Lodewijk Asscher wil de babyopvang verbeteren. Deze onderzoeken geven hem gelijk
Minister Lodewijk Asscher (PvdA, Sociale Zaken) wil de babyopvang drastisch verbeteren. Keerzijde van dit plan is dat de kinderopvangondernemers hiervoor een heel hoge prijs moeten betalen. Dus wie wordt er straks geofferd? Het kind of de ondernemer?
Ik heb in de afgelopen twee jaar veel kritische stukken geschreven over het kinderopvangbeleid van het ministerie van Sociale Zaken. Maar sinds afgelopen zomer is er ook goed nieuws. Het lijkt erop dat het ministerie in zijn nieuwste plannen voor de babyopvang eindelijk rekening gaat houden met de (nieuwste) wetenschappelijke inzichten over de zeer belangrijke ontwikkeling die kinderen op deze leeftijd doormaken.
En die wetenschappelijke kennis is indrukwekkend, zo ontdekte ik weer eens na afloop van het recent gehouden hechtingscongres én het kort daarvoor gehouden kinderopvangcongres. Want:
- De mate waarin je je kunt verplaatsen in een ander,
- je mate van zelfvertrouwen,
- je doorzettingsvermogen,
- je incasseringsvermogen,
- de mate waarin je initiatieven neemt,
- je vermogen om te leren,
- je vermogen om (liefdes)relaties aan te gaan en in stand te houden,
- je sociale vaardigheden
zijn allemaal in zeer sterke mate afhankelijk van de kwaliteit van de relaties die je als jong kind met je ouders of andere vaste verzorgers hebt kunnen opbouwen.
Vanaf onze geboorte doen we dan ook al actief pogingen om relaties aan te knopen. Kinderen van een paar uur oud kijken bijvoorbeeld liever naar een zwart-wittekening van een eenvoudig gezicht dan naar een eenvoudige tekening waar geen gezicht van te maken is, zo vertelde hechtingsdeskundige professor Hedwig van Bakel. En babygehuil schijnt een van de ondraaglijkste geluiden te zijn; daar wil je als verzorger heel graag een einde aan maken. En ook dat levert je als baby weer contact op.
Ook ouders zijn biologisch heel goed uitgerust om de relatie met hun baby een zet in de goede richting te geven. Zo maken moeders tijdens de geboorte van hun kind een flinke hoeveelheid oxytocine aan die hen aanzet om voor hun baby te zorgen. Dat vertelde Fabienne Naber, die als bioloog en pedagoog verbonden is aan de Erasmus Universiteit en de Universiteit Leiden. Mannen worden na de geboorte van een kind ook zachter. Figuurlijk en letterlijk - ze hoeven zich dan minder vaak te scheren omdat ze tijdelijk minder testosteron aanmaken. Daarnaast stijgt ook bij hen het oxytocinegehalte (en hoe meer ze zorgen, hoe meer oxytocine ze aanmaken).
Een kwart van alle baby’s gaat in deze cruciale ‘relatieopbouwperiode’ voor het eerst naar een kinderdagverblijf of naar een gastouder. Gelukkig wijst veel onderzoek uit dat dit in principe kan zónder dat de band die kinderen en ouders opbouwen eronder lijdt en zonder dat dit de ontwikkeling van een kind schaadt. Voorwaarde is wél dat hier op een heel zorgvuldige manier mee wordt omgegaan. Onderzoeken naar de (langetermijn)effecten van kinderopvang wijzen er namelijk op dat de positieve en negatieve effecten die kinderopvang kan hebben op de ontwikkeling van kinderen sterk afhankelijk is van de pedagogische kwaliteit die geboden wordt in het kinderdagverblijf
Een kleine verbetering
En die kwaliteit, zo blijkt uit een nieuwe Europese metastudie van Jan Peeters van het VBJK in Gent, valt of staat bij de kwaliteit van de relaties die crècheleidsters met kinderen opbouwen. Met andere woorden: de mate waarin zij aanvoelen wat een kind nodig heeft en de mate waarin zij een kind op de juiste manier weten te stimuleren. Uit 41 studies die Peeters en zijn collega’s naast elkaar legden, kwam duidelijk naar voren dat je bij het verhogen van de kwaliteit van de kinderdagverblijven je crècheleidsters vooral veel feedback moet geven over de manier waarop ze reageren op de jonge kinderen.
Dit wordt nog eens onderstreept door een recente bevinding van onderzoekers van de Erasmus Universiteit en de Universiteit Leiden. Zij ontdekten namelijk dat een hogere gevoeligheid van de ouders voor de signalen van het kind er niet alleen voor zorgt dat het kind ‘cognitief vaardiger’ wordt en ‘minder vaak psychologische problemen krijgt,’ maar ook ‘gerelateerd is aan grotere totale hersenvolumes’ van de kinderen op achtjarige leeftijd, zo valt te lezen in het persbericht van de Erasmus Universiteit. Dat zou volgens onderzoeker Rianne Kok ‘een verklaring kunnen zijn voor de positieve uitkomsten die we vinden bij kinderen van sensitieve ouders.’
Een kleine verbetering of verslechtering van het contact met een kind kan diens leven al behoorlijk beïnvloeden
Het bijzondere van dit onderzoek is dat het voor het eerst laat zien dat de verschillen in hersenvolume niet alleen te meten zijn bij kinderen die opgroeien in extreem verschillende omstandigheden – hoogsensitieve ouders versus ouders die hun kinderen verwaarlozen – maar ook al waar te nemen zijn bij minder extreme verschillen in zorg. Met andere woorden: een kleine (constante) verbetering of verslechtering van het contact met een kind kan diens leven al behoorlijk beïnvloeden.
Asschers plannen
Het is dan ook zeer lovenswaardig dat minister Lodewijk Asscher (PvdA, Sociale Zaken) in de laatste hoorzitting over de kinderopvang (9 september jl.) nog eens duidelijk aangaf dat hij deze wetenschappelijke kennis ter harte neemt. Zijn voorgenomen beleidsplannen onderstrepen dit.
Het opvallendste van die plannen is zijn voornemen om de beroepskracht-kindratio voor baby’s – nu één leidster op vierenhalve baby – te verlagen . Daarnaast wil hij ervoor zorgen dat een baby met niet meer dan twee leidsters te maken krijgt. Een zeer terecht voorstel, want in 2010 schreef het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) al dat crècheleidsters het in de huidige situatie zo druk hebben dat ze de baby’s vaak niet méér kunnen bieden dan de hoogst noodzakelijke zorg (eten, slapen, verschonen en troosten) en nauwelijks tijd hebben om met de baby’s te spelen en ze de aandacht te geven die nodig is. Precies datgene dus waar eerder genoemde onderzoeken van Peeters en De Kok zo voor pleiten. Daar komt bij dat baby’s in kinderdagverblijven vaak door verschillende pedagogisch medewerkers worden verzorgd, ‘wat het voor een baby moeilijk maakt om een vertrouwensband op te bouwen. Dit kan leiden tot situaties waarin de stress bij de baby gemakkelijk oploopt,’ aldus het NJI.
Zou het er echt van komen?
Het door Asscher voorgestelde plan om de opvang van baby’s te verbeteren, stuit op het nodige verzet van de kinderopvangondernemers. Begrijpelijk, want de opvang van baby’s is met de huidige regelgeving al veel duurder dan de opvang van peuters. Op de LinkedIngroep ‘Kinderopvang in Nederland’ schrijft een ondernemer naar aanleiding van Asschers voorstel: ‘Begrijp me niet verkeerd, kwaliteit is van enorm belang in de kinderopvang en als ondernemer daarin juich ik dat toe! Maar naast een ‘kwalitatief’ hoog niveau bieden moet de bedrijfstak ook financieel gezond blijven.’ Een kinderopvangmanager schrijft dat het logistiek bijna onmogelijk is om de babyopvang zó te organiseren dat een baby met niet meer dan twee leidsters te maken krijgt.
In de eerder genoemde hoorzitting leken de woordvoerders van D66 – Steven van Weyenberg - en de VVD – Anne Mulder - zich het lot van de ondernemers aan te trekken. ‘Hoe schadelijk is die gemeten stress bij baby’s in het kinderdagverblijf nou echt?’ wilden ze van de minister weten. Was het niet te vroeg om dit soort drastische beleidswijzigingen in te voeren?
Het zal niet als een verrassing komen dat ik heel erg hoop dat Asscher niet zal zwichten voor de druk van de ondernemers
In het korte debat dat volgde, bleef de minister zijn voorstel verdedigen. Er bestond volgens hem een breed gedragen consensus onder wetenschappers dat de kwaliteit van de huidige babyopvang omhoog moet. Wel heeft hij de Brancheorganisatie Kinderopvang en de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) nog tot 30 oktober de tijd gegeven om met alternatieve ideeën te komen.
Het zal niet als een verrassing komen dat ik heel erg hoop dat Asscher niet zal zwichten voor de druk van de ondernemers. En dat zal moeilijk zijn, want ze hebben wel een punt als ze zeggen dat de huidige plannen financieel zéér nadelig voor ze zijn en logistiek bijna onmogelijk.
Precies om die reden pleitte Unicef in 2008 er al voor om ouders een goede verlofregeling te bieden die hen financieel in staat stelt in het eerste jaar zélf voor hun baby te zorgen. Alternatieve oplossingen zijn in hun ogen praktisch én financieel onhaalbaar. Tenzij je concessies gaat doen aan de kwaliteit. Laten we hopen dat dat niet gebeurt.