Hoe Nederlandse militairen binnen een maand meer dan duizend Indonesiërs vermoordden

Illustratie: Jasmijn de Nood (voor De Correspondent)

Aanstaande donderdag vindt er een zitting plaats in de rechtszaken die nabestaanden van vermoorde Indonesiërs hebben aangespannen tegen de Nederlandse staat. In 1947 doodden Nederlandse militairen onder leiding van Jan Vermeulen, Jan Stufkens en Berthold Rijborz in een maand tijd meer dan duizend Indonesische mannen. Ik dook de archieven in om te zien wat zij aanrichtten.

Afgelopen juni publiceerde ik over de dodenlijsten die ik vond in het Nationaal Archief in Den Haag. Op deze lijsten staan 180 namen van Indonesische mannen die in 1947 werden vermoord op Zuid-Sulawesi onder leiding van de drie Nederlandse militairen Jan Vermeulen, Jan Stufkens en Berthold Rijborz. Deze drie militairen maakten, met hun troepen, in een maand tijd meer dan duizend doden.

Aanstaande donderdag vindt een zitting plaats in de rechtszaken die meerdere weduwen en kinderen van deze vermoorde Indonesiërs tegen de Nederlandse staat hebben aangespannen. Zij eisen schadevergoedingen tot 20.000 euro.

Behalve deze namenlijsten vond ik ook een zestigtal getuigenverklaringen uit 1947 en 1949 van zowel Indonesiërs als Nederlandse militairen over de moordpartijen van de drie officieren. Op basis van deze getuigenverklaringen, twee onderzoeksrapporten en een aantal andere documenten die ik vond, heb ik een aantal acties van Vermeulen, Stufkens en Rijborz Om een achtergrond te geven bij de rechtszaken die aanstaande donderdag ongetwijfeld in het nieuws zullen komen, wil ik vandaag mijn bevindingen met jullie delen. Bevindingen die ik ook aan vier nabestaanden voorleg.

Hoe het begint

De voorbereiding van de massamoord van 1 februari 1947 begint om drie uur ’s ochtends. Door de rijstvelden rondom Madjene op het eiland Sulawesi marcheren meerdere pelotons van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL), Alle pelotons hebben een aantal toegewezen gekregen. De opdracht is om de bewoners uit hun huizen te verjagen en op te drijven naar een grote verzamelplaats.

Illustratie: Jasmijn de Nood

Onderluitenant Jan Vermeulen van het Depot Speciale Troepen neemt het voortouw. Hij werkt samen met majoor Jan Stufkens van het KNIL. Het doel van hun actie is Indonesiërs met nationalistische sympathieën te vermoorden. Tijdens hun opmars steken de Nederlandse militairen een stuk of vijf kampongs in brand. Verschillende Indonesiërs worden gedood ‘omdat zij verzet

Het gebied beslaat zo’n en is dichtbevolkt. Het duurt dan ook uren voordat de Nederlandse militairen alle bewoners verzameld hebben. Tegen een uur of tien ’s ochtends zijn er 3.000 à 4.000 Indonesische mannen bijeen gedreven. Hun vrouwen en kinderen staan een eind verderop. Nederlandse militairen houden de Indonesiërs onder schot, zodat die niet vluchten.

Waar het uit de hand loopt...

De moordpartij begint nog voordat alle bewoners verzameld zijn. Tegen negen uur worden gevangenen geëxecuteerd. Zij zijn eerder opgepakt met legitimatiebewijzen van de republikeinse marine - een nationalistische organisatie waartegen de Nederlanders ageren - en zitten al enige dagen tot weken vast. Ze worden recht door het hoofd geschoten.

De Indonesiërs zitten min of meer dorpsgewijs op de vlakte. Zodra Vermeulen klaar is met de executie van de gevangenen, beginnen hij, Stufkens en diens ondercommandant Berthold Rijborz de verzamelde mannen te ondervragen. Ze willen weten wie van de aanwezigen steun verleent aan nationalistische organisaties. Aan de tevens aanwezige kapitein Riepma, die het gebied goed kent, vraagt Vermeulen wie de beruchtste man is. Riepma wijst de van Baroe aan.

De pabitjara moest toen zijn bovenkleren uittrekken en knielen en werd toen doodgeschoten door Vermeulen

‘De onderluitenant is toen naar hem toegegaan, terwijl ik op een afstand van 50 meter bleef staan,’ verklaart Riepma later. ‘Ik zag dat de onderluitenant sprak met de pabitjara. Ik wist dat de pabitjara de zou moeten aanwijzen, maar hij deed het niet. De pabitjara moest toen zijn bovenkleren uittrekken en knielen en werd toen doodgeschoten door Vermeulen.’

Dit tafereel herhaalt zich enkele malen. De meesten vertikken het om zogenaamde onruststokers aan te wijzen en worden na enkele waarschuwingen doodgeschoten. ‘Er is hun gezegd dat ze zouden blijven leven als ze mensen aanwezen die schuldig waren,’ stelt Riepma. De aangewezenen worden of direct gedood of moeten óók mensen aanwijzen.

Dit systematisch doodschieten van Indonesiërs die gezien worden als ‘rampokkers’ duurt één tot twee uur. Er liggen dan 200 lijken op het veld. Honderden mannen, vrouwen en kinderen kijken toe.

...en totale chaos uitbreekt

Maar dan komt het bericht binnen dat een paar kampongs verder drie Nederlandse soldaten zijn gedood. Vermeulen gaat er direct op af. Wanneer hij anderhalf à twee uur later terugkomt, is hij woest. De drie gedode Nederlandse militairen blijken meerdere malen doorstoken te zijn en hun geslachtsdelen afgesneden.

De moord is gepleegd bij kampong Segeri en Vermeulen vraagt luid waar de mannen van Segeri zich bevinden. Hij krijgt geen antwoord en haalt willekeurig twaalf tot twintig mannen uit de groep. In het Maleis roept hij: ‘Allemaal doodschieten!,’ terwijl hij met zijn pistool zwaait en een aantal mannen executeert. Volgens Rijborz doelde Vermeulen op de apart gezette groep, maar de manier waarop Vermeulen tekeergaat, is zo angstaanjagend dat een aantal onder schot gehouden mannen begint te vluchten.

En dan is het hek van de dam. Zowel Vermeulen als Rijborz begint te schieten op de wegvluchtende mannen, wat tot nog meer paniek leidt. De duizenden verzamelde mannen beginnen te rennen en zoeken dekking. Ook de soldaten die om het terrein heen staan, beginnen op de menigte te schieten. De chaos duurt een paar minuten en leidt tot een stuk of honderd doden. De vrouwen en kinderen die een stukje verderop staan, zien het allemaal gebeuren.

Na de moordpartij vertrekken de Nederlandse troepen. In totaal laten ze 364 lijken achter.

Wat willen de Nederlanders?

Even wat context. Eind 1946, begin 1947 is het chaos in Zuid-Sulawesi. In de laatste oorlogsjaren heeft de Indonesische onafhankelijkheidsdrift een behoorlijke impuls gekregen. Onder de Japanse overheersing verdwijnen de Nederlanders in kampen en wanneer de Japanners op 15 augustus 1945 capituleren, lijkt voor de Indonesiërs een onafhankelijke staat een logisch vervolg. Twee dagen later roept Soekarno dan ook de Republik Indonesia uit.

Illustratie: Jasmijn de Nood

De Nederlanders blijken echter niet van plan Indonesië op te geven. Militairen die krijgsgevangen waren genomen door de Japanners worden zo snel mogelijk weer ingezet om ‘de orde te herstellen,’ aangevuld met en dienstplichtigen uit Nederland. Het gaat in totaal om tienduizenden militairen. Natuurlijk tegen het zere been van de Indonesiërs, die terugvechten. Sulawesi, en met name de provincie Zuid-Sulawesi, is een van de eilanden waar de chaos en het verzet het grootst zijn.

Daarom wordt eind 1946 Vermeulens Depot Speciale Troepen naar Zuid-Sulawesi gestuurd. En wanneer in het zuiden van de provincie Zuid-Sulawesi, zoals hiervoor beschreven, ‘de orde hersteld is,’ wordt de speciale eenheid opgesplitst. Begin januari 1947 krijgt Vermeulen de opdracht om met zestig mannen naar het noordwesten van de provincie te gaan. Daar, in een streek genaamd Pare-Pare, moet hij samenwerken met het daar gestationeerde bataljon van Stufkens.

Tweeënhalve week omsingelt Vermeulen met zijn soldaten kampongs en drijft de bevolking bij elkaar. Hij gaat systematisch te werk, net als tijdens de hiervoor beschreven gevechtshandelingen in Zuid-Sulawesi. Eerst scheidt hij de mannen van de vrouwen en kinderen, om vervolgens de mannen te ondervragen aan de hand van inlichtingen die hij krijgt van onder anderen Stufkens. Mannen van wie hij meent dat ze iets op hun geweten hebben, worden geëxecuteerd. Elke dag vallen er tientallen doden. Soms overschrijdt het dodental de honderd per dag.

Binnen een maand tijd worden zo zeker 1.200 Indonesiërs gedood.

De psychische problemen van de militairen

Je vraagt je af: wat is er met de Nederlanders aan de hand? Wat verklaart deze misdaden?

Wie in het verleden van de mannen graaft, komt erachter dat de officieren en een groot deel van hun troepen een aantal traumatische jaren achter de rug hebben. Praktisch iedereen in het bataljon van Stufkens en Rijborz is ex-krijgsgevangene.

In de nota wordt geconstateerd dat de kapitein Rijborz vergeetachtig is, aan dwangvoorstellingen lijdt en neiging tot zelfmoord heeft

Dit bracht nogal wat problemen met zich mee, zo valt te lezen in van de hand van Stufkens. De mannen hebben ‘een slechte geest en discipline’ en zijn ‘lichamelijk onvoldoende bestand tegen vermoeienissen.’ De meeste mannen hebben hun gezinnen nog niet gezien en weten niet of zij nog in leven zijn. Daarbij hebben ze een ‘(te) hoog moreel, zich vaak op ongewenste manier uitende in onbeheerst optreden.’

En de officieren zelf?

Stufkens brengt zijn krijgsgevangenschap door in verschillende kampen op Java. Rijborz leeft tweeënhalf jaar lang in verschillende kampen langs de Birma-Siamspoorweg, beter bekend als Over hem is in een onderzoeksrapport van de juristen te lezen: ‘In een beoordeling van 7 oktober 1948 wordt gewezen op een groeiende geestelijke depressie, waardoor zijn werkkracht zeer wordt gehandicapt. In een nota [...] wordt geconstateerd dat de kapitein Rijborz vergeetachtig is, aan dwangvoorstellingen lijdt en neiging tot zelfmoord heeft.’

Voor Vermeulen zien de oorlogsjaren er heel anders uit. Hij is in Nederland wanneer de Tweede Wereldoorlog uitbreekt en maakt onder de naam oom Henk deel uit van het verzet. In de eerste oorlogsjaren is hij onder andere het hoofd van de Inlichtingendienst, verspreidt hij het ondergrondse blad Vrij Nederland en brengt hij joden onder. Het levert hem in 1949 de op. Maar op 20 juni 1943 wordt Vermeulen in de val gelokt, opgepakt door de Duitsers en maandenlang vastgezet. Wanneer hij op 9 mei 1945 terugkeert, is hij direct bereid om naar Indonesië te gaan.

Met de dodenlijsten naar Sulawesi

Ondanks talloze getuigenverklaringen, twee onderzoeksrapporten en een gerechtelijk vooronderzoek werden Vermeulen, Stufkens, Rijborz en de verantwoordelijke legerleiding niet vervolgd voor de moorden op de Indonesiërs. Sinds een aantal jaren proberen nabestaanden van de vermoorde Indonesische mannen wel schadevergoedingen te krijgen, zoals in de rechtszaken die donderdag spelen. Jeffry Pondaag, de oprichter van de stichting Comité Nederlandse Ereschulden helpt hen daarbij. In augustus reisde hij af naar Zuid-Sulawesi met de dodenlijsten die ik eerder dit jaar vond. Daar zoekt hij samen met collega Yvonne Rieger-Rompas naar nabestaanden en ooggetuigen. Vier van hen willen graag hun verhaal delen. Via Skype spreek ik met hen.

Illustratie: Jasmijn de Nood

‘Toen de militairen mijn vader wilden doodschieten, werd mijn moeder gewaarschuwd omdat ze bang waren dat ook de kinderen vermoord zouden worden,’ vertelt Ketju. Zijn vader werd gedood tijdens de massamoord in Galung Lombok. ‘Ons huis is toen in brand gestoken en we zijn weggerend naar een dorp in de buurt,’ herinnert zijn zus Sogo zich. ‘Daarna zijn we naar onze grootmoeder gegaan in een dorp ver van Galung Lombok. Onze moeder is nooit hertrouwd en we hebben geen vaderfiguur gekend. Daar zijn we nog altijd verdrietig om.’

Ketju en Sogo waren destijds nog geen tien jaar oud en zijn zelf geen getuigen geweest van de moord op hun vader, maar een oudere dame uit het dorp heeft het wel zien gebeuren. Ze heet Asia en komt schuchter voor de camera zitten. Ze is zenuwachtig, zegt ze. ‘De vrouwen moesten gaan liggen toen de mannen werden geëxecuteerd,’ vertelt ze met haar hand voor haar mond, haar blik op de vloer gericht. ‘Anders zouden ze misschien ook geraakt worden. Een aantal mannen die werden geëxecuteerd, waren met hun handen vastgebonden.’

Ook M. Jussuf wil zijn verhaal kwijt. Zelf heeft hij de executies niet gezien, maar zijn broer stond wel tussen de verzamelde mannen. ‘Hij heeft zich onder een lijk verstopt en is zodoende niet doodgeschoten. Nadat de militairen zijn weggegaan, is hij opgestaan. Maar zijn wel vermoord. Zij waren aangetrouwde familie van mij. Ik weet niet precies waarom ze gedood werden. Dat gebeurde gewoon als de Nederlanders dachten dat je fout was, als ze dachten dat je een vrijheidsstrijder was.’

Op dezelfde dodenlijst van Galung Lombok staan ook de mannen Taking, Sukkari en Boka. Rieger-Rompas had in 2010 de weduwen van deze mannen al gevonden. ‘Maar zij leven niet meer,’ zegt ze. ‘Nu zijn we bezig met de dochters van Taking en Sukari, maar die zijn beiden ernstig ziek.’

Omdat de massamoorden bijna zeventig jaar geleden hebben plaatsgevonden, zijn de nu nog levende nabestaanden allemaal op hoge leeftijd. Of zij nog mogen meemaken dat de staat hun schadevergoeding toekent, is dus maar zeer de vraag.

Meer verhalen over Indonesië en Nederland: