Domme vraag, maar wat is IQ eigenlijk?

Marilse Eerkens
Correspondent Kinderomgang
Foto: Getty Images

In veel artikelen op De Correspondent komt het begrip IQ langs. Een handig cijfer, dat desondanks vaak verkeerd gebruikt wordt. Hoog tijd voor een explainer over de vraag: wat is IQ eigenlijk?

De gemiddelde inwoner van Equatoriaal-Guinea heeft het intellect van een matig verstandelijk beperkte. Het nationaal IQ van Equatoriaal-Guinea is namelijk 59. Zo’n 41 IQ-punten lager dan de gemiddelde

In veel Afrikaanse landen ligt het nationale gemiddelde net iets hoger. Het schommelt rond de 70. Daarmee zijn Afrikanen volgens de makers van de Wechsler Adult Intelligence Scale, wereldwijd de meest gehanteerde intelligentietest, gemiddeld zwakbegaafd.

Aan de andere kant staan de Singaporezen. Zij behoren tot de allerslimsten van de wereld. Met een gemiddelde IQ-score van 108 vallen zij bijna in de categorie ‘bovengemiddeld intelligent.’

Heeft zo’n nationale IQ-score economische gevolgen? Dat wilden de Engelse psycholoog Richard Lynn en de Finse politicoloog Tatu Vanhanen weten. Na jaren onderzoek vonden ze een sterk (significant) verband tussen IQ-cijfers en het bruto binnenlands product. Volgens beiden hét bewijs dat welvaart voortkwam uit intelligentie. En – helaas voor de Afrikanen – was daar niet zoveel aan te doen. Intelligentie is namelijk voor 80 procent genetisch bepaald, was de verklaring.

Het waarin beide heren dit verhaal uiteenzetten stamt uit 2006 en is al 190 keer geciteerd in de wetenschappelijke literatuur. Ten onrechte, want het rammelt aan alle kanten. We hebben het hier namelijk niet alleen over een onjuiste interpretatie van de statistiek - dat IQ en welvaart samenhangen wil niet zeggen dat IQ de welvaart ook daadwerkelijk veroorzaakt - maar ook over een foute opvatting van het begrip IQ.

En die opvatting kan behoorlijk wat gevolgen hebben. Schadelijke opmerkingen tegen kinderen bijvoorbeeld: ‘Jij bent geen hoogvlieger, die opleiding is dus te moeilijk voor jou.’ Of schadelijke conclusies: ‘Afrikanen zijn nou eenmaal dommer, jammer voor ze.’

Die foute opvattingen over IQ blijken, ondanks de harde kritiek die er wordt geuit op onderzoeken als die van Lynn en Vanhanen, behoorlijk hardnekkig. Zo stelt onderzoeker en IQ-testontwerper Peter Tellegen in dat hij het misbruik van IQ-scores ziet toenemen. Er worden volgens hem op basis van dit getal veel te zwaarwegende beslissingen genomen ‘die de toekomst van kinderen verpesten.’

Wacht even, wat is het IQ precies?

Het intelligentiequotiënt (IQ) is het getal waarin het Dat getal is een relatief cijfer. Het geeft aan hoe goed iemand de intelligentietest heeft gemaakt in vergelijking met De gedachte is dat een IQ-test een schatting geeft van iemands ‘ware intelligentie.’

Eh, ‘ware intelligentie’?

David Wechsler, ontwerper van de veelgebruikte intelligentietest Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS) en de Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC), beschouwt intelligentie als het vermogen om doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief met de gebeurtenissen in je omgeving om te gaan.

Uitgebreider is de definitie die in 1994 door 52 prominente psychologen werd ondertekend en door veel wetenschappers wordt gebruikt:

‘Intelligentie is een zeer algemene mentale vaardigheid die onder andere inhoudt: het redeneervermogen, het planningsvermogen, het vermogen problemen op te lossen, het abstracte redeneervermogen, het vermogen complexe ideeën te begrijpen en het vermogen om snel te leren uit ervaring. Intelligentie is niet gelijk aan kennis uit boeken of aan academische vaardigheid. Intelligentie is meer dan het vermogen om intelligentietesten goed te kunnen uitvoeren, het is een bredere, veelomvattende vaardigheid die ons in staat stelt onze omgeving te begrijpen, een betekenis te geven aan dingen en gebeurtenissen en te beslissen wat voor actie we moeten

En waarom zou je dat meten?

Het idee achter een IQ-test is dat de uitkomst – in combinatie met een aantal gemeten persoonlijkheidstrekken - redelijk goed kan voorspellen welk onderwijsniveau je aankan en hoe succesvol je in een bepaalde functie zal zijn.

Of dat ook daadwerkelijk zo is, daar zijn de meningen over verdeeld. Volgens de American Psychological Association kan IQ maar voor zo’n 25 procent het verschil in schoolprestaties tussen kinderen verklaren.

Oké, maar wat is er dan mis mee?

Een IQ is geen vaststaand gegeven. Dit komt doordat het niet puur erfelijk bepaald is. Het enige dat genetisch bepaald is, is je ‘talent’ om (heel erg) slim te worden. Maar of je het daadwerkelijk wordt, is afhankelijk van de mate waarin er iets met dat talent gedaan wordt. Net zoals de getalenteerde voetballer hard zal moeten oefenen en flink gestimuleerd moet worden om daadwerkelijk een topspeler te worden, kun je je ‘talent’ om slim te worden alleen verzilveren door flink te oefenen. Of, zoals de Amerikaanse intelligentieprofessor Robert Sternberg zegt in een artikel in ‘De ‘couch potatoes’ die niet aan hersengymnastiek doen zullen daar een prijs voor betalen.’

In de jaren vijftig waren we namelijk net zo ‘zwakbegaafd’ als veel Afrikanen nu

Dat komt doordat die hersengymnastiek ervoor zorgt dat het brein - in de kinder- en tienertijd nog volop in ontwikkeling - steeds efficiënter wordt. Kinderen die opgroeien in een warme en stimulerende omgeving waar hun nieuwsgierigheid wordt aangewakkerd en waar ze op een positieve manier worden uitgedaagd hebben gemiddeld hogere IQ-scores dan kinderen die in een stressvolle, weinig stimulerende omgeving opgroeien. Dat valt te lezen in ‘The science of neglect,’ een van de vele ‘working papers’ over breinontwikkeling van

In Nederland hebben we onbedoeld een goed voorbeeld gegeven van hoe zo’n positieve omgeving het IQ kan beïnvloeden. In de jaren vijftig waren we namelijk net zo ‘zwakbegaafd’ als veel Afrikanen nu. Ons gemiddelde IQ lag toen zo’n 20 punten lager, schrijft de psycholoog die promoveerde op groepsverschillen in IQ. Dat we nu veel hoger uitkomen, wordt toegeschreven aan de betere en breder toegankelijke opleidingen, de betere voeding, de betere gezondheidszorg en de relatief kleinere gezinnen die ouders in staat stellen meer tijd en aandacht aan hun kinderen te besteden.

Wicherts vond dan ook dat de welvaart van een land niet alleen sterk correleert met het gemiddelde IQ maar ‘net zo sterk correleert met de kwaliteit van de gezondheidszorg, de hoeveelheid voedsel, of het opleidingsniveau van het land.’ Hij schrijft dan ook: ‘De door Lynn en Vanhanen gevonden correlatie tussen economische welvaart en nationaal IQ is dus weinig meer dan een omslachtige manier om te laten zien dat landen verschillen in socio-economische ontwikkeling.’

Met andere woorden: als de omstandigheden anders waren geweest, was de ‘ware intelligentie’ van de Equatoriaal-Guineanen beter naar voren gekomen.

Nog andere nadelen?

Ja. Een IQ-meting blijft een momentopname. Ziekte, slaapgebrek, stress, faalangst, impulsiviteit en (gebrek aan) motivatie zijn allemaal factoren die de testresultaten sterk kunnen beïnvloeden.

Net als een gebrek aan ervaring met het visuele materiaal en de cognitieve taken waaruit IQ-tests zijn samengesteld. Daarnaast kan iemands culturele achtergrond een afwijkend beeld geven. ‘Er zijn zeer veel aanwijzingen dat intelligentie onderschat wordt bij mensen met een niet-westerse achtergrond die in een westers land leven,’ zegt neuropsycholoog en Vrije Universiteithoogleraar Jelle Jolles. Bovendien kun je trainen voor een IQ-test. Dat kan je volgens Jolles tot wel 20 extra IQ-punten opleveren.

Is dat het?

Nee. In zijn boek schrijft Jelle Jolles dat we er ook rekening mee moeten houden dat er ‘veel meer individuele verschillen in fasering van de hersenontwikkeling (zitten) dan we tot nu toe hebben aangenomen.’

Zoals de ene puber lichamelijk veel verder ontwikkeld is dan de andere, kan het ook zo zijn dat het brein van een tiener in een andere fase verkeert dan die van zijn leeftijdsgenoten. Dat kan een vertekend beeld van het IQ geven.

Overigens is het zo dat die verschillen in breinontwikkeling ‘aan het eind van de hersen- en neuropsychologische rijping weer een stuk verminderd zijn,’ aldus Jolles. ‘Het kan heel goed dat de traagst groeiende boom uiteindelijk toch de allerhoogste wordt,’ zo stelt hij.

Moeten we dan voorzichtiger zijn met het cijfer?

Gezien de afhankelijkheid van socio-economische omstandigheden, de momentopname en de verschillen in hersenontwikkeling: een volmondig ja. Maar ook omdat het focussen op ‘dom’ of ‘slim’ zowel de dommen als de slimmen dommer in plaats van slimmer maakt.

Zo professor Carol Dweck dat leerlingen die denken dat intelligentie en het bijbehorende succes een vaststaand gegeven zijn, minder geneigd zijn nieuwe en moeilijkere uitdagingen aan te gaan dan de kinderen die denken dat je het met hard werken ver kunt schoppen. Met alle gevolgen voor hun IQ.