‘Bedankt voor uw boeking!’ staat er op mijn scherm. Ik heb een vliegticket gekocht naar een land dat niet bestaat.

Op een wereldkaart kan ik mijn bestemming zien liggen. Iets kleiner dan Nederland - een langwerpige vlek in de Zuid-Chinese Zee.

Maar sla de registers van de Verenigde Naties erop na, of de rolodex van ons ministerie van Buitenlandse Zaken, en mijn bestemming is onvindbaar. Een zwart gat in zee.

Mijn reis gaat naar Taiwan. Een land dat internationaal niet erkend wordt en dus niet bij de Verenigde Naties mag. Maakt dat iets uit? Internationale erkenning? Lid zijn van de VN? Dat ga ik ontdekken, op reis door een land dat niet bestaat.

Winkelend publiek in Taipei. Taiwan hoort bij de dertig grootste economieën van de wereld.
Het strand van Hualien, vol Chinese toeristen. Foto’s: Pieter van den Boogert

Het reisbureau

Voor vertrek word ik uitgenodigd voor een lunch met de Taiwanese ambassade in Den Haag. Nou ja, ambassade. Ja, dit kantoor vertegenwoordigt de Taiwanese overheid, geeft visa uit, en doet dus eigenlijk alles wat je van een ambassade verwacht. Maar de term die je moet gebruiken is Contacten met ons ministerie van Buitenlandse Zaken kan de Taiwanese ‘representative’ - lees: ‘ambassadeur’ - niet onderhouden. Nederland erkent zijn land immers niet.

De ‘ambassade’ is dolblij dat ik van plan ben af te reizen naar Taiwan - en niet naar Thailand, zoals veel toeristen die het nummer van dit kantoor bellen. Ik krijg een tas vol glimmende folders (Taiwan, the heart of Asia), een kaart voor het hypermoderne metrosysteem (waarin - let op - niet gegeten en gedronken mag worden en op het perron nette rijen voor instappen worden gevormd) en een boek over de historische band tussen Nederland en Taiwan (wist je dat Taiwan veertig jaar is geweest?).

Wat staat er in de reisgids?

In het vliegtuig lees ik de reisgids van Taiwan. Hoe is het zo gekomen dat mijn bestemming niet bestaat?

Dat komt doordat twee regeringen - de communisten in Beijing, en de Kuomintang in - allebei claimen het enige ‘echte’ China te zijn.

Dat zit zo.

Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werd Taiwan - destijds een - ‘bevrijd’ door de troepen van de Chinese nationalistische regering (de Kuomintang). Zij lijfden Taiwan in, protesten hard de kop indrukkend.

In de tussentijd werden de Verenigde Naties opgericht. China, lid van het eerste uur, kreeg een permanente zetel in de

De facto is het land onafhankelijk, maar de rest van de wereld erkent die onafhankelijkheid niet

In 1949 werd de Kuomintangregering echter verslagen door Mao Zedong en zijn leger. Samen met zo’n 2 miljoen mensen (en de voltallige goudreserve) evacueerde de Kuomintang naar Ze riepen Taipei uit tot de van de Republiek China. Op het vasteland riep Mao Zedong ondertussen de Volksrepubliek China uit.

Zo bleef het enkele decennia: beide regeringen zeiden ‘het echte China’ te zijn. Maar in de Verenigde Naties bleef de Chinazetel bezet door de Kuomintang van Taiwan.

Het ‘China’ met de meeste inwoners was natuurlijk het vasteland. Steeds meer landen begonnen dus de Volksrepubliek China te erkennen en verbraken daarmee hun diplomatieke relatie met

In 1971 sloeg de balans door: de Verenigde Naties stemden vóór het toelaten van de Volksrepubliek China. De Kuomintang-vertegenwoordigers moesten het veld ruimen in New York.

Sindsdien bestaat niet meer. De facto is het land onafhankelijk, maar de rest van de wereld erkent die onafhankelijkheid niet.

‘Erkenning’ klinkt misschien abstract, maar is cruciaal voor de internationale politiek van een land. Zie de wereld als een schoolklas: als je helemaal geen vriendjes hebt, en van de juf nooit bij de lessen mag zitten, leer je niet zoveel. Taiwan is het jongetje waar niemand vriendjes mee durft te worden, omdat hij gepest wordt door de grootste jongen van de klas,

Ray Mou, directeur van de afdeling NGO Internationale Zaken bij het Taiwanese ministerie van Buitenlandse Zaken.
Links: Guy Wittich, Nederlandse vertegenwoordiger (lees: ambassadeur) in Taiwan. Rechts: Jason Chien-Chen Lien, directeur van de afdeling Verdrags- en Juridische Zaken bij het Taiwanese ministerie van Buitenlandse Zaken. Foto’s: Pieter van den Boogert

Halte 1: Het overheidsdistrict

Ik ben inmiddels aangekomen in Taipei, de hoofdstad van Taiwan. De eerste stop is in het centrum van de macht, aan de Ketagalan Boulevard. Aan mijn rechterhand het presidentieel paleis, links het ministerie van Buitenlandse Zaken.

In de hoge hal van het ministerie staan 22 vlaggen, netjes opgesteld achter een rood koord. Het zijn de 22 landen die Taiwan wél erkennen. Onder deze diplomatieke bondgenoten zijn klappers als Kiribati, Palau en Tuvalu. ‘Ik kende veel van onze bondgenoten niet voordat ik bij het ministerie ging werken,’ zegt een medewerkster lachend. ‘São Tomé and Príncipe? Waar is dat in vredesnaam?’

Dat deze 22 landjes Taiwan erkennen (en China niet) komt door de zogenoemde dollar diplomacy. De landjes ‘verkopen’ hun erkenning aan de hoogste bieder - vaak in de vorm van grote sommen ontwikkelingshulp. Dit kostte echter zoveel geld dat China en Taiwan tien jaar terug een diplomatieke wapenstilstand afkondigden. Sindsdien is het aantal bondgenoten van beide landen

Ik word ontvangen door Jason Chien-Chen Lien, die zijn kaartje met een diepe buiging in mijn handen drukt. ‘Ministry of Foreign Affairs. Republic of China (Taiwan),’ staat erop. Die haakjes, rondom Taiwan, zijn als een kooi. ‘En wij zijn de vogel die erin zit,’ zegt hij. ‘Die kooi zorgt ervoor dat we niet mee kunnen doen in internationale organisaties.’

Is dat erg?

Ja. De SARS-uitbraak in 2003 is misschien wel het beste voorbeeld. Terwijl het virus zich over Taiwan verspreidde en tientallen doden eiste, kon het land informatie noch hulp ontvangen van de Wereldgezondheidsorganisatie van de VN.

Een ander voorbeeld. Al jaren is er een gaande tussen China en Vietnam over het bezit van de Spratly-eilanden in de Zuid-Chinese Zee. Taiwan heeft een legerbasis op het grootste eiland en maakt dus op de grond (en de bodemschatten eronder). Maar een internationaal arbitragehof, waar dit soort territoriumruzies doorgaans worden uitgevochten, daar kan Taiwan dan weer niet aan meedoen.

Tot 2008 lobbyde de Taiwanese regering dan ook fanatiek voor lidmaatschap van de VN. Jaar na jaar probeerde ze via hun schaarse club bondgenoten Zakken met geld werden uitgegeven aan reclames op bussen in New York. Alles om de wereldleiders te overtuigen.

Zonder succes.

Sinds een paar jaar is de tactiek dus veranderd. In plaats van lidmaatschap vraagt Taiwan de VN nu om De regering richt zich daarbij om te beginnen op een aantal De Wereldgezondheidsorganisatie bijvoorbeeld - waar ze sinds 2009, na lang lobbyen, uitgenodigd worden om bij de World Health Assembly aan te schuiven (al moet Beijing deze uitnodiging elk jaar opnieuw goedkeuren) - of de VN-luchtvaartorganisatie

In de Chiang Kai Shek Memorial Hall wordt de eerste leider van de Kuomintang-regering op Taiwan herdacht. Deze leider sloeg elke opstand van de Taiwanese bevolking om onafhankelijk te worden van de Chinese overheersing met harde hand neer.
Het World Trade Center in Taipei. Economie en politiek worden in Taiwan gescheiden gehouden. Foto’s: Pieter van den Boogert

Jason Chien-Chen Liens taak is deelname aan te bewerkstelligen. Hoe? ‘Nou, de laatste jaren zijn we behoorlijk agressief,’ zegt hij. Wat dat voor een diplomaat betekent? ‘We organiseren tijdens klimaattoppen,’ zegt Jason, bloedserieus.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken probeert constant nieuwe tactieken te bedenken om internationaal mee te kunnen doen. ‘Smart power noem ik dat,’ zegt Ray Mou, hoofd van de afdeling NGO International Affairs. Hij is lang voor een Aziaat en vertelt trots dat hij binnenkort ambassadeur wordt op St. Lucia. Een hele eer.

‘Slimme macht’ op het gebied van humanitaire hulp bijvoorbeeld. Grote rampen als die in Nepal en op de Filipijnen zorgen ervoor dat Taiwan tóch een relatie kan aangaan met deze landen - mensen in nood gaan natuurlijk voor politiek. En na de ebola-uitbraak in West-Afrika doneerde Taiwan bijvoorbeeld 100.000 beschermende pakken. ‘Dat kan dan niet direct aan de overheden natuurlijk. Dat is een beetje tricky,’ lacht Ray. ‘We doen het via een stichting. Maar de overheden weten dat het van ons komt. We laten de wereld zo zien wat Taiwan kan doen.’

Slimme macht betekent ook: altijd het beste jongetje van de klas zijn, ook al sta je op de gang. Deze zomer nam Taiwan bijvoorbeeld de Greenhouse Gas Reduction and Management Act aan, een wet om de CO2-uitstoot flink terug te dringen. Geen internationaal verdrag dat Taiwan tot zo’n maatregel verplicht, maar als je mee wilt doen met klimaattoppen moet je natuurlijk wel laten zien dat je voorop loopt. Ook al is dat bij side events.

Een andere tactiek is het zoeken naar mazen in de Zijn er clausules te vinden waardoor Taiwan op bepaalde voorwaarden wel toegelaten moet worden? Het is alsof je een puzzel oplost, zegt een ambtenaar.

En vaak gaat die puzzel over semantiek. Zo is het bijvoorbeeld gelukt om bij de wereldhandelsorganisatie als ‘aparte douane-entiteit’ te worden toegelaten. En bij de Asia-Pacific Economic Cooperation (APEC) is Taiwan een ‘lid economie’ in plaats van ‘lidstaat’. Na lang onderhandelen mocht Taiwan ook zelfstandig meedoen aan de Olympische Spelen, mits het de naam Chinees Taipei gebruikte. Akkoord, zei Taiwan, maar dan willen we op de alfabetische lijst met deelnemende landen wel bij de t ondergebracht worden. En zo geschiedde.

Het is Taiwan inmiddels gelukt om in 36 internationale organisaties enige vorm van deelname te krijgen.

En als niets verder lukt, kun je altijd weer aankloppen bij een van je 22 bondgenoten. Als het bijvoorbeeld naar een internationale conferentie over tyfoons wil (georganiseerd door, jawel, een gaan ze mee als ‘technisch adviseur’ van de diplomaten van de Solomoneilanden.

Ching-Yu Hiu van de Taiwan United Nations Alliance, een ngo die lobbyt voor toetreding van Taiwan tot de VN.
Links: Chin Sung Cheng, onderdirecteur van de afdeling multilaterale handel bij het ministerie van Economische Zaken van Taiwan. Rechts: William Lo, directeur van de Taiwan United Nations Alliance. Foto’s: Pieter van den Boogert

Halte 2: Taipei 101

Mijn rondreis is niet compleet zonder een stop bij het toeristische, letterlijke hoogtepunt van deze metropool, Taipei 101. Tot tien jaar geleden de hoogste wolkenkrabber ter wereld. Aan de voet van de glinsterende kolos wappert een Chinese vlag. ‘Welkom in China!’ roept een vrouw in een panterprintblouse, een rood-geel protestbord omhoog stekend.

China? Ik was toch in Taiwan?

Dit zijn de demonstranten van de One-hearted Country Lover Association die vindt dat Taiwan gewoon bij China hoort. Een jonge jongen in een goud Keith Haring-T-shirt werkt zich naar voren. ‘Luister niet naar hen! China is China. Taiwan is Taiwan. Wij zijn een eigen land.’

‘Luister niet naar hen! China is China. Taiwan is Taiwan. Wij zijn een eigen land’

De status van Taiwan leeft in Taiwan. Het gaat erover op straat, in de taxi, aan de eettafel, en vooral: in de politiek. Elk nationaal vraagstuk wordt in dit land teruggebracht tot wat mensen hier de ‘Chinakwestie’ of ‘Chinatoestand’ noemen.

Dat komt ook doordat de politiek gedomineerd wordt door twee grote partijen: de Kuomintang en de De partijen onderscheiden zich op één punt: hoe ze tegen China aankijken. En, daarmee samenhangend: of ze lid willen worden van de Verenigde Naties.

De Kuomintang, momenteel aan de macht, heeft zich de laatste jaren gericht op het verbeteren van de relatie met China. Daarvoor was één voorwaarde: de roep om VN-lidmaatschap laten varen. Beijing houdt namelijk vol dat Taiwan een Chinese provincie is. En provincies kunnen nu eenmaal geen lid worden van de VN.

De DPP, die de verkiezingen in januari waarschijnlijk zal winnen, is daar sterk op tegen. De partij wil strijden voor een onafhankelijk, internationaal erkend Taiwan, mét VN-lidmaatschap. Ook als dat ten koste gaat van de goede band met China.

De verkiezingscampagnes van beide partijen drijven op pro- en anti-Chinaretoriek.

Die retoriek verdeelt ook de generaties in Taiwan, zoals ik ook op straat bij Taipei 101 zie. De ouderen stammen vaak nog af van de gevluchte Kuomintang-aanhangers en voelen zich verbonden met het vasteland. Of ze herinneren zich de terreur van de Kuomintang nog en kijken wel uit om hun mond open te doen.

De jongeren zijn veelal anti-China. Ze zien Taiwan als een onafhankelijk land, met een Voor de jongeren is China bovendien altijd een grootmacht geweest. Ze vinden de situatie oneerlijk - waarom laat zo’n groot land hun kleine eilandje niet met rust?

Vorig jaar bezetten jongeren van de zogenoemde Sunflower Movement bijna een maand lang het parlementsgebouw in Taipei, om te protesteren tegen een grote handelsovereenkomst tussen Taiwan en China. En deze zomer waren er nieuwe protesten van scholieren die vonden dat hun lesboeken hen met pro-Chinese standpunten probeerden te ‘hersenspoelen.’

Deze demonstranten willen dat Taiwan weer bij China gaat horen: ze verwelkomen toeristen in ‘China’.
De Taiwan UN Alliance organiseert demonstraties voor lidmaatschap van Taiwan bij de Verenigde Naties. Foto’s: Pieter van den Boogert

Halte 3: Het zakendistrict

Mijn volgende stop is de Nederlandse ‘ambassade.’ Het kantoor met aan elke muur een Mondriaan zit in het Farglory Financial Center, naast het World Trade Centre. Midden op de Zuidas van Taipei, aan een brede straat vol mannen in pakken met keycards om.

Dit kantoor heet de Netherlands Trade and Investment Organisation. Ja, er worden ook consulaire zaken geregeld, maar de hoofdmoot van het werk is economisch van aard. ‘Economie en politiek worden gescheiden gehouden,’ zegt Guy Wittich, de Nederlandse ‘ambassadeur.’ Hij is officieel uit dienst getreden van de Nederlandse overheid om deze post te kunnen betrekken.

Het is precies dit idee dat de Taiwanese president Ma Ying-jeou de afgelopen acht jaar tot zijn stokpaardje heeft gemaakt. ‘Economie eerst, politiek later,’ zei hij na zijn verkiezing

President Ma keerde zich daarom naar aartsvijand China. Sinds 2000 is de handel tussen de landen vertienvoudigd. China is nu Taiwans grootste handelspartner. En in China werken naar schatting meer dan een miljoen Taiwanese zakenlui, die jaarlijks zo’n 100 miljard in de Chinese economie pompen.

2010 was een mijlpaal: China en Taiwan het Economic Cooperation Framework Agreement, een vrijhandelsovereenkomst voor zo’n achthonderd producten. Zelfs de grootste criticasters van het pro-Chinabeleid van Ma geven toe: er is geen weg meer terug, de economieën zijn verweven geraakt. Taiwan hoort nu bij de dertig grootste economieën van de

En toch - het land dat niet bestaat loopt ook op economisch gebied tegen problemen aan. Zo blijven de deuren van de Wereldbank en het IMF voor Taiwan En bij het ministerie van Economische Zaken werken zestig man fulltime aan vrijhandelsverdragen. ‘Onze grootste concurrent in de regio is Zuid-Korea. Ongeveer 50 procent van hun handel valt onder een vrijhandelsverdrag,’ vertelt Berton Chiu van het ministerie van Economische Zaken. ‘Bij ons is dat slechts 9 procent.’ Zuid-Korea kan dus vrijuit goederen aan de Verenigde Staten verkopen. Maar op de producten van Taiwan wordt 10 procent invoerbelasting gerekend. ‘Dat maakt ons veel minder competitief.’

In 2013 tekende Taiwan voor het eerst een vrijhandelsverdrag met een land dat geen diplomatieke bondgenoot is: Nieuw-Zeeland. In datzelfde jaar kwam ook Singapore aan de beurt. Maar voor de meeste landen is zo’n verdrag tóch te politiek. Tóch te veel riekend naar erkenning. Ze voelen de boze adem van China in hun nek.

‘We proberen al tijden met de EU om de tafel te gaan,’ zegt Berton. ‘Maar zij zeggen dat ze te druk zijn met overleg met India en Latijns-Amerika.’ Hij en zijn assistenten schieten keihard in de lach. ‘Ja, dat is een diplomatieke manier om te zeggen dat praten geen optie is.’

Berton Chiu van de afdeling Buitenlandse Handel van het ministerie van Economische Zaken.
Links: Yeh Chung Lu, professor bij de Faculteit Diplomatie aan de Nationale Chengchi Universiteit. Rechts: Christine Lin van het Taiwan Weather Bureau. Foto’s: Pieter van den Boogert

Halte 4: Het strand

Het is tijd voor mijn laatste stop. Tijd om naar het strand te gaan. Een hogesnelheidslijn brengt me naar de ruige oostkust van Taiwan, naar Hualien. Op het strand zijn bijna net zoveel Chinese toeristen als kiezels - ze drommen samen langs de branding en onder hun parasols.

Want niet alleen op economisch vlak zijn de banden met China de afgelopen jaren aangehaald. Tien jaar geleden was het nog onmogelijk voor Chinese toeristen om naar Taiwan te reizen. Er gingen niet eens directe vluchten. Nu gaan er elke week 865. Bijna vier miljoen Chinese toeristen komen nu jaarlijks naar Taiwan.

Taiwanezen maken graag grappen over de Chinese toeristen. Over hoe ze altijd voordringen bijvoorbeeld. Over dat ze zo onbeleefd zijn. En vies.

‘Vroeger leerde ik op school dat de Chinezen heel erg arm zijn, omdat er helemaal geen economische activiteit onder het communisme is,’ vertelt een jonge Taiwanese moeder in een hippe koffiebar. De Chinezen op hun beurt, leerden dat Taiwan instabiel en onveilig is, omdat er altijd twee politieke partijen met elkaar strijden om de kiezer.

Nu Chinezen en Taiwanezen elkaar ontmoeten, kunnen die stereotypen langzaam gaan kantelen. En de Taiwanezen hopen dat de Chinezen een voorbeeld nemen aan hun democratie. De lokale verkiezingen vorig jaar waren bijvoorbeeld een - zoiets exotisch hadden de Chinezen nog nooit gezien.

Het is de enige oplossing voor het gebrek aan internationale erkenning, denken bijna alle Taiwanezen. Dat China, net als zij, een democratie wordt. Pas dan zal Taiwan lid kunnen worden van de VN.

Maar hoever die droom nog weg is, zie ik als ik wegloop van de zee. Naast het strand ligt de grootste luchtmachtbasis van het Taiwanese leger. Voorheen kon je de F16’s gewoon zien staan, vertelt de chauffeur van een touringcar. Maar nu zie ik alleen een in felle kleuren beschilderde muur - formaatje Berlijnse. Want ja, die Chinese toeristen zouden toch ook zomaar spionnen kunnen zijn.

Wil je op de hoogte blijven van mijn artikelen? Als correspondent Conflict & Ontwikkeling ben ik op zoek naar manieren om de wereld een beetje beter te maken. Wil je weten wat ik zoal tegenkom op mijn zoektocht? In mijn tweewekelijkse nieuwsbrief tip ik je het beste wat ik lees, zie en hoor over mijn onderwerp. Schrijf je hier in voor mijn nieuwsbrief

Eerdere verhalen over de Verenigde Naties:

Deze Nederlandse kan weleens de nieuwe baas van de Verenigde Naties worden Ze staat aan het hoofd van een verdeelde organisatie in een diep verdeeld land: de Nederlandse Sigrid Kaag, VN-gezant in Libanon. Ik liep een week met haar mee en leerde een ‘Iron Lady’ kennen, die in de wandelgangen genoemd wordt als mogelijke opvolger van haar baas Ban Ki-moon. Lees het portret hier terug Met de hele wereld afspraken maken is een bloedig spel Vier maanden lang interviewden onderzoeksassistent Jan Sluyterman en ik meer dan veertig mensen die betrokken zijn bij de onderhandelingen van de Verenigde Naties over ontwikkelingsdoelen wereldwijd. Alle landen op één lijn krijgen over de toekomst van de aarde, hoe doe je dat? Een reconstructie. Lees het stuk hier terug Hoe de wereld samen doelen leerde stellen (ook al zijn het er wat veel) Vijftien jaar geleden maakte de wereld ook al zo’n lijst met ontwikkelingsdoelen. Welke lessen zijn daaruit getrokken? Lees hier ons artikel over de Millenniumdoelen Noem eens drie dingen die je weet van Ban Ki-moon. Oké, twee dan. Oké, één? Hij staat aan het roer van de grootste organisatie ter wereld. Hij moet beslissen over oorlog, vrede en alles daar tussenin. Hij is ook een bureaucraat waar we eigenlijk niks van weten. Een portret van het mysterie dat Ban Ki-moon heet. Lees hier het portret dat Jonathan Katz over Ban Ki-moon schreef