Deze biograaf leeft met twee mannen en wijdt zijn leven aan twee vrouwen
In deel drie van deze serie gesprekken over de liefde spreek ik met biograaf Benjamin Moser over schrijven en liefhebben. En over de twee legendarische vrouwen met wie hij – naast zijn twee mannelijke levenspartners – al jaren leeft: Susan Sontag en Clarice Lispector.
‘Het is een beetje als verliefd worden,’ zei de gelauwerde Amerikaanse biograaf Leon Edel over het schrijven van biografieën. Vaak begint het met affectie voor de persoon in kwestie. Maar, waarschuwde hij, hoe opwindend die verliefdheid ook is, de affaire zal moeten worden beëindigd om tot een goede biografie te komen.
Tussen Benjamin Moser (1976) en Clarice Lispector (1920-1977) is het nooit geëindigd. Zes jaar na het verschijnen van Why This World, Mosers biografie van de grote Braziliaanse schrijfster, is hij nog steeds dagelijks met haar bezig. Zo is hij betrokken bij de nieuwe Engelse vertaling van haar korte verhalen, die overal – ook al in Nederland – werd bejubeld.
Why This World is een doorwrochte biografie waarin de hele twintigste-eeuwse geschiedenis voorbijtrekt. Geen overdreven bewonderend boek. Toch praat Moser adorerend over ‘Claricí,’ zoals fans haar voornaam liefhebbend uitspreken (het klinkt zuchtend, als Khaleesi, de moeder-vorstin uit Game of Thrones). ‘Geweldig,’ ‘giga,’ ‘geniaal,’ noemt hij haar. Hij was verliefd op de mysterieuze schoonheid vanaf het eerste moment dat hij haar wonderlijke Portugese proza las. ‘Verkocht. Als een gek. Ze weet het zelf niet, maar het was liefde op het eerste gezicht.’
Zijn nieuwe onderwerp is Susan Sontag (1933-2004). Moser is halverwege met het schrijven van de biografie van de onverschrokken Amerikaanse essayist en romancier die een boegbeeld is geworden voor veel vrouwelijke intellectuelen.
Voor Sontag koestert hij gemengdere gevoelens dan voor Lispector. ‘Susan was afschuwelijk op heel veel manieren. Maar begrijp me niet verkeerd, ik hou ook van haar. Ik vind haar geweldig.’
Twee mannen, twee vrouwen
Met beide vrouwen heeft Moser het een en ander gemeen. Net als Lispector en Sontag stamt hij af van joodse immigranten. Hij is geboren en getogen in Houston, Texas. Zijn vader werkte er in een wolkenkrabber. Moser zat ‘altijd in de boeken.’
Het waren ook boeken die hem in Nederland deden belanden. Hij werkte voor een uitgever in New York toen de Nederlandse schrijver Arthur Japin daar verscheen voor de vertaling van zijn roman De zwarte met het witte hart. Moser was drieëntwintig, Japin was twintig jaar ouder en had een relatie met de uitgever Lex Jansen. Toch is hij vanaf dat moment niet meer bij Japin weggegaan. ‘We hielden meteen van elkaar,’ zegt Moser.
En ook Jansen bleef. Inmiddels wonen ze met z’n drieën in een monumentaal pand in de Utrechtse binnenstad. Moser vraagt me niet binnen omdat de afwas zich tot gênante hoogten heeft opgestapeld – hij heeft het druk. In een café op de hoek spreken we over zijn relatie met de twee mannen, maar vooral over zijn affectie voor de twee vrouwen, Sontag en Lispector, die hun liefde allebei het meest intens beleefden via de kunst.
Passie is geen echte liefde
Clarice Lispector had een bescheiden liefdesleven. Ze trouwde met een diplomaat, kreeg kinderen, scheidde, werd verliefd op een dichter die niet bij zijn vrouw weg wilde. ‘Dat is zo’n beetje haar hele romantische leven.’ Moser haalt zijn schouders op.
Susan Sontag leefde losbandiger. Maar na honderden gesprekken met vrienden en familie van de iconische intellectueel kan haar biograaf met stelligheid zeggen: ‘Ze heeft de liefde nooit begrepen. Dat had er onder meer mee te maken dat ze lesbisch was en dat nooit helemaal accepteerde. Er bestond een totale disconnectie tussen haar lichaam en haar geest. Ze kon zichzelf niet zien, hoe hard ze dat ook probeerde in haar introspectieve dagboeken.’
‘Ze verwarde bovendien steevast liefde en passie. Die geile nacht in dat hotel, waarbij kussens en lakens in het rond vlogen, dat was echte liefde, dacht zij. Daarom hebben haar liefdes nooit lang geduurd – dat gevoel van boem, verliefd, passie, neuken, geweldig, dat is uiteindelijk toch iets anders dan liefde, denk ik. Maar het is verslavend, dat zeker.’
Ze heeft er nooit eerlijk over gesproken, maar ze was verslaafd aan speed – dat verklaart een hoop van de gekke verhalen die ik over haar hoor
En Sontag was verslavingsgevoelig. ‘Ze heeft er nooit eerlijk over gesproken, maar ze was verslaafd aan speed – dat verklaart een hoop van de gekke verhalen die ik over haar hoor. Ze wilde nooit slapen: ze kon er niet tegen om iets te missen. Dat ze passie zo hoog in het vaandel had, kwam denk ik uit eenzelfde soort impuls: een enorme levenshonger. En steeds weer dat ontkennen van haar lichaam.’
Wie haar dagboeken leest, weet dat Sontag er wel degelijk ideeën over de liefde op nahield. Moser: ‘Als je iets niet begrijpt, moet je er theorieën omheen bedenken. Mensen die gewoon ongecompliceerd van iemand kunnen houden en een familie kunnen stichten, hebben die theorieën niet nodig. Die doen gewoon.’
Haar theorieën hielpen haar dan ook weinig. ‘Susan was altijd hopeloos verliefd op een of andere vrouw die niets van haar wilde weten. Zo onverbiddelijk als ze voor de buitenwereld was (ze was indrukwekkend groot, knap, had weelderig haar), zo smachtend kon ze bij de telefoon zitten, dagenlang.’
En anders deed ze haar best wel om haar liefdes weg te jagen. Zo bedelde ze eigenlijk altijd om liefde, zoals bij haar beeldschone alcoholistische moeder, die, toen Susan klein was, regelmatig met een fles drank haar kamer in verdween en de deur sloot. Haar dochter leerde zich aan om bepaalde dingen niet onder ogen te zien.’
‘Niet doodgaan is ook een talent’
Moser weet, net als zijn geliefde Japin, hoe het is om op te groeien met een alcoholverslaafde ouder. ‘Kinderen met alcoholverslaafde ouders hebben vaak een ontzettende drang om erbij te horen, terwijl ze tegelijk denken: laat maar zitten, ik hoor er toch nooit bij. Dat heb ik ook.’
Hij heeft het getroffen met de huidige situatie. ‘Ik weet niet wat er van me was geworden als ik Arthur niet had ontmoet. Gewoonlijk kom ik liever mijn huis niet uit, ik ben niet zo graag onder de mensen. Nu heb ik toch mijn eigen mensen waar ik bij hoor, thuis.’
Of Moser het ooit zo voor zich had gezien, met twee mannen leven? ‘Nee, het is gewoon zo gelopen. Niets ideologisch. Het gebeurde.’ Voor mensen die het anders doen, conventioneler, heeft hij geen enkel dedain. Hij vindt het heerlijk om in de buurt te zijn van ‘gewone’ gezinnen.
Een traditioneel plaatje van hoe de liefde er zou moeten uitzien, had hij nooit. ‘Ik wist van jongs af aan dat ik niet als mijn ouders zou worden. Dat was gewoon geen optie.’
Op de vraag of hij een romantisch leven leidt, antwoordt hij nuchter: ‘Nou, ik ben heel goed in Instagram.’ En inderdaad, zijn Instagramaccount is één groot mozaïek van klassieke architectuur, idyllische dorpjes, mooie oude boeken, zonnige landschappen – plaatjes waarop het licht altijd goed valt – alsof Moser door niets dan schoonheid omringd wordt.
‘Maar, romantisch,’ relativeert hij, ‘ik kan goed de juiste filters uitzoeken, maar wat ik eigenlijk vooral doe, is werken. Keihard, dag in dag uit. Is dat romantisch? Ik denk het niet, ik zie het meer als toewijding, doorzetten. Dat is voor schrijvers juist het moeilijkste.’
Romantische tragiek
Zijn maandelijkse column voor de The New York Times gaat deze keer ook over romantiek, vertelt hij. Kunstenaars die te vroeg gestorven zijn. Ook romantisch, in zekere zin. Maar in lijn met zijn werkethiek merkt Moser droogjes op: ‘Niet doodgaan is ook een verworvenheid. Harry Mulisch zei het al: vroeg sterven is een gebrek aan talent. Doorbijten, niet verslaafd raken, dat maakt ook deel uit van je gave.’
Het cliché dat uit grote tragiek de grootste kunst zou voortkomen, vindt hij onzin. ‘Ieder mens heeft genoeg drama in zijn leven om uit te putten.’
Ieder mens heeft genoeg drama in zijn leven om uit te putten
Hij heeft dan ook moeite om het liefdesleven van Sontag als tragisch te bezien. ‘Sontag had totaal geen zielig leven. Ze had haar beperkingen, ja, maar het gaat erom wat je daarmee doet. Sontag heeft die enorme passie van haar op kunst weten te richten. Ze kon echt letterlijk gèk verliefd worden op een boek, een ballet, een opera, een gebouw. En natuurlijk kwam het goed uit dat kunst niet jaloers of teleurgesteld is als je de volgende avond naar een andere film of een ander toneelstuk gaat.’
Moser noemt het een schitterend gebrek, Sontags onvermogen om de liefde te laten slagen. ‘Wat we zo aan haar waarderen is juist die weergaloze liefde voor de kunst, die daarmee samenhing. Ik vind haar een heldin omdat ze met dat enthousiasme van haar zo veel mensen het idee gegeven heeft dat kunst belangrijk is, in een wereld waarin dat steeds minder vanzelfsprekend was, waarin alles vulgariseerde. Zij heeft een totaal andere maatstaf gecreëerd om dingen na te streven. Daarom is ze een essentieel figuur.’
Of Clarice Lispector tragisch was, is een moeilijkere vraag. ‘Ze is totaal onbekend gestorven,’ zegt Moser. ‘Met de reputatie van een halve gekkin, zoals dat in de geschiedenis natuurlijk vaak is gegaan met artistieke vrouwen: ze werden voor heksen of gekken uitgemaakt. Clarice’ apotheose als de belangrijkste figuur van de moderne Braziliaanse cultuur kwam pas later.’
Schrijven is liefde
Lispectors tragiek zat hem misschien het meest in het feit dat ze zelf tegen het einde ook wel wist dat ze een ongeëvenaarde erfenis zou achterlaten, denkt Moser. In een recent stuk over haar in The New Yorker schrijft hij dat die erfenis inmiddels vooral draait om de ‘magnetische liefde’ die de schrijfster nog steeds opwekt in mensen die gevoelig zijn voor haar werk.
‘Het is geen literatuur, het is hekserij,’ citeert hij een lezer. Van Lispectors proza gaat blijkbaar een duistere magie uit die contrasteert met het gematigde middenklasseleven dat ze leidde. Ze mag een saai liefdesleven hebben gehad, zegt Moser, ‘maar haar erotische energie is volledig in haar werk terechtgekomen, op een machtige, overweldigende manier.’
Het werk is spiritueel, onbegrijpelijk soms, op veel plekken geïnspireerd door de joodse mystieke traditie die Lispector was bijgebleven uit haar thuisland, Oekraïne. In haar spel met woorden, haar getover met gangbare grammatica, manifesteert zich volgens Moser iemand die eigenlijk ten diepste anders was. In strijd met de conventies. ‘In het drukke Rio de Janeiro liep ze soms letterlijk aan de verkeerde kant van de stoep, met opzet tegen de mensenstroom in.’
De jonge Lispector noteerde ergens dat schrijven misschien wel belangrijker voor haar is dan liefde. Moser denkt dat ze zich vergiste: ‘Als je haar leest, zie je dat schrijven voor haar liefde is. Het zijn niet twee aparte dingen.’
Het genie en het niet-genie
Opvallend is het wel dat het juist de cerebrale Sontag was die in haar veelgeciteerde essay ‘Against Interpretation’ pleitte voor een ‘erotics of art.’ Meer voelen, minder begrijpen, om het plat samen te vatten.
‘Sontag snakte daar wanhopig naar,’ zegt Moser, ‘maar het bleef toch altijd vooral in haar hoofd.’ Lispector, met haar zinderende werk, voldeed zonder het zo expliciet te willen misschien meer aan dat ideaal.
In Mosers verklaring van het verschil tussen de twee toont hij zich uiteindelijk toch nog nogal een romanticus. ‘Clarice was een genie,’ zegt hij simpelweg. ‘Sontag daarentegen, werd elke ochtend wakker in de realisatie: verdomme, ik ben geen Beethoven. Maar uiteindelijk gaat het erom wat je doet met dat gegeven. Ze was ’s werelds beste student. Kon ongelooflijk goed leren en heeft tot het einde kei- en keihard gewerkt.’