet? Lees hier de column terug Thuis ben je waar je bereid bent te sterven De Hotelmens heeft de afgelopen weken veel over de dood nagedacht. Zeker als hij na een operatie in een Oezbeeks ziekenhuis gekweld wordt door een delirium. Heeft de Russische geheime dienst hem vergiftigd? Lees hier de vorige column terug