De stad is van ons! Hoe jonge ideeënmakers de gemeenschap willen herontdekken

Tomas Vanheste
Correspondent Europa tussen macht en verbeelding
Detail van 'Brussels #4' uit de fotoserie 'Rear Window'. Foto: Jordi Huisman

In een culturele oase aan de rand van Stockholm kwamen onlangs vijftig jonge ideeënmakers uit heel Europa samen. Hun gezamenlijke missie: de stad heroveren op de macht van markt en staat.

‘Op het moment dat ze hoorden dat ik Roemeense ben, sloten mensen zich af.’

Laura Pana beweegt haar hand voor haar gezicht naar beneden, als een rolluik dat neerdaalt. ‘Ze slaagden er niet in mij als individu te zien, als meer dan mijn nationaliteit. Ik was hoogopgeleid, sprak drie talen, wilde werken en bijdragen aan de economie. Maar ik kreeg de kans niet.’

In 2007 voerde de liefde Pana van het Roemeense stadje Ploiești naar Wenen. ‘Ik vertrok naar Oostenrijk met een open geest, gretig om een nieuwe cultuur te ontdekken,’ vertelt ze. ‘Het was vijf maanden nadat Roemenië tot de EU was toegetreden. Maar dat had nog niet veel betekenis. Als bedrijven je wilden aannemen, moesten ze krankzinnige procedures door. Als immigrant ervaar je bij alles wat je doet - je op een adres registreren, een telefoonnummer aanvragen - dat je anders bent. Je hebt het gevoel dat je inferieur bent.’

Uit haar eigen ervaringen als migrant - eerst in Oostenrijk, recent in Nederland, waar ze minder grote hobbels ervoer - is Pana’s plan geboren om in steden publieke woonkamers te bouwen. Plekken waar oude ingezetenen, migranten en vluchtelingen elkaar ontmoeten en verhalen, ervaringen en oplossingen voor migratie kunnen delen.

Pana is een van de uitverkoren jonge ideeënmakers die eind september hun plannen mogen presenteren op een door de georganiseerd Idea Camp. In een culturele vrijplaats in een buitenwijk van Stockholm, ontmoeten ze elkaar om hun ideeën verder aan te scherpen.

‘Paris #1’ uit de serie ‘Rear Window’. Foto: Jordi Huisman

Samen buigen ze zich over de vraag: hoe kunnen we zorgen dat de stad van de gemeenschap is? De diagnose in het ter gelegenheid van het kamp gemaakte boek, is dat het gemeenschappelijke in het gedrang is gekomen. Door de privatisering van publieke diensten en collectieve goederen als het openbaar vervoer en plantenzaden. Door het krimpen van de publieke ruimte die steeds meer in handen komt van bedrijven. Door dat verschillende bevolkingsgroepen in Europese steden steeds verder uit elkaar wonen.

De vijftig gelukkigen zijn door een jury gekozen uit vierhonderd inzendingen uit 23 landen, van Kazachstan tot Ierland. De bedoeling is dat na het kamp enkelen een subsidie krijgen om verder te werken aan de realisering van hun idee.

‘Ik ben bevoorrecht hier te mogen zijn,’ zegt Pana. Ze voelt zich zeer verwant met de andere ideeënmakers. Samen vormen ze in haar ogen een nieuwe generatie van gedreven twintigers en dertigers die de gemeenschap willen herontdekken. Ze noemt het de commons movement.

Een tuin voor de buurt. Kan dat?

De commons. In de hangar waarin de ideeënmakers drie dagen samenscholen, zoemt dit begrip voortdurend rond.

Met de spreekstalmeester van het kamp, de in Zweden woonachtige Britse denker en activist bespreek ik wat dit toverwoord betekent en waarom we het zo hard nodig hebben.

‘Ik put inspiratie uit de historische commons, de vormen van landgebruik die eeuwenlang in zwang waren,’ zegt Hine. Voor voor de omheining van gemeenschappelijke gronden door machtige lieden die meenden er recht op te hebben, beschouwden lokale gemeenschappen de nabije heide en bossen als gezamenlijke grond waar ze hun vee mochten laten grazen, hout mochten verzamelen en vruchten konden plukken. In het Nederlands hebben we voor dergelijke gemeenschappelijke grond ook een oud, in de vergetelheid geraakt woord: de meent.

Mijn idee is om een gemeenschappelijk, uit een mozaïek van stukjes bestaand stadsbos te maken

‘Het verleden kan inspiratie bieden om mogelijkheden te zien die verborgen zijn in de samenleving waarin wij toevallig opgroeien,’ zegt Hine. ‘Die wordt gedomineerd door de combinatie markt en staat. Vaak wordt politiek geframed als de opdracht de juiste balans tussen die twee te vinden. De commons stonden buiten dit duo. Want ze waren noch overheids- noch privébezit, ze behoorden de lokale gemeenschap toe.’

De jonge Franse filosoof Loïc Fel is een van de ideeënmakers die nieuwe commons probeert te scheppen. ‘Mijn idee is om een gemeenschappelijk, uit een mozaïek van stukjes bestaand stadsbos te maken, een groene long voor Parijs,’ vertelt hij in de kantine. ‘We zoeken braakliggende landjes in de stad en willen ze als een common laten beheren, door omwonenden én vluchtelingen en daklozen die zich er ophouden. We benoemen een kunstenaar als boswachter die de verschillende groepen samenbrengt.’

Het klinkt utopisch, maar Fel heeft het al in de praktijk beproefd. ‘Zeven jaar geleden heb ik een geschapen in een populaire buurt van Parijs. Die plek werd bezet door Afghaanse vluchtelingen. We hebben ze samengebracht met omwonenden. De tuin hebben we volgezet met bomen die vruchten dragen. Iedereen mag er vrij van plukken. Dit jaar hebben we met het natuurmuseum een inventarisatie gemaakt van alle plant- en diersoorten. Het resultaat was echt verrassend: we hebben de hoogste biodiversiteit in de wijde omgeving.’

‘Brussels #1’ uit de serie ‘Rear Window’. Foto: Jordi Huisman

Die ecologische rijkdom is voor de jonge filosoof even belangrijk als het gemeenschapsgevoel dat hij hoopt te wekken. Hij promoveerde op de invloed die de wetenschappelijke ecologie heeft op onze perceptie van de natuur. ‘In onze nieuwe tuinen is de natuur veel wilder dan in de traditionele, geordende Franse tuinen,’ vertelt hij. ‘De reactie is algauw: dat lijkt nergens op. We moeten uitleggen dat het een ecologische functie heeft, voor de biodiversiteit en voor het zuiveren van water bijvoorbeeld.’

Fel voorspelt dat wij het langzamerhand wél mooi gaan vinden. ‘In onze cultuur is er een sterk verband tussen het goede en het schone. Als we weten dat iets beter is voor de aarde en voor onze gezondheid, zullen we het ook als mooier gaan ervaren. Volgens de theorie van de Canadese filosoof zullen we in de toekomst een objectieve esthetica hebben, een schoonheidsbegrip gebaseerd op kennis, cultuur en rede en niet alleen op individuele emoties.’

Een prikkelend filosofisch vergezicht. Maar intussen is het hard werken échte gemeenschapstuinen te scheppen. ‘De gemeente staat ons toe de grond te gebruiken, maar wil het wel in bezit houden,’ vertelt Fel. ‘Wat ik voorstel is het bezit af te schaffen. De common is een mooi idee, maar de verwezenlijking is bepaald niet eenvoudig. Iedereen is er bang voor. De overheid om de verantwoordelijkheid af te staan, de commoners om de verantwoordelijkheid te dragen en elkaar te vertrouwen.’

Het begint bij vertrouwen

Vertrouwen, vertrouwen, vertrouwen. Laten we erin geloven dat de medemens deugt. Dat was de boodschap die collega onlangs bracht. Maar dat vertrouwen moet soms van de grond af opgebouwd worden.

‘Amsterdam #12’ uit de serie ‘Rear Window’. Foto: Jordi Huisman

Daar kan de Kosovaarse Eliza Hoxha over meepraten. Met haar project ‘Zipping Mitrovica’ wil de architecte en aan de rivier de twee gemeenschappen in de stad samenbrengen. Sinds de oorlog is het een gespleten stad. Boven de rivier wonen de Serviërs, onder de rivier de Albanezen. Beide delen vormen aparte gemeenten met een eigen burgemeester.

Zelf was ze vier maanden vluchteling in Macedonië gedurende de die in 1998 en 1999 woedde. ‘Het Servische leger en onze buren hadden ons het huis uitgegooid,’ vertelt ze. ‘Mensen in Macedonië en Albanië stelden hun huizen open voor vluchtelingen. Ook wij woonden bij mensen in huis die we eerder niet kenden. Ik heb geluk gehad. Ik heb geen familieleden verloren. Dan is het makkelijker met de andere kant te praten. Als je iemand verloren hebt, of een bekende nog steeds vermist is, of als je misbruikt bent, is het lastiger. Ik vraag mensen niet te vergeven en vergeten. Vergeving is een proces. Als we elkaar niet in het gezicht kijken en met elkaar beginnen te praten, zullen we dat proces nooit doormaken. Je moet vertrouwen weer opbouwen.’

Daar wil ze, net zoals Laura Pana, een begin mee maken door mensen hun verhaal te laten vertellen. ‘Ik wil herinneringen verzamelen aan de stad zoals die voor de oorlog was. Het was een heel trotse stad, een stad van rock-‘n-roll en jazz. Ook was het de belangrijkste mijnstad van Kosovo en Servië. Er werd gezegd: Mitrovica werkt en Belgrado bouwt van dat geld. Die identiteit heeft de stad helemaal verloren. Ik wil mensen laten nadenken over wat ze allemaal deelden en hoe het herbouwd kan worden.’

Verzoening. Het lijkt nog ver weg. Enkele dagen voor ik Hoxha in Zweden ontmoet, parlementsleden de premier van Kosovo met eieren omdat die onder druk van Brussel te veel rechten aan de Servische minderheid zou geven.

Het is een kans om het gebied langs de rivier om te toveren tot een zachte ruggengraat, een park dat de twee gemeenschappen op zijn minst bij elkaar in beeld brengt

Hoxha snapt de frustratie van de parlementsleden wel. ‘Het is prima dat de Serviërs allemaal rechten hebben, zoals gegarandeerde zetels in het parlement. Maar nu willen ze met een fiat van Brussel een associatie van Servische gemeenten creëren die is afgescheiden van de associatie van alle gemeenten. Je schept een parallelle structuur die de kloof tussen de gemeenschappen verdiept en een nieuwe brand kan aanwakkeren.’

De Kosovaarse begrijpt niet goed waarom Brussel dit heeft gelegitimeerd. Over de Europese Unie heeft ze sowieso gemengde gevoelens. ‘Geografisch zijn we onderdeel van Europa, maar in de praktijk niet. Als ik hier op het Idea Camp ben, merk ik dat we allemaal over dezelfde thema’s spreken. Maar hoe gelijk we ook zijn, toch horen wij Kosovaren er niet echt bij. Ik ben lid van het Volgende maand is er een sessie in Barcelona. Spanje erkent Kosovo niet en geeft geen visa af voor Kosovaren. Ik kan alleen komen als ik een Albanees paspoort haal. Maar dat wil ik niet. Dan maak ik mij los van wie ik ben. Ik kom uit Kosovo.’

Hoxha’s schets van de problemen waar haar land voor staat, stemt bepaald niet vrolijk. Haar project ‘Zipping Mitrovica’ wekt de indruk nogal ver van die harde werkelijkheid te staan.

‘Het lijkt heel idealistisch,’ erkent ze. ‘Maar de rivier is sterk vervuild. Daar zal sowieso iets aan gedaan moeten worden. Het is een kans om het gebied langs de rivier om te toveren tot een zachte ruggengraat, een park dat de twee gemeenschappen op zijn minst bij elkaar in beeld brengt. Ik wil samenwerken met ngo’s die aan beide kanten actief zijn. Jonge mensen die zich niet zoveel van het conflict herinneren. Er is een rockschool gebouwd met EU-geld, met twee afdelingen aan elke kant van de rivier. Soms doen ze samen festivals. Ik wil dergelijke hubs samen aan tafel brengen voor iets groters, voor een dialoog over wat ze gemeenschappelijk hebben: de rivier.’

Eilandjes om samen te komen

De woonkamers van Laura Pana, de tuinen van Loïc Fel, de rits van Eliza Hoxha, het klinkt allemaal reuze sympathiek. Net als eigenlijk alle andere ideeën die in de culturele oase aan de rand van Stockholm rondzoemen. Maar zijn al die lieve initiatieven wel sterk genoeg om de dominantie van markt en staat te breken? vraag ik Dougald Hine met een scheutje cynisme.

‘Rome #2’ uit de serie ‘Rear Window’. Foto: Jordi Huisman

‘Aan het einde van de laatste ijstijd veranderde het Europese landschap opeens heel snel,’ luidt Hines antwoord. ‘Na duizenden jaren van barre toendra’s kwamen opeens de bomen terug. Eerst was de theorie dat ze razendsnel vanuit het zuiden oprukten. Maar nu is het idee dat er in beschutte valleien kleine eilandjes waren met een microklimaat waar soorten als de eik konden leven. Net zo zijn er nu kleine eilandjes waar mensen manieren hebben herontdekt om samen te komen.’

Hine is niet de enige die waarneemt dat er alom dergelijke initiatieven de kop opsteken. Gretig wordt op het Idea Camp verwezen naar het werk van de Utrechtse hoogleraar die een ontwaart en stelt dat ‘overal in Europa burgercollectieven als paddenstoelen uit de grond schieten.’ Hine: ‘Ik zal niet zeggen dat ze samen een revolutionaire golf vormen die zich over het landschap zal uitrollen. Maar ik denk wel dat onze levenswijze die we nu als vanzelfsprekend en onvermijdelijk beschouwen, eigenlijk heel kwetsbaar en vergankelijk is.’

Hine is mede-oprichter van het een netwerk van denkers en activisten rond het gelijknamige literaire tijdschrift waarin gefilosofeerd wordt over een wereld die moet komen ná de instorting van het huidige industrieel-kapitalistische systeem die zij voorzien.

‘Er is een wanhopig optimisme in de milieubeweging,’ zegt hij. ‘Het begint te voelen als een kerk waarin de priesters van hun geloof zijn gevallen, maar bang zijn dat hun volgelingen het slechte nieuws niet aankunnen.’ Het geloof dat de goeroes niet openlijk durven te verlaten, is de overtuiging dat de technologie, ditmaal duurzaam, een setje oplossingen zal bieden dat ons in staat stelt vrolijk verder te leven zoals we nu doen. Alsof alles goed komt als we de bij nader inzien toch niet schone dieselwagen door de elektrische auto vervangen.

We leven nu in een sociale ijstijd, die het gevolg is van de monetarisering van het sociale landschap

‘De ellende waar we nu in zitten heeft een diepere oorzaak dan het simpele feit dat we als neveneffect van onze industriële levenswijze meer CO2 de atmosfeer in pompen dan die aankan,’ diagnosticeert Hine. ‘Het is een cultureel probleem op een diep niveau. Het gaat over ons, over ons onvermogen samen te leven. We leven nu in een sociale ijstijd, die het gevolg is van de monetarisering van het sociale landschap. We zijn gaan vertrouwen op geld als de maatstaf voor zo’n beetje alle aspecten van ons leven.’

Maar in die sociale ijstijd neemt Hine dus kleine, verscholen eilandjes waar van mensen die de gemeenschap proberen te herontdekken. ‘De logica van de markt is dat mensen dingen doen omdat ze ervoor betaald worden, die van de staat omdat ze het moeten,’ analyseert de Britse activist. ‘Maar er is in de huidige samenleving een onderstroom van initiatieven die niet passen in deze logica van markt en staat. Juist die dingen zorgen voor een levendig gevoel van betekenis dat we in ons werk doorgaans niet ervaren.’

‘Brussels #4’ uit de serie ‘Rear Window’. Foto: Jordi Huisman

De in Subtopia verzamelde Idea Makers voelen zich deel van die onderstroom. Een van de fascinerendste figuren die ik er tegenkwam, was de Italiaan Federico Brivio. Hij trok naar de Franse stad Marseille vanwege de sfeer in de boeken van die een trilogie over zijn stad schreef. Een jaar later haatte Brivio de schrijver. Hij vond Marseille een nare machostad. Bovendien ontdekte hij hoe moeilijk het zelfs voor hem als EU-burger was om zich een weg te banen door het bureaucratische oerwoud en de juiste papiertjes te bemachtigen om er te kunnen wonen en werken. Vanuit die ervaring kwam hij op het idee een platform op te zetten voor de uitwisseling van kennis, advies en tips voor migranten die in de havenstad arriveren.

Een prachtige geschiedenis vind ik: iemand die door de literatuur is verleid om een nieuw leven in een nieuwe stad te starten, erachter komt dat verbeelding en realiteit niet samenvallen en dan een poging doet de rauwe werkelijkheid iets dichter bij zijn droom te brengen.

Zeker, tijdens het kamp kreeg ik af en toe de kriebels van de collectieve blijmoedigheid. Ik voelde mij verwant met de ideeënmaker die ik hoorde mompelen ‘Oh my God, I have to take a pee,’ toen dag drie opende met een collectieve neuriesessie. Maar wat overheerste was de bewondering voor deze jonge dromenjagers, voor deze generatie van twintigers en dertigers die de gemeenschap proberen te herontdekken en die Laura Pana deden verzuchten: ‘Er is hoop.’

De European Cultural Foundation (ECF) nodigde theatermaker Lucas De Man en mij uit om naar het Idea Camp te komen, omdat het thematisch aansloot bij ons project ‘In Search of Europe’, vooral bij de eerste etappe over de commons: ‘Samen tuinieren, koken, eten en lachen, dát is de ultieme utopie’. De ECF betaalde reis en verblijf. Er zijn geen afspraken gemaakt over of en hoe er verslag zou worden gedaan van het kamp.