Begin september kreeg ik een mail van een mij onbekende meneer. Hij schreef: ‘Mijn vriendinnetje en ik zijn op reis door Amerika en komen van 10 tot 13 september langs New York. Zij is idolaat van je werk en ik weet zeker dat ze het fantastisch zou vinden om eens van gedachten te wisselen.’

Een schrijver dient voor veel, zo niet alles open te staan. Dat had ik al lang geleden geleerd van Isaac Bashevis Singer, die had verklaard: ‘Als ik niet in het telefoonboek van Manhattan had gestaan, had ik niet zoveel boeken geschreven.’ Of woorden van soortgelijke strekking.

Op het moment dat de mail mij bereikte, kampte ik nog met wat problemen rond mijn verstandskies. Ik hield een slag om de arm, maar ik zei dat ik in principe bereid was tot een kop koffie.

Op een regenachtige, maar warme septemberdag sprak ik om kwart voor acht af in het Koreaanse theehuis waar ik graag met mensen afspreek.

Hij zei: ‘Als het lente wordt, mag ze weer naar buiten’

Ik was verlaat en nam beneden plaats op een van mijn vaste plekken. Zij waren er al. Hij was een jaar of 35, schatte ik, en zij ook zoiets. Zo te zien was ze zwanger, maar ik vond het niet gepast ernaar te vragen, we hadden elkaar net ontmoet. Zo heel lang kenden zij elkaar overigens ook niet, een maand of negen. Hij was net naar Zwitserland verhuisd, zij zou volgen.

Nu houd ik van Zwitserland, dus we spraken over de schoonheid van het land, de treinen, de wandelingen en het feit dat ik niets tegen skiën had, maar dat ik geen zin meer had het te leren.

We dronken thee en al met al was het een genoeglijke avond, al vroeg ik me wel af of er nog een vraag zou komen als: ‘Wil je peetvader van ons kind worden?’ Want dat ze zwanger was, had ze inmiddels zelf verteld.

Niet altijd, maar vaak willen mensen iets. Ze hebben een verzoek, of beter gezegd een verlangen.

Mijn geliefde had gevraagd of ik een Tinderdate had. ‘Dat niet echt,’ antwoordde ik.

Dat dit stel perverse verlangens had, leek me uitgesloten, hoewel je mensenkennis je natuurlijk altijd in de steek kan laten en de waarheid gebiedt te zeggen dat mijn mensenkennis mij met enige regelmaat in de steek heeft gelaten.

Na een uur of anderhalf zei ik tegen het stel: ‘Ik moet naar huis, ik heb nog een afspraak.’ Dat was niet gelogen, want ik moest nog wat werken.

Zij zeiden: ‘We blijven hier, we gaan hier eten.’

Ik sprak nog de hoop uit dat we elkaar in de nabije toekomst in Zwitserland tegen zouden komen, ik was immers best vaak in Zwitserland. Ook wenste ik haar veel geluk met de zwangerschap.

‘Dat zal wel lukken,’ zei ze. ‘Ik ben met Kerst uitgerekend.’ En hij zei: ‘Als het lente wordt, mag ze weer naar buiten.’

Op weg naar huis bedacht ik dat ik eigenlijk aan mentale zwangerschapsbegeleiding deed. Ik kon er misschien wel mijn beroep van maken, op zijn minst een bijbaan.

Thuis ben je waar de zwangerschap van anderen het beste in je naar voren haalt.

Thuis ben je waar de ondergang eruitziet als David Beckham De Hotelmens is ervan overtuigd dat het einde nadert. Natuurlijk op licht ironische wijze, maar is een ironische dood niet ook een dood? In ieder geval is het reden om met zijn geliefde een chic hotel te bezoeken. Lees de column hier terug Thuis ben je waar ze je verstandskies gaan trekken De Hotelmens beleeft een zomer van pijn en genot. Net genezen van een Oezbeekse ontsteking, treft een Braziliaanse kiespijn hem. Welke ervaringen zijn echt en welke niet? Lees hier de column terug