Begin oktober viel er op de redactie van De Correspondent een nogal mysterieuze envelop op de mat. Er stond geen afzender op en het enige wat erin zat was een tabel. In die tabel staat voor elf landen de terugkeerrelatie aangegeven. In lekentaal: hoeveel ‘ ’ uit deze landen zijn er in 2011 daadwerkelijk uit Nederland vertrokken?

Ik heb er een poos op gestudeerd. Wat betekent deze tabel? Met welke intentie is die mij toegestuurd? Kloppen de cijfers?

Deze tabel zat begin oktober bij de post

De sleutelterm uit de tabel is LP. Dat staat voor ‘laissez-passer,’ een reisdocument dat een Nederlandse ambtenaar kan aanvragen voor een vreemdeling die zich zonder toestemming in ons grondgebied ophoudt. Het document geeft recht op vrije doorgang naar het land van herkomst, of een ander land waar iemand naartoe kan. Zo helpt Nederland mensen die liever niet weg willen uiteindelijk toch het vliegtuig in.

Als ik het verhaal achter deze tabel te weten zou willen komen, kan ik het best aankloppen bij de ambtenaren die deze LP’s regelen. Ze werken bij de Dienst Terugkeer & Vertrek, een organisatie van 520 man sterk. Hun enige taak is om namens de Staat der Nederlanden mensen die hier zonder toestemming verblijven naar de uitgang te begeleiden. Goedschiks als het kan en kwaadschiks als het moet.

En zo stond ik op een goede dag voor het indrukwekkende nieuwe kantoorgebouw van het ministerie van Veiligheid & Justitie. De lift suist zo snel naar de bovenste etage dat mijn oren pijn doen. ‘Je moet geen hoogtevrees hebben als je hier werkt,’ grapt de woordvoerder, met wie ik een afspraak heb. Nee, je moet sowieso niet bangig aangelegd zijn voor dit werk. Later zal ik ontdekken dat een ambtenaar bij een "vertrekgesprek" de beschikking heeft over een soort rode knop. Als hij die indrukt, stormt een beveiliger meteen de ruimte binnen. Het kan er heftig aan toegaan hier.

En dat is geen wonder, zoals directeur Rhodia Maas tijdens de kennismaking fijntjes vaststelt. ‘Niemand is hiernaar toegekomen om uiteindelijk weer te moeten vertrekken. We zijn geen reisbureau waar mensen een mooie reis komen uitzoeken.’ 

Volgens anderen zijn wij softies, die te weinig doen om illegalen het land uit te zetten. Daarom zeg ik op feestjes maar dat ik voor de Albert Heijn werk...’

Maar nu bevind ik me nog in een alledaags kantoorlandschap, waar ambtenaren efficiënt en ogenschijnlijk goedgemutst hun dagen vullen. Het kantoor kijkt vanuit Den Haag uit over geheel West-Nederland. ‘Op zonnige dagen kun je zelfs Amsterdam zien liggen,’ hoor ik.

Onwillekeurig denk je: zo is het inderdaad moeilijk om aan het oog van deze ambtenaren te ontkomen. In de verte tekent zich achter de duinen de zeegrens af. Wie zonder toestemming hier verblijft, kan zich maar beter goed verstoppen. DT&V is watching you.

Of geeft dat een vertekend beeld? Het is moeilijk om bij het werk van deze organisatie je eigen wereldbeeld helemaal uit te schakelen. Daar zijn ook de medewerkers zich van bewust. ‘Volgens de één zijn wij boemannen die ervan genieten zoveel mogelijk mensen het land uit te zetten en het geluk te ontnemen. Volgens de ander zijn wij softies, die te weinig doen om illegalen het land uit te zetten. Daarom zeg ik op feestjes maar dat ik voor de Albert Heijn werk...’

Tussen boze hongerstakers, verongelijkte vluchtkerkers, dreigende ‘no border’-activisten en ongeduldig twitterende PVV-politici moeten deze mensen hun werk doen. En dat is werk waar iedereen een mening over heeft, maar waar niemand het fijne van weet.

De organisatie greep mijn verzoek om mee te mogen lopen dan ook met beide handen aan. Wel waren er beperkingen. Geregeld moest ik namen en nationaliteiten verzwijgen. Wanneer ik uitvoerenden bijvoorbeeld vroeg om de staatssecretaris van politiek advies te voorzien, werd ik consequent afgekapt door de woordvoerder. En ook over specifieke gevallen kon niet worden gesproken.

Maar tegenover deze beperkingen stond toch opmerkelijk veel transparantie. Zo mocht ik enkele ‘eerste gesprekken’ bijwonen, met vreemdelingen die voor het eerst in gesprek zouden gaan met een DT&V-medewerker. Op die manier werd voorkomen dat ik slechts bij gesprekken zou aanschuiven die van een leien dakje zouden gaan.

‘Wij bestaan nu zeven jaar als zelfstandige organisatie. En we zoeken nog elke dag naar hoe we beter ons werk kunnen doen’

De medewerkers van de dienst stelden zich soms verrassend kwetsbaar op. ‘Hoe zou jíj ons werk eigenlijk aanpakken?’, vroeg een leidinggevende bij de afdeling Hoofddorp mij aan het eind van een lang gesprek, waarin hij eerlijk aangaf hoe moeilijk dit werk soms kon zijn voor zijn mensen. ‘Wij bestaan nu zeven jaar als zelfstandige organisatie. En we zoeken nog elke dag naar hoe we beter ons werk kunnen doen.’

Op het eind van de reeks hoop ik ook de vraag van deze medewerker te beantwoorden, wijzer geworden door een boel gesprekken met insiders en outsiders. Voor het zover is neem ik jullie mee langs het detentiecentrum, via de regievoerder naar het vertrekgesprek. Om ten slotte uit te komen bij de onderhandelaar, die namens Nederland met ‘derde landen’ onderhandelt over het ‘terugnemen’ van hun onderdanen. 

Een portret van de portiers, kortom, die aan de achterdeur van Nederland staan.

Volgende week deel 2: een bezoek aan het detentiecentrum in Kamp Zeist.