Er gaat 32 miljard euro per jaar naar onderwijs. Help mij de bonnetjes terugvinden
Er wordt veel geld besteed aan onderwijs, maar mede door de invoering van de lumpsumfinanciering in 1995 is onduidelijk waar dat geld precies terechtkomt. De komende maanden wil ik de geldstromen in kaart brengen. En daar kunnen jullie mij bij helpen.
In 2013 gaf de overheid ruim 32 miljard euro uit aan onderwijs. Een fikse stijging ten opzichte van twintig jaar eerder: in 1995 kostte ons onderwijs nog ‘slechts’ 13 miljard euro. In het voortgezet onderwijs stegen de uitgaven van 3,4 naar 9,7 miljard euro. Ook na inflatiecorrectie een substantiële groei in de uitgaven.
Uitgedrukt in percentages van het bruto binnenlands product stegen de uitgaven tussen 1997 en 2010 van 4,8 procent naar 6 procent om daarna weer te dalen naar 5,7 procent in 2013. Die daling valt te verklaren doordat lerarensalarissen in 2010 werden bevroren.
En ook de toegenomen uitgaven vallen globaal te verklaren. Zo werd in 1995 de basisbeurs à 600 gulden per student ingevoerd, een grote extra uitgavenpost. De Van Rijn-gelden voor lerarensalarissen zorgden van 2002 naar 2003 voor extra uitgaven, evenals het geld dat tussen 2007 en 2010 vrijkwam uit het lerarenconvenant.
Waar kwam dit geld terecht?
Maar is al dat extra geld wel op zijn plek terechtgekomen? Sinds 1995 kent het voortgezet onderwijs een lumpsumfinanciering. Schoolbesturen krijgen een smak geld en zijn grotendeels vrij in de besteding daarvan. Zo kan een bestuur ervoor kiezen te bezuinigen op personeelskosten en veel geld uit te geven aan ict-voorzieningen.
Maar waar al dat geld precies heen gaat, weten we niet zo goed. Niet voor niets ontwikkelde de Algemene Rekenkamer in opdracht van de Tweede Kamer onlangs een instrument om beter in kaart te kunnen brengen waar dat geld terechtkomt. ‘Het zicht op de relatie tussen budgetten, uitgaven en resultaten is dus verdwenen,’ schrijft de Rekenkamer.
Toen Onderwijsstaatssecretaris Sander Dekker vorig jaar aankondigde dat er 150 miljoen euro werd uitgetrokken voor de aanstelling van 3.000 extra docenten, bedoelde hij dan ook dat er 150 miljoen euro bovenop de lumpsum kwam. Dat geld was niet geoormerkt en door scholen vrijelijk te besteden. ‘Bonnetjes heb ik niet,’ moest Dekker toegeven.
De komende maanden wil ik die bonnetjes terugvinden en in kaart brengen waar het geld heengaat in onderwijsland, tot aan én vanaf de lumpsum. Ik wil weten wat de grootste kostenposten zijn en hoe uitgaven sinds de invoering van de lumpsum veranderd zijn. En waar is die 150 miljoen van Dekker heengegaan?
Ik vraag jullie mee te denken.